Terug naar bibliotheek
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

ECLI:NL:GHARL:2025:4683 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 30 juli 2025

Arrest

ECLI:NL:GHARL:2025:468330 juli 2025

Rechtsgebieden

Arrest inhoud

Afdeling strafrecht

Parketnummer: 21-004984-23

Uitspraak d.d.: 30 juli 2025

TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 13 oktober 2023 met parketnummer 16-316992-22 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1968, wonende te [woonadres] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 16 juli 2025 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.

Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot veroordeling van verdachte voor het onder 1 primair, 2 primair en 3 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht en tot het geven van een bevel gevangenneming. Daarnaast heeft de advocaat-generaal zich op het standpunt gesteld dat de vorderingen van de benadeelde partijen ieder volledig kunnen worden toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente en met oplegging van de schadevergoeding. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.

Het hof heeft verder kennisgenomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. D.P. Poppe, en door en namens de benadeelde partijen en door de advocaat van de benadeelde partijen, mr. M. Rotgans, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte van het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde integraal vrijgesproken en de benadeelde partijen niet-ontvankelijk verklaard in hun vorderingen.

Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en zal opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

  1. primairhij in de periode gelegen tussen 20 december 2016 tot en met 19 december 2020 te [pleegplaats] , meermalen althans eenmaal (telkens) met een kind, te weten [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum] 2008, die toen de leeftijd van twaalf jaren nog niet had bereikt, handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij 1] , hebbende verdachte meermalen, althans éénmaal (telkens)
  • de vagina, althans de schaamstreek van die [benadeelde partij 1] betast en/of aangeraakt en/of

  • het doen/laten aanraken en/of betasten van zijn geslachtsdeel door die [benadeelde partij 1] en/of

  • ( vervolgens) zich laten/doen aftrekken door die [benadeelde partij 1] en/of

  • zijn vinger(s) en/of geslachtsdeel in de vagina, althans tussen de schaamlippen van die [benadeelde partij 1] gebracht en/of gestopt en/of

  • zijn geslachtsdeel in de mond van die [benadeelde partij 1] gebracht/gehouden/gestopt,

terwijl hij het feit heeft begaan tegen een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn eigen gezin en/of tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;

  1. subsidiairhij in de periode gelegen tussen 20 december 2016 tot en met 19 december 2020 te [pleegplaats] , meermalen althans eenmaal (telkens) met een kind, te weten [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum] 2008, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal (telkens) ontuchtig
  • de vagina, althans de schaamstreek van die [benadeelde partij 1] betast en/of aangeraakt en/of

  • het doen/laten aanraken en/of betasten van zijn geslachtsdeel door die [benadeelde partij 1] en/of

  • ( vervolgens) zich laten/doen aftrekken door die [benadeelde partij 1] en/of

  • zijn vinger(s) en/of geslachtsdeel in de vagina, althans tussen de schaamlippen van die [benadeelde partij 1] gebracht en/of gestopt en/of

  • zijn geslachtsdeel in de mond van die [benadeelde partij 1] gebracht/gehouden/gestopt,

terwijl hij het feit heeft begaan tegen een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn eigen gezin en/of tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;

  1. primairhij in de periode gelegen tussen 20 december 2020 tot en met 1 mei 2021 te [pleegplaats] , meermalen althans eenmaal (telkens) met een kind, te weten [benadeelde partij 1] , geboren op [geboortedatum] 2008, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren had bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen heeft gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam van die [benadeelde partij 1] , hebbende verdachte meermalen, althans éénmaal (telkens)
  • de vagina, althans de schaamstreek van die [benadeelde partij 1] betast en/of aangeraakt en/of

  • het doen/laten aanraken en/of betasten van zijn geslachtsdeel door die [benadeelde partij 1] en/of

  • ( vervolgens) zich laten/doen aftrekken door die [benadeelde partij 1] en/of

  • zijn vinger(s) en/of geslachtsdeel in de vagina, althans tussen de schaamlippen van die [benadeelde partij 1] gebracht en/of gestopt en/of

  • zijn geslachtsdeel in de mond van die [benadeelde partij 1] gebracht/gehouden/gestopt,

terwijl hij het feit heeft begaan tegen een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn eigen gezin en/of tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;

  1. subsidiairhij in de periode gelegen tussen 20 december 2016 tot en met 1 mei 2021 te [pleegplaats] , meermalen althans eenmaal (telkens) met een kind, te weten [benadeelde partij 1] , geboren op 20 december 2008, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal (telkens) ontuchtig
  • de vagina, althans de schaamstreek van die [benadeelde partij 1] betast en/of aangeraakt en/of

