ECLI:NL:GHAMS:2025:2683 - Gerechtshof Amsterdam - 30 september 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Arrest inhoud
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.338.931/01
zaak-/rolnummer rechtbank Noord-Holland : 10428983 CV EXPL 23-2019
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 30 september 2025
inzake
[appellant], wonende te [plaats 1] , appellant, incidenteel geïntimeerde, advocaat: mr. K.R. Stephan te Haarlem,
tegen
1 [bedrijf] ,
gevestigd te [plaats 2] , gemeente [plaats 3] ,
- [geïntimeerde 1],
wonende te [plaats 4] , gemeente [plaats 5] , en
- [geïntimeerde 2] ,
wonende te [plaats 3] , geïntimeerden, incidenteel appellanten, advocaat: mr. C. Erasmus te Amsterdam-Duivendrecht.
1 De zaak in het kort
Geschil over consumentenkoop van een gebruikte auto; bevestiging oordelen kantonrechter dat de auto non-conform is en verkoper jegens koper schadeplichtig is; debat over de verschillende schadeposten en in dat verband over wanneer het verzuim is ingetreden, de schadebeperkingsplicht van koper en de omvang van de schadevergoedingsplicht van verkoper; gedeeltelijke vernietiging met bekrachtiging van het vonnis voor het overige.
Partijen worden hierna [appellant] en in enkelvoud [geïntimeerde 1] genoemd.
2 Het geding in hoger beroep
[appellant] is bij dagvaarding van 5 maart 2024 in hoger beroep gekomen van een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Holland, locatie [plaats 1] , van 6 december 2023, onder bovenvermeld zaak-/rolnummer gewezen tussen [appellant] als eiser en [geïntimeerde 1] als gedaagde.
Partijen hebben daarna de volgende stukken ingediend:
-
memorie van grieven;
-
memorie van antwoord in appel tevens houdende memorie van grieven in incidenteel appel, met producties;
-
memorie van antwoord in incidenteel appel.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 4 april 2025 laten toelichten, [appellant] door mr. Stephan en [geïntimeerde 1] door mr. Erasmus, laatstgenoemde aan de hand van spreekaantekeningen die zijn overgelegd.
Ten slotte is arrest gevraagd.
[appellant] heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en - uitvoerbaar bij voorraad - alsnog zijn vorderingen volledig zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde 1] in de kosten van het geding in beide instanties.
[geïntimeerde 1] heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het principaal appel en in incidenteel appel dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en alsnog de vorderingen van [appellant] volledig zal afwijzen en - uitvoerbaar bij voorraad - [appellant] zal veroordelen tot terugbetaling van hetgeen hij uit hoofde van het bestreden vonnis aan [appellant] heeft voldaan, met rente vanaf de dag van betaling, meer specifiek ter zake de onderzoekskosten van DEKRA, althans voor recht zal verklaren dat [geïntimeerde 1] € 387,20 onverschuldigd heeft betaald en [appellant] zal veroordelen tot terugbetaling daarvan; alles met veroordeling van [appellant] in de kosten van het geding in beide instanties, met nakosten en rente.
[appellant] heeft geconcludeerd tot ongegrondverklaring van het incidenteel appel, met veroordeling van [geïntimeerde 1] in de proceskosten met nakosten.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.
3 Feiten
De kantonrechter heeft onder 2.1 tot en met 2.16 in het vonnis een aantal feiten vastgesteld die hij bij de beoordeling tot uitgangspunt heeft genomen. Voor zover niet in geschil dienen die feiten ook het hof tot uitgangspunt. Deels samengevat weergegeven en aangevuld met enige andere feiten die voor de beoordeling van belang worden geacht en als vaststaand kunnen worden aangenomen, gaat het daarbij om de volgende feiten.
3.1. In augustus 2022 heeft [appellant] bij [geïntimeerde 1] een gebruikte auto gekocht voor € 21.750. [geïntimeerde 1] had de auto online aangeboden als Mercedes Coupé ’NIEUWSTAAT’, bouwjaar 2014 en 101.399 gereden kilometers voor € 22.500.
