ECLI:NL:GHAMS:2025:2330 - Hof benoemt deskundige voor causaal verband na vastgestelde tekortkoming - 16 september 2025
Arrest
Essentie
Het Gerechtshof Amsterdam benoemt in een tussenarrest een deskundige om het causaal verband tussen een vastgestelde tekortkoming en de ontstane schade (oeverinscharing) te onderzoeken. Het hof wijkt af van de hoofdregel van artikel 195 Rv en verdeelt het voorschot voor de deskundige gelijkelijk over beide partijen.
Rechtsgebieden
Arrest inhoud
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.331.754/01
zaaknummer rechtbank Noord-Holland : C/15/315154 / HA ZA 21-198
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 16 september 2025
inzake
ZANDEXPLOITATIE DRENTHE B.V., gevestigd te Beilen, appellante, tevens (voorwaardelijk) incidenteel geïntimeerde, advocaat: mr. F.W. Aartsen te Harderwijk,
tegen
[geïntimeerde], gevestigd te [plaats 1] (gemeente [plaats 1] ), geïntimeerde, tevens (voorwaardelijk) incidenteel appellante, advocaat: mr. P.C. Knijp te Rotterdam.
1 De procedure in hoger beroep
1.1. Partijen worden hierna Zandexploitatie Drenthe en [geïntimeerde] genoemd.
1.2. Op 28 januari 2025 heeft het hof een tussenarrest gewezen. Voor het verloop van de procedure in hoger beroep tot die datum wordt naar dat arrest verwezen. In rechtsoverweging 4.27 van het arrest heeft het hof geoordeeld dat [geïntimeerde] bij de uitvoering van de werkzaamheden niet heeft gehandeld conform de voorschriften uit de vergunning, hetgeen een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door [geïntimeerde] jegens Zandexploitatie Drenthe oplevert. In rechtsoverwegingen 4.28 en 4.29 heeft het hof vervolgens overwogen dat het vooralsnog niet kan vaststellen dat door het niet naleven van de voorschriften uit de vergunning door [geïntimeerde] de oeverinscharing en de schade zijn ontstaan. Om vast te kunnen stellen dat deze schade is ontstaan doordat [geïntimeerde] de werkzaamheden ondeugdelijk heeft uitgevoerd en/of niet overeenkomstig de voorschriften van de vergunning heeft gewerkt, heeft het hof behoefte aan deskundige voorlichting.
1.3. Partijen hebben zich bij akte van 22 april 2025 uitgelaten over het aantal, de deskundigheid en de persoon van de te benoemen deskundige(n). Ook hebben partijen zich uitgelaten over de aan de deskundige(n) voor te leggen vragen en over de vraag ten laste van welke partij het voorschot moet komen.
1.4. Partijen hebben gezamenlijk een deskundige aangedragen. Het hof heeft geprobeerd contact op te nemen met de voorgestelde deskundige, de heer [naam 1] (hierna: [naam 1] ), van [naam 2] (hierna: [naam 2] ). [naam 1] bleek niet meer werkzaam te zijn bij [naam 2] . [naam 2] heeft de heer [naam 3] (hierna: [naam 3] ) aangedragen om als mogelijke deskundige in deze zaak op te treden. Het hof heeft [naam 3] benaderd.
1.5. Bij brief van 23 juni 2025 heeft [naam 3] het hof bericht dat hij bereid en in staat is om als deskundige in deze zaak op te treden en is een kostenbegroting opgenomen. Het hof heeft partijen op 25 juni 2025 in de gelegenheid gesteld om op de brief van [naam 3] te reageren.
1.6. Op 4 juli 2025 respectievelijk 8 juli 2025 hebben [geïntimeerde] en Zandexploitatie Drenthe zich uitgelaten over de hoogte van het voorschot en de persoon van de benoemen deskundige.
1.7. Naar aanleiding van deze reacties heeft het hof [naam 3] op 9 juli 2025 verzocht om een nadere toelichting te geven op de hoogte van het voorschot en de kostenraming. Bij e-mail van 10 juli 2025 heeft [naam 3] die nadere toelichting gegeven. Het hof heeft dit e-mailbericht aan partijen toegezonden. Vervolgens hebben partijen het hof bericht dat zij instemmen met de hoogte van het voorschot.
1.8. Het hof heeft vervolgens arrest bepaald.
2 De verdere beoordeling in hoger beroep
Benoeming [naam 3] van [naam 2] als deskundige 2.1. Partijen hebben het hof laten weten dat zij zich kunnen vinden in het voorstel om [naam 3] als deskundige te benoemen. Het hof zal in dit arrest overgaan tot benoeming van [naam 3] , werkzaam bij [naam 2] , als deskundige. De aan de deskundige voor te leggen vragen 2.2. Partijen hebben zich uitgelaten over de aan de deskundige voor te leggen vragen. Partijen hebben beiden aangegeven zich grotendeels in de door het hof geformuleerde vragen te kunnen vinden. Partijen hebben verzocht de door het hof geformuleerde vraag 6 over het begroten van de mogelijke herstelkosten van de schade nietaan de deskundige voor te leggen, vanwege de omstandigheid dat het debat zich eerst op de aansprakelijkheid van [geïntimeerde] toespitst en de benodigde deskundigheid op dit punt mogelijk bij de beoogde deskundige ontbreekt. Het hof sluit zich daarbij aan en zal deze vraag niet aan de deskundige voorleggen.
