ECLI:NL:GHAMS:2025:2284 - Gerechtshof Amsterdam - 2 september 2025
Arrest
Rechtsgebieden
Arrest inhoud
afdeling civiel recht en belastingrecht, team I
zaaknummer : 200.340.079/01 zaaknummer rechtbank Amsterdam : 10689901\ CV EXPL 23-12209
arrest van de meervoudige burgerlijke kamer van 2 september 2025
in de zaak van
OTENTICA HOLDING B.V., gevestigd te Amstelveen, appellante, advocaat: mr. L.A.C. van Lierop te 's-Gravenhage,
tegen
[geïntimeerde] h.o.d.n. [geïntimeerde] , wonende te [plaats] , geïntimeerde, advocaat: mr. A.L. van Beugen te Amsterdam.
Partijen worden hierna Otentica en [geïntimeerde] genoemd.
1 De zaak in het kort
[geïntimeerde] heeft werkzaamheden verricht voor de herstructurering van Otentica. Daarvoor heeft hij Otentica een factuur gestuurd. Otentica wil de factuur niet betalen omdat zij stelt geen opdracht te hebben gegeven voor de werkzaamheden. Ook vindt Otentica dat de factuur onduidelijk en te hoog is. Het hof oordeelt dat sprake is van een opdrachtovereenkomst tussen [geïntimeerde] en Otentica en dat Otentica de factuur moet betalen.
2 Het geding in hoger beroep
Otentica is bij dagvaarding tevens memorie van grieven van 11 april 2024 in hoger beroep gekomen van een vonnis van 12 januari 2024 van de kantonrechter in de rechtbank Amsterdam (hierna: de kantonrechter), onder bovenvermeld zaaknummer gewezen tussen [geïntimeerde] als eiser en Otentica als gedaagde.
[geïntimeerde] heeft daarna een memorie van antwoord met producties ingediend.
Partijen hebben de zaak tijdens de mondelinge behandeling van 8 mei 2025 laten toelichten. Otentica door mr. Van Lierop, aan de hand van overlegde spreekaantekeningen, en [geïntimeerde] door mr. Van Beugen.
Ten slotte is arrest gevraagd.
Otentica heeft geconcludeerd dat het hof het bestreden vonnis zal vernietigen en – uitvoerbaar bij voorraad – alsnog de vorderingen van [geïntimeerde] zal afwijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instanties met rente.
[geïntimeerde] heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis met veroordeling van Otentica in de kosten van het geding in hoger beroep.
Beide partijen hebben in hoger beroep bewijs van hun stellingen aangeboden.
3 Feiten
De kantonrechter heeft in onderdeel 2 van het bestreden vonnis de feiten vastgesteld die hij tot uitgangspunt heeft genomen. In hoger beroep is niet in geschil dat de feiten juist zijn weergegeven, zodat ook het hof van deze feiten uitgaat. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten, komen deze op het volgende neer.
3.1. [geïntimeerde] drijft zelfstandig een onderneming in belastingadvies.
3.2. Otentica was eerst een werkmaatschappij (met de naam Otentica B.V.), totdat zij met een herstructurering op 24 november 2022 is omgezet in een holding (met de naam Otentica Holding B.V.) met daaronder een nieuw opgerichte werkmaatschappij,.
3.3. Bij de herstructurering waren onder meer betrokken de heer [naam 1] , (middellijk) bestuurder van Otentica, en de heer [naam 2] , aandeelhouder en financier van Otentica. Daarnaast had Otentica nog andere aandeelhouders en nog een andere financier.
3.4. [geïntimeerde] heeft werkzaamheden verricht ten behoeve van de herstructurering. Hij heeft daarvoor op 8 september 2022 in totaal € 7.139,- (inclusief btw) gefactureerd aan Otentica met een omschrijving van de werkzaamheden. Otentica heeft deze factuur niet voldaan, waarna [geïntimeerde] de onderhavige procedure is gestart.