3.2. Voorafgaand aan de koop heeft [geïntimeerde 1] de auto heen en terug naar Zandvoort gereden voor een aankoopkeuring door Autobedrijf Zandvoort in opdracht van [appellant] . Daarbij is vastgesteld dat de auto 80.000 kilometer geen onderhoudsbeurt had gehad en dat de distributieketting en remschijven moesten worden vervangen.
3.3. [appellant] heeft de auto op 12 augustus 2022 bij [geïntimeerde 1] opgehaald met de afspraak dat hij de distributieketting en remschijven zelf door Autobedrijf Zandvoort zou laten vervangen. Op de aankoopfactuur van die datum staat: “afgel incl nw apk, auto gaat zo mee, incl schijven rembl en distr ketting garage zandvoort neemt de reparatie” (…) Garantie geen (…)”
3.4. Tijdens de rit van [plaats 2] naar Zandvoort die dag is [appellant] met de auto langs de kant van de weg stil komen te staan. De auto is afgesleept naar Autobedrijf Zandvoort.
3.5. Daarop is Whatsapp verkeer gevolgd tussen partijen. Op 19 augustus 2022 heeft [geïntimeerde 1] aan [appellant] bericht: “*Kom maar terug met de auto”*even later aangevuld met het bericht: *(…, kijkt mijn monteur wel, (…)”*Diezelfde dag heeft [appellant] geantwoord: *“De auto rijdt niet! Hij is kapot sinds ik hem bij jou heb gekocht.”*Op 24 augustus 2022 om 11:06:49 heeft [appellant] daaraan toegevoegd: “Ik heb er geen vertrouwen in dat jij de auto veilig repareert aangezien jij mij de auto zo hebt laten rijden. Nogmaals, dit valt onder de wettelijke garantieplicht. Ik erken wat jij zegt niet als oplossing.”[geïntimeerde 1] was toen op vakantie en heeft niet meer op de berichten van [appellant] gereageerd.
3.6. In september 2022 heeft Autobedrijf Zandvoort in opdracht van [appellant] onderzoek gedaan naar de oorzaak van het stil komen te staan van de auto. Bij e-mail van 19 september 2022 heeft [appellant] aan [geïntimeerde 1] opgaaf gedaan van de met dat onderzoek gemoeide kosten, met aansprakelijkstelling van [geïntimeerde 1] voor die kosten wegens non-conformiteit en met sommatie om binnen veertien dagen met een oplossing te komen voor het defect van de auto.
3.7. Bij e-mail van 4 oktober 2022 heeft [geïntimeerde 1] aansprakelijkheid afgewezen.
3.8. Bij brief van 17 oktober 2022 heeft [appellant] bij monde van zijn advocaat [geïntimeerde 1] andermaal gesommeerd om binnen vier weken na dagtekening dezes, alsnog de overeenkomst na te komen door de auto conform koopovereenkomst in nieuwstaat te leveren. Dat wil zeggen dat u om niet alle nodige herstelwerkzaamheden uitvoert of doet uitvoeren.
3.9. Bij brief van 14 november 2022 heeft [geïntimeerde 1] bij monde van zijn advocaat nogmaals betwist dat de auto bij aflevering non-conform was en wederom aansprakelijkheid afgewezen, met uit coulance het aanbod om tegen finale kwijting een bedrag van € 1.500 aan [appellant] te voldoen.
3.10. Bij brief van 6 december 2022 heeft [appellant] bij monde van zijn advocaat verklaard dat hij de overeenkomst gedeeltelijk ontbindt wegens non-conformiteit en [geïntimeerde 1] gesommeerd tot betaling van schadevergoeding, begroot op € 20.949,34 inclusief btw, conform een als bijlage meegezonden prijsopgaaf van Autobedrijf Zandvoort van 4 december 2022.
3.11. Bij brief van 13 december 2022 heeft [geïntimeerde 1] bij monde van diens advocaat nogmaals aansprakelijkheid afgewezen en de omvang van het gevorderde schadebedrag betwist door erop te wijzen dat een nieuwe motor al verkrijgbaar is voor € 3.500, exclusief btw en montage.