2.3. Het hof zal de onderstaande vragen aan de deskundige voorleggen.
-
Kunt u vaststellen welke oorzaak of oorzaken hebben geleid tot het ontstaan van de oeverinscharing (bres) in de oude put op 18 juni 2019 en zo ja, wat is die oorzaak/zijn die oorzaken?
-
Kunt u op basis van de beschikbare gegevens, waaronder de dieptekaarten en loggegevens (producties 2 en 3 bij de conclusie van antwoord van [geïntimeerde] ) toelichten wat de conditie van de oevers en bodem van de oude put was voor aanvang van de door [geïntimeerde] uitgevoerde werkzaamheden ? Kunt u in uw antwoord meenemen of u iets kan zeggen over de stabiliteit van de oevers voor aanvang van de werkzaamheden?
-
In welke mate is waarschijnlijk dat de werkzaamheden van [geïntimeerde] , zoals die blijken uit de dieptekaarten en loggegevens (waaronder de producties 2 en 3 bij de conclusie van antwoord van [geïntimeerde] ) hebben bijgedragen aan het ontstaan van de oeverinscharing en zo ja in welke mate? Kunt u uw antwoord zo uitgebreid mogelijk toelichten?
-
Voor zover de onder (3) bedoelde werkzaamheden hebben bijgedragen aan het ontstaan van de oeverinscharing, welke invloed heeft het niet in banen werken van maximaal 25 meter breed en een laagdikte van 1,5 à 2 meter op het ontstaan van de oeverinscharing? Wilt u uw antwoord toelichten?
-
Voor zover de onder (3) bedoelde werkzaamheden hebben bijgedragen aan het ontstaan van de oeverinscharing, betreft het dan werkzaamheden van [geïntimeerde] waarbij zij is afgeweken van de wijze waarop zij volgens de vergunning en/of het zuigplan Drenthe moest werken? Kunt u uitleggen in welke zin [geïntimeerde] is afgeweken van de vergunning en/of het zuigplan? Bestond daartoe naar uw opvatting aanleiding?
-
Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan het hof volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
Voorschot
2.4. Zoals in het tussenarrest van 28 januari 2025 is overwogen, dient volgens de hoofdregel van artikel 195 Rv de eisende partij het voorschot ter zake van de kosten van de deskundige te dragen. Het hof heeft in het tussenarrest ook overwogen voornemens te zijn van die hoofregel af te wijken en het voorschot voor 50% ten laste van Zandexploitatie Drenthe en voor 50% ten laste van [geïntimeerde] te brengen.
2.5. In de brief van 23 juni 2025 heeft [naam 3] de kosten van het onderzoek begroot op een plafondbedrag van € 20.000,- exclusief btw, te weten € 24.200,- inclusief btw. Hieronder valt het voorbereiden en het uitvoeren van het onderzoek, waarbij rekening is gehouden met een bijeenkomst met partijen, het opstellen van het concept deskundigenbericht, het verwerken van de reacties van partijen daarop en het definitief maken van het deskundigenbericht. [geïntimeerde] heeft om een nadere toelichting van [naam 3] op de kostenbegroting verzocht. [naam 3] heeft in de e-mail van 10 juli 2025 deze nadere toelichting gegeven.
2.6. Vervolgens hebben partijen het hof bericht in te stemmen met de hoogte van het voorschot. Zandexploitatie Drenthe heeft daarbij aangegeven het voorschot akkoord te vinden, indien het hof 50% ten laste van beide partijen brengt. [geïntimeerde] heeft op haar beurt aangevoerd dat conform de hoofdregel het voorschot volledig ten laste van Zandexploitatie Drenthe moet komen. [geïntimeerde] heeft betoogd dat niet van de hoofdregel van artikel 195 Rv afgeweken dient te worden, omdat nog niet is komen vast te staan dat de oeverinscharing en de schade door het handelen van [geïntimeerde] zijn ontstaan. Het hof volgt [geïntimeerde] daarin niet. De omstandigheid dat het hof in zijn tussenarrest heeft geoordeeld dat [geïntimeerde] niet heeft gewerkt conform de voorschriften van de vergunning hetgeen een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst door [geïntimeerde] oplevert (tussenarrest r.o.v. 4.27), rechtvaardigt in dit geval afwijking van de hoofdregel ex artikel 195 Rv. Het hof zal bepalen dat voorafgaand aan het deskundigenonderzoek een voorschot ter hoogte van het bedrag van € 24.200,- inclusief btw voor de kosten van de deskundige voldaan moet worden. Zandexploitatie Drenthe en [geïntimeerde] worden beiden belast met betaling van € 12.100,- inclusief btw van het voorschot.