4 Eerste aanleg
4.1. [geïntimeerde] heeft in eerste aanleg, samengevat, gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, Otentica te veroordelen tot betaling van € 7.139,00 aan hoofdsom en € 731,95 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met rente en kosten, uit hoofde van de opdrachtovereenkomst tot begeleiding van de herstructurering.
4.2. De kantonrechter heeft de vorderingen van [geïntimeerde] toegewezen. Daartoe heeft hij geoordeeld dat [naam 1] namens Otentica in elk geval (stilzwijgend) heeft ingestemd met de inschakeling van [geïntimeerde] op kosten van Otentica in het kader van de herstructurering. Otentica heeft moeten begrijpen dat zij degene was ten behoeve van wie aan [geïntimeerde] opdracht werd verleend en dat de kosten die noodzakelijkerwijs ten behoeve van de herstructurering werden gemaakt, voor haar rekening zouden komen. Er is derhalve een overeenkomst tot stand gekomen tussen [geïntimeerde] en Otentica. [geïntimeerde] heeft de opdracht naar behoren uitgevoerd en het door hem in rekening gebrachte uurtarief is te beschouwen als een redelijk loon, zodat Otentica gehouden is de factuur te voldoen.
5 Beoordeling
5.1. Otentica heeft in hoger beroep drie grieven aangevoerd en geconcludeerd tot het vernietigen van het bestreden vonnis en tot het alsnog afwijzen van de vorderingen van [geïntimeerde] .
Er is een overeenkomst tot stand gekomen tussen [geïntimeerde] en Otentica
5.2. De eerste vraag die partijen verdeeld houdt is of er een overeenkomst tussen [geïntimeerde] en Otentica tot stand is gekomen. [geïntimeerde] stelt dat dit wel zo is, Otentica betwist dat en betoogt dat zij er steeds van uit ging dat [geïntimeerde] was ingeschakeld door [naam 2] , althans door haar financiers. Vast staat dat er geen schriftelijke overeenkomst is gesloten, en ook dat [geïntimeerde] nooit een opdrachtbevestiging aan Otentica heeft gestuurd waaruit het bestaan van de door hem gestelde overeenkomst zou kunnen blijken.
5.3. Een overeenkomst komt tot stand door een aanbod van de ene partij waaruit haar wil blijkt zich daaraan te willen binden, en de aanvaarding van dat aanbod door haar wederpartij (artikel 6:217 BW). Aanbod en aanvaarding kunnen in beginsel in elke vorm plaatsvinden, dus ook mondeling of besloten liggen in een gedraging (artikel 3:37 BW). Uit de artikelen 3:33 en 3:35 BW (de zogeheten wilsvertrouwensleer) volgt dat bij de vraag of sprake is van een aanbod of van een aanvaarding daarvan, het aankomt op de wederzijdse verklaringen en gedragingen van beide partijen, wat zij over en weer daaruit mochten afleiden en de betekenis die zij, gegeven de omstandigheden en de context, daaraan mochten toekennen. Ook gedragingen en verklaringen achteraf kunnen daarin inzicht geven.
5.4. Nu Otentica ontkent dat zij een opdracht aan [geïntimeerde] heeft gegeven, brengt de wilsvertrouwensleer mee dat het hof moet beoordelen of [geïntimeerde] niettemin erop heeft mogen vertrouwen dat Otentica hem opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden die hij aan haar heeft gefactureerd. Het hof is van oordeel dat [geïntimeerde] terecht daarop heeft vertrouwd, zodat op basis van dat gerechtvaardigd vertrouwen tussen partijen een overeenkomst tot stand is gekomen waarin Otentica aan [geïntimeerde] de verrichte werkzaamheden heeft opgedragen. Dat oordeel is gebaseerd op de volgende overwegingen.
5.5. De rechtbank heeft vastgesteld, en daartegen is niet gegriefd, dat het de oorspronkelijke bedoeling van Otentica was om de voorgenomen herstructurering te laten verzorgen en begeleiden door een notaris. De notaris kon of wilde deze niet alle aspecten van de herstructurering zelf begeleiden, want daarvoor was ook bijzondere expertise nodig. Daarop heeft [naam 2] met de notaris overlegd om een fiscaal expert uit zijn eigen netwerk erbij te betrekken, waarna hij in april 2022 op zijn kantoor een bespreking heeft georganiseerd waarop behalve hijzelf, [geïntimeerde] aanwezig was en [naam 1] namens Otentica.