3.12. Partijen zijn overeengekomen om de auto te laten onderzoeken door bureau DEKRA. De kosten van dat onderzoek van € 774,40 zijn door partijen ieder voor de helft voldaan. Dat onderzoek heeft op 12 januari 2023 plaatsgehad. Het daarvan opgemaakte rapport van 18 januari 2023 houdt onder meer in als constateringen, bevindingen en conclusies: “(…) De motor is van binnen in ernstige mate vervuild met black sludge. Black sludge is een zeer ernstige vorm van ingedikte, vervuilde en verzadigde motorolie, welke GEEN smerende eigenschappen meer kent. (…) Het optreden van dit fenomeen heeft enkele tienduizenden kilometers nodig. Deze vervuiling is pas zichtbaar, nadat de motor deels tot in delen wordt gedemonteerd. Dit is bij een aankoopkeuring helaas niet zichtbaar. Deze vervuiling moet worden opgemerkt als latent (verborgen) gebrek. (…) Kort samengevat is de motor intern defect geraakt door het presteren met ernstige interne motorvervuiling. (…) Voor een deugdelijk herstel dienen zowel de motor als ook de uitlaatgas turbo vervangen te worden. Er kan worden hersteld middels fabrieksnieuwe onderdelen vanuit Mercedes-Benz, maar ook zijn er revisie delen beschikbaar in de after-market. (…)”
3.13. Bij brief van 24 januari 2023 heeft [appellant] bij monde van zijn advocaat [geïntimeerde 1] nogmaals gesommeerd tot betaling van het bedrag van € 20.949,34, alsmede tot vergoeding van zijn aandeel in de kosten van DEKRA van € 387,20 en van € 6.134,70 voor een huurauto totdat de auto zou zijn hersteld, alles inclusief btw.
3.14. Op 30 januari 2023 heeft [appellant] bij monde van zijn advocaat aan Autobedrijf Zandvoort de opdracht gegeven om de auto te herstellen.
3.15. Bij e-mail van 1 februari 2023 heeft de advocaat van [geïntimeerde 1] aan [appellant] het volgende voorgesteld: “(…) Op grond van al het voorgaande stelt cliënt voor dat hij zal zorg dragen voor deugdelijk herstel door vervanging van zowel de motor als de uitlaatgasturbo op zijn kosten inclusief de kosten demontage en montage van de motor etc., ophalen en terugleveren van de auto. Hij heeft inmiddels een geschikte motor geheel compleet inclusief de turbo (met slechts 19.000 km stand uit 2019 inclusief garantie) gevonden. Er dient evenwel op korte termijn beslist te worden aangezien een andere geschikte motor al snel verkocht bleek te zijn. (…)”
3.16. [appellant] is niet op het voorstel van [geïntimeerde 1] ingegaan. In juni 2023 heeft het herstel door Autobedrijf Zandvoort plaatsgevonden. Autobedrijf Zandvoort heeft twee facturen van 10 juni 2023 opgemaakt: i) met een bedrag van € 22.016,53, inclusief btw, opgebouwd uit de posten € 3.635,50 voor onderzoek, € 13.678 voor vervangen motor en groot onderhoud en € 881,98 onvoorzien, deze bedragen exclusief btw; en ii) met een bedrag van € 10.780,10 inclusief btw voor kosten huurauto vanaf 15 augustus 2022 tot en met 8 juni 2023.
4 Eerste aanleg
4.1. [appellant] heeft in eerste aanleg na vermeerdering van eis gevorderd dat [geïntimeerde 1] - uitvoerbaar bij voorraad - wordt veroordeeld tot betaling van het bedrag van € 22.016,53 onder de gezamenlijke noemer van herstelkosten, het bedrag van € 10.780,10 voor vervangend vervoer en een bedrag van € 387,20 tot vergoeding van zijn aandeel in de kosten van DEKRA, alle bedragen vermeerderd met rente, € 1.049,71 voor buitengerechtelijke incassokosten en de proceskosten met nakosten en wettelijke rente. Aan de vordering is ten grondslag gelegd dat de auto niet aan de overeenkomst heeft beantwoord en dat [geïntimeerde 1] deugdelijk in gebreke is gesteld en dus in verzuim is komen te verkeren, zodat [geïntimeerde 1] - samengevat en in de kern - jegens [appellant] schadeplichtig is.