Raadsheer-commissaris
2.7. Het hof zal mr. R.A. van der Pol tot raadsheer-commissaris benoemen. Het hof zal bepalen dat de deskundige het onderzoek in beginsel zelfstandig zal verrichten, maar als de raadsheer-commissaris daarvoor aanleiding ziet, onder zijn leiding.
Communicatie
2.8. Indien de deskundige vragen heeft over de uitvoering van het onderzoek, kan hij zich wenden tot de raadsheer-commissaris via de griffie van het hof (afdeling civiel recht en belastingrecht, Team handelsrecht), onder vermelding van de namen van partijen en het zaaknummer. De griffie of de raadsheer-commissaris zal de deskundige berichten. Het vervolg van de procedure
2.9. Nadat de deskundige het deskundigenbericht bij het hof heeft ingediend, zal het hof partijen – eerst Zandexploitatie Drenthe en daarna [geïntimeerde] – in de gelegenheid stellen bij memorie op het deskundigenbericht te reageren. Het hof houdt iedere verdere beslissing aan.
3 Beslissing
Het hof:
3.1. beveelt een onderzoek door een deskundige ter beantwoording van de hiervoor onder 2.3 geformuleerde vragen.
3.2. benoemt tot deskundige om dit onderzoek te verrichten: de heer [naam 3] werkzaam bij [naam 2]Postbus [nummer 1][postcode] [plaats 2] [nummer 2][email]
3.3. bepaalt dat de deskundige bij het verrichten van zijn werkzaamheden de Leidraad deskundigen in civiele zaken in acht dient te nemen;
3.4. bepaalt dat de griffier een afschrift van het tussenarrest van 28 januari 2025 en dit tussenarrest aan de deskundige zal toezenden;
3.5. bepaalt dat beide partijen vóór 30 september 2025 kopieën van de overige gedingstukken aan de deskundige zullen doen toekomen, alsmede, na een verzoek daartoe van de deskundige, de andere door deze noodzakelijk geachte stukken, voor zover mogelijk;
3.6. wijst partijen er op dat indien zij schriftelijke opmerkingen of documenten aan de deskundige doen toekomen, daarvan ook (terstond) een afschrift aan de wederpartij moet verstrekken;
3.7. benoemt tot raadsheer-commissaris mr. R.A. van der Pol en bepaalt dat de deskundige het onderzoek in beginsel zelfstandig zal verrichten, maar als de raadsheer-commissaris aanleiding daarvoor ziet, onder zijn leiding;
3.8. bepaalt dat de deskundige een voorschot toekomt van € 24.200,- inclusief btw;
3.9. bepaalt dat Zandexploitatie Drenthe en [geïntimeerde] ieder 50% van het voorschot, zijnde ieder € 12.100,- inclusief btw, als voorschot op de kosten van de deskundige dienen te voldoen; beide partijen zullen daarvoor van het Landelijk Dienstencentrum voor de Rechtspraak (LDCR) een nota ontvangen met betaalinstructies; het bedrag moet worden voldaan binnen twee weken na ontvangst van die nota;
3.10. bepaalt dat de griffier onmiddellijk na betaling van het desbetreffende voorschot de deskundige hiervan in kennis zal stellen en dat de deskundige pas dan met het onderzoek zal beginnen;
3.11. bepaalt dat de deskundige een schriftelijk, ondertekend bericht (het deskundigenbericht) vóór 20 januari 2026 zal inleveren ter griffie van het hof (afdeling civiel recht en belastingrecht, Team handelsrecht, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam);
3.12. wijst de deskundige op het bepaalde in artikel 198 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering, met name op de verplichting om bij het onderzoek partijen in de gelegenheid te stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen. Uit het schriftelijke bericht moet daarom blijken:
3.13. bepaalt dat de deskundige tegelijk met dit bericht zijn declaratie ter griffie zal indienen onder vermelding van ‘zaaknummer 200.331.754/01 (partijen: Zandexploitatie Drenthe B.V. – [geïntimeerde] )’;
3.14. verwijst de zaak naar de rol van __20 januari 2026__voor deskundigenbericht. Als de deskundige zijn schriftelijk bericht niet vóór die datum kan toezenden, dient hij uiterlijk twee weken voor deze datum aan de raadsheer-commissaris verzoeken om een andere datum voor het deponeren van het deskundigenbericht, via de griffie van dit hof (afdeling civiel recht en belastingrecht, Team handelsrecht, Postbus 1312, 1000 BH Amsterdam);
3.15. bepaalt dat, nadat de deskundige het schriftelijk bericht heeft gedeponeerd, de zaak naar de rol zal worden verwezen voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van Zandexploitatie Drenthe en vervolgens voor antwoordmemorie na deskundigenbericht aan de zijde van [geïntimeerde] ;
3.16. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. O.G.H. Milar, R.A. van der Pol en O.L. Nunes en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 16 september 2025.