  • het doen/laten aanraken en/of betasten van zijn geslachtsdeel door die [benadeelde partij 1] en/of

  • ( vervolgens) zich laten/doen aftrekken door die [benadeelde partij 1] en/of

  • zijn vinger(s) en/of geslachtsdeel in de vagina, althans tussen de schaamlippen van die [benadeelde partij 1] gebracht en/of gestopt

  • zijn geslachtsdeel in de mond van die [benadeelde partij 1] gebracht/gehouden/gestopt,

terwijl hij het feit heeft begaan tegen een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn eigen gezin en/of tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige;

3.hij in de periode, althans op een of meer tijdstippen gelegen tussen 1 april 2020 tot en met 26 april 2020 te [pleegplaats] , meermalen althans eenmaal (telkens) met een kind, te weten [benadeelde partij 2] , geboren op [geboortedatum] 2013, die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handelingen heeft gepleegd, hebbende verdachte meermalen, althans eenmaal (telkens) ontuchtig

  • zijn geslachtsdeel getoond/laten zien aan die [benadeelde partij 2] en/of

  • het doen/laten aanraken en/of betasten van zijn geslachtsdeel door die [benadeelde partij 2] en/of

  • die [benadeelde partij 2] gevraagd haar (ontblote) vagina te tonen, terwijl hij het feit heeft begaan tegen een kind dat hij verzorgde of opvoedde als behorend tot zijn eigen gezin en/of tegen een aan zijn zorg, opleiding of waakzaamheid toevertrouwde minderjarige.

Vrijspraak

Verdachte wordt verweten dat hij in de periode van 20 december 2016 tot en met 1 mei 2021 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met zijn nichtje [benadeelde partij 1] (feiten 1 en 2) en dat hij in de periode van 1 april 2020 tot en met 26 april 2020 ontuchtige handelingen heeft gepleegd met een toenmalig overbuurmeisje, [benadeelde partij 2] (feit 3).

[benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] hebben afzonderlijk van elkaar een verklaring afgelegd over wat zich tussen hen en verdachte heeft voorgedaan. Verdachte heeft de hem verweten gedragingen stellig ontkend. Daarmee doet zich de situatie voor die kenmerkend is voor zedenzaken, namelijk dat het woord van de vermeende slachtoffers tegenover dat van de verdachte staat en dat er geen ooggetuigen zijn van de gebeurtenissen waarover de vermeende slachtoffers hebben verklaard.

Het wettelijke bewijsminimum Op grond van artikel 342, tweede lid van het Wetboek van Strafvordering (Sv) - dat de tenlastelegging in haar geheel betreft en niet een onderdeel daarvan - kan het bewijs dat de verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. Deze bepaling strekt ter waarborging van de deugdelijkheid van de bewijsbeslissing, in die zin dat zij de rechter verbiedt tot een bewezenverklaring te komen ingeval de door één getuige gereleveerde feiten en omstandigheden op zichzelf staan en onvoldoende steun vinden in ander bewijsmateriaal. De vraag of aan het bewijsminimum van art. 342, tweede lid, Sv is voldaan, laat zich niet in algemene zin beantwoorden, maar vergt een beoordeling van het concrete geval. Daarbij is volgens vaste jurisprudentie overigens niet vereist dat het misbruik zelf steun vindt in ander bewijs, maar wel dat de aangifte op essentiële punten bevestiging vindt in andere bewijsmiddelen, zodat deze niet op zichzelf staat, maar als het ware is ingebed in een concrete context die bevestiging vindt uit andere bron.

Het hof stelt voorop dat de verklaringen van familieleden en/of vriendinnen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] , voor zover zij een hervertelling inhouden van wat zij van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] hebben gehoord, niet als steunbewijs kan dienen, nu die verklaringen in zoverre afkomstig zijn uit dezelfde bron. Bovendien betreft het verklaringen die achteraf in te passen zijn in hetgeen door [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] is verklaard. Een concrete waarneming van emoties of afwijkend gedrag ten tijde van of meteen na het overschrijdend gedrag, door bijvoorbeeld een juf, leraar of buurvrouw, ontbreekt evenwel. Ook de bevindingen van een orthopedagoog en een traumatherapeut met betrekking tot [benadeelde partij 1] ziet het hof niet zonder meer als onafhankelijke bronnen, nu voor een traumabehandeling in beginsel wordt uitgegaan van hetgeen door een cliënt/patiënt achteraf over zijn/haar beleving wordt verteld. Het hof heeft in aanmerking genomen dat uit de desbetreffende stukken niet blijkt van eigen waarneming of bevindingen waarvan aangenomen kan worden dat die in voldoende relevant verband staat met het vermeende misbruik. Voor zover wordt vermeld dat sprake was van symptomen die uitsluitend in verband stonden met de psychotraumatische gebeurtenissen in de omgang van [benadeelde partij 1] met haar oom, geldt dat daarbij wordt opgemerkt dat er geen andere life events werden gerapporteerd. Het hof stelt derhalve vast dat de inhoud van deze stukken overwegend is terug te voeren op de verklaringen van [benadeelde partij 1] . In het geval van [benadeelde partij 1] geldt datzelfde voor een passage uit haar dagboek en een door haar zelf geschreven brief in de schoolapp “watt pad.”