4.2. [geïntimeerde 1] heeft de vordering gemotiveerd bestreden.
4.3. De kantonrechter heeft de vordering van [appellant] deels toegewezen, met afwijzing van het meergevorderde, in dier voege dat [geïntimeerde 1] is veroordeeld (uitvoerbaar bij voorraad) tot betaling aan [appellant] van € 12.570,84, opgebouwd uit de posten i) € 3.635 onderzoekskosten Autobedrijf Zandvoort; ii) € 4.628,24 herstelkosten; iii) € 3.920,40 kosten vervangend vervoer; en iv) € 387,20 kosten DEKRA, te vermeerderen met rente over het totaalbedrag vanaf 28 maart 2023 en met de gevorderde € 1.049,71 voor buitengerechtelijke incassokosten, alles met veroordeling van [geïntimeerde 1] in de proceskosten. Daartoe is samengevat overwogen en geoordeeld:
-
dat de auto niet aan de overeenkomst heeft beantwoord;
-
dat [geïntimeerde 1] in ieder geval bij brief van 17 oktober 2022 deugdelijk in gebreke is gesteld en op 14 november 2022 in verzuim is geraakt, zodat [geïntimeerde 1] jegens [appellant] schadeplichtig is;
-
dat in het licht van de schadebeperkingsplicht van [appellant] de vordering tot vergoeding van herstelkosten toewijsbaar is tot het lagere bedrag van € 4.628,24 en die tot vergoeding van kosten voor vervangend vervoer tot het lagere bedrag van € 3.920,40;
-
dat bij gebreke van partijdebat op dat punt de vordering tot vergoeding van onderzoekskosten van Autobedrijf Zandvoort toewijsbaar is tot het gevorderde bedrag van € 3.635 en dat het door [appellant] voorgeschoten aandeel in de kosten van DEKRA tot het gevorderde bedrag van € 387,20 toewijsbaar is omdat [geïntimeerde 1] op het punt van de non-conformiteit in het ongelijk is gesteld.
5 De beoordeling in hoger beroep
in incidenteel appel
non-conformiteit
5.1. [geïntimeerde 1] komt met zijn grief I op tegen het oordeel dat de auto non-conform is. Volgens [geïntimeerde 1] was [appellant] na de aankoopkeuring een gewaarschuwd man omdat er een motorlampje brandde en was gebleken dat de auto 80.000 kilometer geen onderhoud had gehad en de remschijven en distributieketting vervangen moesten worden. Dat maakt echter niet dat [appellant] kon en moest verwachten - en daarmee het risico heeft aanvaard - dat de auto al bij zijn eerste rit langs de kant van de weg stil zou komen te staan. Kennelijk verwachtte [geïntimeerde 1] dat zelf ook niet, omdat hij kort daarvoor nog met de auto op en neer naar Zandvoort was gereden voor de aankoopkeuring. Uit het rapport van DEKRA blijkt bovendien duidelijk dat het gebrek aan de auto (de vervuiling met black sludge) pas zichtbaar wordt bij het demonteren van de motor en dus niet zichtbaar is bij een aankoopkeuring. Dit gebrek is daarom niet in de koopovereenkomst verdisconteerd. De opmerking “de auto gaat zo mee” op de aankoopfactuur van de auto leidt evenmin tot de conclusie dat partijen bij de koopovereenkomst rekening hebben gehouden met het gebrek, nu dit gebrek op dat moment voor geen van beide partijen kenbaar was. Het gaat hier om een verborgen gebrek dat - zo is niet in geschil - bij aflevering al aanwezig was en daarom op de voet van artikel 7:17 e.v. van het Burgerlijk Wetboek (BW) voor risico van [geïntimeerde 1] is. De grief faalt.