5.6. Volgens [geïntimeerde] heeft hij op deze bijeenkomst toegelicht wat hij voor de herstructurering zou kunnen betekenen en wat zijn tarieven waren. Dit betwist Otentica; er is volgens Otentica geen concreet aanbod gedaan voor het tegen betaling begeleiden van de herstructurering die de vennootschap dan zou moeten dragen. Otentica verkeerde in de veronderstelling dat de notaris [geïntimeerde] had ingeschakeld. Het hof passeert dit verweer gelet op de context waarin die bespreking plaatsvond en overweegt daartoe het volgende.
5.7. In de eerste plaats is het algemeen gebruikelijk dat bij de herstructurering van een vennootschap de kosten daarvan, dus ook de kosten van ingeschakelde experts, gedragen worden door de vennootschap die het aangaat en daarmee gebaat is, in dit geval Otentica. Zonder aanwijzingen voor het tegendeel mocht [geïntimeerde] er dus van uitgaan dat het in dit geval niet anders zou zijn. Dat [geïntimeerde] voor de bespreking in april 2022 werd uitgenodigd om zichzelf daar te presenteren aan ( [naam 1] namens) Otentica, sluit daar naadloos op aan. Dat [geïntimeerde] op voorstel van [naam 2] als fiscaal deskundige was aanbevolen maakt nog niet dat [naam 2] dan ook die kosten zou moeten dragen. Op de bespreking was duidelijk dat [geïntimeerde] door [naam 2] was voorgedragen om het gedeelte van de herstructurering te gaan begeleiden dat de notaris niet kon of wilde begeleiden. Otentica heeft ter zitting bevestigd dat de notaris werkte in haar opdracht en op haar kosten. Tussen partijen is niet in geschil dat de uitkomst van de bespreking is geweest en Otentica er mee heeft ingestemd dat gekozen werd voor de voorgestelde herstructurering en dat [geïntimeerde] dat gedeelte (in plaats van de notaris) zou begeleiden. Daaruit mocht [geïntimeerde] afleiden dat ook [naam 1] ermee akkoord was dat [geïntimeerde] de werkzaamheden uitvoerde ten behoeve van Otentica en dat [geïntimeerde] daarvoor ook betaald zou worden. Immers, de notaris kon of wilde die (fiscale) werkzaamheden niet zelf verrichten. [geïntimeerde] mocht er aldus gerechtvaardigd op vertrouwen dat Otentica ermee instemde dat hij werkzaamheden voor Otentica zou verrichten en dat hij daarvoor ook door Otentica zou worden betaald, ook al is dat niet zo uitdrukkelijk door Otentica uitgesproken.
5.8. Otentica heeft verder nog aangevoerd dat [geïntimeerde] zijn werkzaamheden vooral ten behoeve van de aandeelhouders heeft verricht. Daaruit blijkt volgens haar dat zij niet zijn opdrachtgever is geweest. Het hof volgt haar niet hierin. Ter zitting hebben partijen desgevraagd bevestigd dat na de bespreking [geïntimeerde] de trekker werd van de herstructurering. Aan een herstructurering zoals Otentica die wenste is inherent dat zij niet alleen de vennootschap zelf aangaat maar ook degenen die aan haar (als aandeelhouders) zijn verbonden. Dat [geïntimeerde] bij zijn werkzaamheden oog heeft gehad voor de belangen van haar oprichters en zittende aandeelhouders, en voor hun stemverhoudingen ten opzichte van de verschaffers van het nieuwe kapitaal en op eigen initiatief met deze betrokkenen rechtstreeks daarover heeft gecorrespondeerd voor hij Otentica adviseerde, past bij zijn rol als trekker van het project. Dat kan daarom niet de conclusie dragen dat hij ‘dus’ door de aandeelhouders was ingeschakeld. Dat, tot slot, [geïntimeerde] in andere kwesties door [naam 2] is ingeschakeld en diens vaste adviseur is, is niet relevant voor de vraag of hij in dit specifieke geval door Otentica is ingeschakeld, althans daar terecht op heeft mogen vertrouwen.