De advocaat-generaal heeft in zijn requisitoir geconcludeerd dat het dossier ten aanzien van zowel [benadeelde partij 1] als [benadeelde partij 2] voldoende steunbewijs bevat en heeft daartoe verschillende feiten en omstandigheden aangedragen die uit het dossier naar voren komen en die context bieden aan hun verklaringen. Zo heeft hij erop gewezen dat uit het dossier kan worden afgeleid dat [benadeelde partij 1] frequent bij haar oom - verdachte - logeerde, dat zij op een zeker moment een gedragsverandering toonde en meer afstand van hem nam, en dat zij aan de telefoon ‘brak’ en begon te huilen toen zij haar moeder over de telefoon vertelde wat haar was overkomen.

Het hof constateert dat uit het dossier niet blijkt dat in deze zaak waarnemingen zijn gedaan van emoties bij [benadeelde partij 1] op een moment kort na het vermeende misbruik. Dat maakt dat deze niet vanzelfsprekend aan elkaar kunnen worden gekoppeld. Al is een kort tijdsverloop na het strafbare feit geen hard vereiste voor het als steunbewijs kunnen dienen van een getuigenverklaring over emoties bij de aangever, in geval van lang(er) tijdsverloop - in dit geval meer dan een jaar na het tenlastegelegde - is behalve de waargenomen emoties doorgaans meer steunbewijs nodig. De andere door de advocaat-generaal als steunbewijs aangedragen bewijsmiddelen zijn daarvoor echter ontoereikend. Ook de gedragsverandering bij [benadeelde partij 1] en haar veranderde houding naar verdachte zijn factoren die achteraf, na de zogenoemde disclosure van [benadeelde partij 1] , als mogelijke gevolgen van misbruik zijn gekoppeld.

De advocaat-generaal heeft verder nog gewezen op de verklaring van een vriendin van [benadeelde partij 1] , die tijdens een gezamenlijk bezoek aan verdachte heeft waargenomen dat verdachte steeds met [benadeelde partij 1] wilde knuffelen en dat zij dat opvallend vond. Ook ten aanzien van deze waarneming constateert het hof dat deze heeft plaatsgevonden nadat [benadeelde partij 1] al aan haar vriendin over het misbruik had verteld. Daardoor kan naar het oordeel van het hof geen goede inschatting worden gemaakt of het hierbij ging om knuffelen dat paste binnen de familieband die [benadeelde partij 1] en verdachte hadden, of dat het overschrijdend gedrag betrof.

In het geval van [benadeelde partij 2] heeft de advocaat-generaal als mogelijk steunbewijs genoemd dat haar juf een ruime week nadat [benadeelde partij 2] met haar verhaal naar buiten was gekomen, aangaf dat [benadeelde partij 2] uit haar doen was, veel huilde en niets wilde. Evenals in het geval van [benadeelde partij 1] , gaat het ook hier niet om emoties die meteen na het vermeende misbruik zijn waargenomen. Verder zijn de door de juf benoemde gedragingen en emoties weinig specifiek en zijn er geen concrete aanknopingspunten die er op duiden dat deze op relevante wijze in verband zouden staan met het vermeende misbruik.

Voor de zaak van [benadeelde partij 2] heeft de advocaat-generaal tenslotte gewezen op een brief van 13 december 2022 waarin staat dat [benadeelde partij 2] EMDR-behandelingen heeft gehad voor de verwerking van traumaklachten als gevolg van misbruik en aanvullende informatie van 10 juli 2025. Het hof stelt vast dat uit deze stukken niet blijkt van eigen waarnemingen of bevindingen die in voldoende relevant verband staan met het vermeende misbruik. Het hof gaat er dan ook vanuit dat de inhoud overwegend is terug te voeren op de verklaringen van [benadeelde partij 2] en daaraan dus onvoldoende steun biedt.