verzuim
5.2. Grief II van [geïntimeerde 1] strekt tot betoog dat [geïntimeerde 1] niet in verzuim is komen te verkeren omdat [appellant] eerder in schuldeisersverzuim was geraakt. [geïntimeerde 1] voert daartoe aan dat [appellant] hem heeft belet om zijn herstelverplichting na te komen door i) de motor door Autobedrijf Zandvoort uit elkaar te laten halen in plaats van eerst [geïntimeerde 1] in de gelegenheid te stellen de auto te onderzoeken en te herstellen; en ii) in de brief van 17 oktober 2022 van hem ( [geïntimeerde 1] ) te verlangen dat hij de auto alsnog in nieuwstaat zou leveren, waarmee volgens [geïntimeerde 1] is bedoeld met een nieuwe motor. Het met deze grief aangevallen oordeel ziet dus op de herstelverplichting van [geïntimeerde 1] . De desbetreffende verzuimregeling staat in artikel 7:21 lid 6 BW en ziet op de verhaalbaarheid van de kosten van herstel door een derde.
5.3. De grief slaagt voor wat betreft de verhaalbaarheid van de onderzoekskosten van Autobedrijf Zandvoort. [geïntimeerde 1] was in september 2022 nog niet tevergeefs schriftelijk aangemaand tot herstel, waaronder ook voorafgaand onderzoek moet worden verstaan. [appellant] was toen dus niet bevoegd om het onderzoek door Autobedrijf Zandvoort te doen plaatsvinden en de kosten daarvan op [geïntimeerde 1] te verhalen. Dat wordt niet anders doordat [geïntimeerde 1] in eerste instantie (op 19 augustus 2022) op de klachten van [appellant] heeft gereageerd met kom de auto maar brengen, terwijl die niet meer reed. [appellant] mocht uit die mededeling - die juist erop wijst dat [geïntimeerde 1] bereid was om naar de auto te kijken - niet afleiden dat [geïntimeerde 1] zonder schriftelijke aanmaning zijn onderzoek- en herstelverplichting niet zou nakomen. Dat kan ook niet worden gegrond op de brieven van daarna waarin [geïntimeerde 1] aansprakelijkheid afwijst, omdat het onderzoek van Autobedrijf Zandvoort toen al had plaatsgehad. Bij deze uitkomst zijn de gevorderde onderzoekskosten van Autobedrijf Zandvoort niet toewijsbaar. In zoverre zal de vordering van [appellant] alsnog worden afgewezen.
5.4. Niet valt echter in te zien dat het onderzoek van Autobedrijf Zandvoort eraan in de weg heeft gestaan dat [geïntimeerde 1] de auto zou hebben hersteld. Voor herstel was vereist dat de motor werd vervangen. Dat zou ook zonder onderzoek van Autobedrijf Zandvoort het geval zijn geweest; de motor was tijdens dat onderzoek immers al onherstelbaar beschadigd door de black-sludge die bij aflevering in de motor zat. Dat wordt niet anders door de brief van 17 november 2022 waarin [geïntimeerde 1] wordt gesommeerd om de auto in nieuwstaat te leveren. Er staat namelijk ook: door om niet alle nodige herstelwerkzaamheden uit te voeren of te doen uitvoeren. [geïntimeerde 1] had dit redelijkerwijs aldus moeten verstaan dat hij de auto zou brengen in de staat waarin hij die zelf te koop had aangeboden en die [appellant] ten tijde van de koop mocht verwachten; oftewel een auto uit 2014 met het opgegeven aantal gereden kilometers en met dus een gebruikte motor, zij het met een motor waarmee de auto kon rijden. [appellant] was dus bevoegd om het herstel door Autobedrijf Zandvoort te doen plaatsvinden en de kosten daarvan op [geïntimeerde 1] te verhalen. In zoverre faalt de grief.
in principaal appel
herstelkosten
5.5. Met de grieven III t/m V komt [appellant] op tegen de oordelen van de kantonrechter dat op hem een schadebeperkingsplicht heeft gerust en dat hij de herstelkosten had kunnen beperken tot € 3.650,- voor motor inclusief aflevering in Zandvoort en € 978,24 voor (de)montagekosten.
5.6. De grieven falen. De vordering tot vergoeding van de in artikel 7:21 lid 6 BW bedoelde kosten strekt naar haar aard tot schadevergoeding waarop de bepalingen van de afdelingen 9 en 10 van titel 1 van boek 6 BW van toepassing zijn (artikel 7:24 lid 1 BW). Dat impliceert dat op [appellant] een schadebeperkingsplicht heeft gerust. Niet is in geschil dat voor herstel niet een fabrieksnieuwe motor noodzakelijk was. In het licht daarvan heeft de kantonrechter met juistheid overwogen dat [appellant] in overleg had moeten treden met [geïntimeerde 1] na de brief van diens advocaat van 1 februari 2023 over de beschikbaarheid van een gebruikte motor. Dat had hij bovendien al na de brief van de advocaat van [geïntimeerde 1] van 13 december 2022 moeten doen. [appellant] kan [geïntimeerde 1] daarom niet tegenwerpen dat - als al waar - op 1 februari 2023 geen passende gebruikte motor beschikbaar was. Overigens - maar dit ten overvloede - valt niet in te zien wat er fataal was aan die datum. Dat volgt niet uit het feit dat [appellant] al aan Autobedrijf Zandvoort opdracht had gegeven tot herstel. Die opdracht kon op de voet van artikel 7:408 lid 1 BW te allen tijde worden ingetrokken. Er zijn ook geen aanwijzingen dat de fabrieksnieuwe motor toen al was besteld, althans die bestelling niet kosteloos kon worden geannuleerd, hetgeen - als al het geval - vanwege zijn schadebeperkingsplicht voor rekening van [appellant] moet blijven.
5.7. De toegewezen bedragen zijn gebaseerd op door [geïntimeerde 1] overgelegde producties met prijzen en montagekosten. Niet valt in te zien wat er aan die producties onduidelijk of ongeloofwaardig is. [appellant] stelt en onderbouwt verder ook niet wat dan wel redelijke kosten zijn voor een geschikte gebruikte vervangingsmotor. De montagekosten zijn betwist met de stelling dat die nog geen 10% bedragen van de daadwerkelijk gemaakte kosten. Dat valt echter niet op te maken uit de facturen van Autobedrijf Zandvoort, nu daarop de montagekosten niet zijn gespecificeerd. De toewijzing van de herstelkosten houdt in hoger beroep dus stand.
in principaal appel en incidenteel appel voorts
kosten vervangend vervoer
5.8. [appellant] heeft onder verwijzing naar de desbetreffende factuur van Autobedrijf Zandvoort van 10 juni 2023 een bedrag van € 10.780,10 inclusief btw gevorderd voor de huur van een auto à € 30 exclusief btw per dag vanaf 15 augustus 2022 tot en met 8 juni 2023. De kantonrechter heeft - uitgaande van € 36,30 inclusief btw per dag - geoordeeld dat [appellant] in redelijkheid slechts aanspraak kan maken op vergoeding van € 3.920,40 voor de huur van een auto van 14 november 2023 tot 1 maart 2023. De ingangsdatum is die waarop na de ingebrekestelling van 17 oktober 2022 [geïntimeerde 1] in verzuim is geraakt en bij de einddatum is ervan uitgegaan dat [appellant] op 1 februari 2023 een passende motor had kunnen hebben en dat daarna het herstel van de auto niet langer dan een maand zou hebben geduurd.