Het hof heeft – voor de zaken van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] afzonderlijk - alle feiten en omstandigheden die uit de hiervoor besproken verklaringen in hun zaak naar voren komen in onderling verband en in samenhang beschouwd. Naar het oordeel van het hof vinden de verklaringen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] in de afzonderlijk beschouwde zaken onvoldoende steun in ander bewijsmateriaal om tot een bewezenverklaring te kunnen komen.

Schakelbewijs

Het hof stelt vast dat het in deze zaak zeer opvallend is dat twee minderjarigen, zonder elkaar te kennen en onafhankelijk van elkaar, verklaringen hebben afgelegd die erop neerkomen dat zij door verdachte seksueel zijn misbruikt. De advocaat-generaal heeft in dit verband betoogd dat de omstandigheden waaronder strafbare feiten jegens [benadeelde partij 2] zijn gepleegd essentiële, specifieke overeenkomsten vertonen met de omstandigheden in de strafbare feiten jegens [benadeelde partij 1] en dat hun verklaringen daarom als schakelbewijs in elkaars zaken kunnen worden gebruikt.

Met de term schakelbewijs wordt gedoeld op een bewijsvoering waarbij voor de bewezenverklaring van een feit mede redengevend wordt geacht de – uit één of meer bewijsmiddelen blijkende – omstandigheid dat de verdachte bij één of meer andere strafbare feiten betrokken was. De vraag of dergelijk – in diverse varianten voorkomend – schakelbewijs redengevend is, moet worden beoordeeld in het licht van de gehele bewijsvoering. Daarbij kan van belang zijn of en in hoeverre de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de onderscheidene feiten zijn begaan, op essentiële punten overeenkomen. (Vgl. HR 26 september 2023, ECLI:NL:HR:2023:1303 en HR:23 april 2024, ECLI:NL:HR:2024,654).

Het hof heeft in het voorgaande geoordeeld dat het dossier voor beide afzonderlijke zaken van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] onvoldoende steunbewijs bevat. Dat betekent dat ten aanzien van geen van de afzonderlijk tenlastegelegde feiten voldoende wettig bewijs voorhanden is. Hoewel dat op zichzelf niet aan het gebruik van schakelbewijs in de weg hoeft te staan, heeft dit wel betekenis voor de bewijsvoering in het geheel. Tegen deze achtergrond is het hof van oordeel dat de door de advocaat-generaal genoemde overeenkomsten in beide zaken – dat [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] in dezelfde leeftijdscategorie zitten, dat hij met beide meisjes een zekere vertrouwensband had, dat zij volgens hun beider verklaringen met verdachte een filmpje hadden gekeken, dat hij hen uitnodigde om naar boven te gaan en dat hij tegen hen zei dat het een geheimpje was – een te algemeen karakter dragen om daaraan de vereiste redengevendheid toe te kennen. Daarbij heeft het hof betrokken dat in de verklaringen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] ook duidelijke verschillen zijn te ontwaren in de wijze waarop en de omstandigheden waaronder de tenlastegelegde gedragingen zich in beide zaken zouden hebben voorgedaan. Het hof acht het gebruik van een schakelbewijsconstructie daarom in deze zaak niet mogelijk.

Slotsom

Het hof komt, gelet op het voorgaande, tot de slotsom dat de verklaringen van [benadeelde partij 1] en [benadeelde partij 2] onvoldoende steun vinden in andere bronnen in het dossier. Bij het ontbreken van voldoende wettig bewijs, dient de verdachte van het onder 1 (primair en subsidiair), 2 (primair en subsidiair) en 3 tenlastegelegde te worden vrijgesproken.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 32.875,00. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.

De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 1 primair en 2 primair bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 5.310,84. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep niet-ontvankelijk verklaard. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van de oorspronkelijke vordering.

De verdachte wordt niet schuldig verklaard ter zake van het onder 3 bewezenverklaarde tenlastegelegde handelen waardoor de gestelde schade zou zijn veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in de vordering niet worden ontvangen.

BESLISSING

Het hof:

Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:

Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair, 1 subsidiair, 2 primair, 2 subsidiair en 3 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 1]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.

Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde partij 2]

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde partij 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.

Bepaalt dat de benadeelde partij en de verdachte ieder hun eigen kosten dragen.

Aldus gewezen door mr. L.T. Wemes, voorzitter, mr. M.B. de Wit en mr. J.H.W.R. Orriëns-Schipper, raadsheren, in tegenwoordigheid van D.D. Drost, griffier, en op 30 juli 2025 ter openbare terechtzitting uitgesproken.