5.9. [appellant] klaagt in zijn grief VI dat de kantonrechter zijn oordeel niet zou hebben gemotiveerd. De klacht is gelet op de hiervoor weergegeven redenering ongegrond. [appellant] heeft echter een punt met zijn klacht over de ingangsdatum. De datum van aflevering heeft te gelden als fatale termijn voor de nakoming van de verplichting om een auto te leveren die aan de overeenkomst beantwoordt. [geïntimeerde 1] was dus ter zake die verplichting vanaf de datum van aflevering in verzuim en dus schadeplichtig (artikel 7:24 lid 1 BW). De onderhavige schadepost ziet op schade die vrijwel direct na aflevering is geleden. [appellant] heeft immers van aanvang af niet in de auto kunnen rijden en aldus het gebruiksgenot van de auto gederfd. [appellant] heeft die schade gewaardeerd op de kosten van vervangend vervoer. Die kosten komen dus in beginsel vanaf het moment dat hij ze heeft gemaakt en daarop aanspraak maakt (15 augustus 2022) voor vergoeding in aanmerking. [geïntimeerde 1] heeft echter van aanvang af erop gewezen dat het aan betaalbewijzen ontbreekt. Desgevraagd ter zitting in hoger beroep heeft mr. Stephan verklaard dat het klopt dat er geen betaalbewijzen zijn overgelegd. Autobedrijf Zandvoort was bereid uitstel te verlenen van betaling van haar factuur totdat de onderhavige procedure zou zijn afgerond. [appellant] zelf heeft geantwoord dat hij niet durft te zeggen of hij de kosten daadwerkelijk gemaakt heeft, omdat zijn vader dit voor hem regelde. Naar hij heeft begrepen moest er betaald worden nadat de onderhavige procedure afgerond zou zijn. [appellant] heeft aldus onvoldoende onderbouwd gesteld dat hij de kosten voor vervangend vervoer daadwerkelijk zelf verschuldigd is geworden. Het aanbod ter zitting in hoger beroep tot bewijs van betaling wordt gepasseerd omdat naar eigen zeggen immers niet is betaald. Tegen deze achtergrond kan niet worden vastgesteld dat [appellant] ter zake deze kosten in zijn vermogen is geraakt. Die kosten komen daarom niet als schadepost voor vergoeding in aanmerking. Het bestreden vonnis zal worden vernietigd en de vordering zal op dit punt alsnog worden afgewezen. Deze grief heeft dus succes.
onderzoekskosten DEKRA
5.10. De veroordeling van [geïntimeerde 1] tot betaling aan [appellant] van € 387,20 komt neer op een toewijzing van de vordering tot veroordeling van het door [appellant] betaalde aandeel in die kosten. Grief VII van [appellant] kan dus bij gebrek aan belang onbesproken blijven.
5.11. [geïntimeerde 1] komt met zijn grief VII tevergeefs op tegen die veroordeling. De onderzoekskosten van DEKRA kwalificeren als schade in de zin van redelijke kosten ter vaststelling van schade en aansprakelijkheid als bedoeld in artikel 6:96 lid 2 onder b BW. Omdat de auto niet aan de overeenkomst heeft beantwoord, is [geïntimeerde 1] jegens [appellant] schadeplichtig en dus aansprakelijk voor die kosten.
slotsom
5.12. De slotsom is dat het bestreden vonnis zal worden vernietigd, behoudens op het punt van - als verder niet betwist - de toewijzing van € 1.049,71 voor buitengerechtelijke incassokosten en de proceskostenveroordeling ten laste van [geïntimeerde 1] ; in zoverre zal het vonnis worden bekrachtigd. Op de vordering van [appellant] zal een bedrag van in hoofdsom € 5.015,44 worden toegewezen, te vermeerderen met - als evenmin bestreden - de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 28 maart 2023, met veroordeling van [appellant] om hetgeen [geïntimeerde 1] op grond van het vonnis meer heeft betaald aan [geïntimeerde 1] terug te betalen. De grieven kunnen voor het overige onbesproken blijven, want kunnen niet tot een andere uitkomst leiden. Dat geldt ook voor wat partijen - voor zover al voldoende specifiek - te bewijzen hebben aangeboden. De bewijsaanbiedingen worden daarom gepasseerd. Partijen zijn in de hoger beroepen elk op punten in het ongelijk gesteld, reden waarom zal worden bepaald dat ieder de eigen kosten draagt.
6 Beslissing
in principaal appel en incidenteel appel
vernietigt het bestreden vonnis, voor zover [geïntimeerde 1] daarbij is veroordeeld tot betaling van in hoofdsom € 12.570,84, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 28 maart 2023;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
veroordeelt [geïntimeerde 1] tot betaling van € 5.015,44, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 28 maart 2023 tot aan de dag van algehele betaling;
bekrachtigt het bestreden vonnis voor het overige;
veroordeelt [appellant] tot terugbetaling van hetgeen [geïntimeerde 1] uit hoofde van het vonnis teveel heeft voldaan;
bepaalt dat partijen hun eigen proceskosten in hoger beroep dragen;
verklaart dit arrest ten aanzien van de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.L.D. Akkaya, A.S. Arnold, en R.L. de Graaff en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 30 september 2025.