5.9. Het vervolg op de bespreking in april 2022 is geweest dat [geïntimeerde] aan de slag is gegaan met de herstructurering. Uit de correspondentie die hij in dat kader met Otentica heeft gevoerd, blijkt dat [geïntimeerde] zich opstelde als adviseur van de vennootschap, en bij gelegenheid ook haar instemming vroeg voor voorstellen die hij deed. Niet is gesteld of gebleken dat Otentica nog een andere eigen adviseur had om de voorstellen van [geïntimeerde] te toetsen. Otentica heeft de werkzaamheden van [geïntimeerde] steeds en zonder enig reserve in ontvangst genomen en zijn voorstellen gevolgd. Zij heeft hem ook instructies gegeven. Ook aan deze gang van zaken mocht [geïntimeerde] het gerechtvaardigd vertrouwen ontlenen, althans een bevestiging daarvan, dat Otentica hem opdracht had verleend voor die werkzaamheden.
5.10. De conclusie is dat [geïntimeerde] er gerechtvaardigd op heeft vertrouwd dat tussen partijen een overeenkomst van opdracht tot stand is gekomen.
5.11. Otentica heeft bewijs aangeboden van hetgeen is besproken tijdens de bespreking in april 2022. Voor zover zij daarmee heeft bedoeld te bewijzen dat zij bij die bespreking [geïntimeerde] niet een concreet aanbod heeft gedaan voor een overeenkomst, en zij ook niet uitdrukkelijk aan [geïntimeerde] opdracht heeft gegeven, is haar aanbod niet relevant omdat het hof daar al van uit is gegaan. Otentica heeft verder niet toegelicht wat volgens haar op die bespreking is gezegd dat, indien bewezen, tot een andere uitkomst leidt, zodat het hof niet toekomt aan bewijslevering.
5.12. Dit alles betekent dat grief I faalt.
Otentica moet de factuur van [geïntimeerde] betalen
5.13. Voor het geval grief I faalt, heeft Otentica haar grief II gericht tegen de hoogte van het door [geïntimeerde] gefactureerde bedrag voor zijn werkzaamheden. Zij keert zich daarbij zowel tegen het aantal uren dat hij in rekening heeft gebracht en de specificatie daarvan, als tegen de hoogte van het door hem gehanteerde uurtarief van € 200.
5.14. De grief faalt. Het hof licht dat toe.
5.15. Niet in geschil is dat [geïntimeerde] zijn werkzaamheden kundig en naar behoren heeft uitgevoerd. [geïntimeerde] heeft in totaal 29,5 uur in rekening gebracht voor zijn werkzaamheden. Dat urentotaal komt het hof voor een herstructurering niet bovenmatig voor. Daarbij weegt mee dat die herstructurering in dit geval al bij voorbaat gezien werd als zodanig complex dat de notaris die niet kon of wilde begeleiden, dat daarvoor bijzondere externe expertise nodig was, en dat [geïntimeerde] die herstructurering is gaan trekken. Bovendien is [geïntimeerde] bij zijn werkzaamheden erop gestuit dat de werkelijke structuur van de groep en verdeling van het aandelenkapitaal anders was (met andere partijen) dan in het aandelenregister was opgenomen, hetgeen volgens [geïntimeerde] tot aanzienlijke extra werkzaamheden heeft geleid en door Otentica niet is betwist. Verder stelt het hof vast dat [geïntimeerde] in zijn e-mail van 17 oktober 2022 desgevraagd zijn urenbesteding nader heeft gespecificeerd op een wijze die voldoende inzichtelijk is om die urenbesteding te kunnen toetsen. In het licht van dit alles heeft Otentica onvoldoende onderbouwd waarom [geïntimeerde] te veel uren bij haar in rekening heeft gebracht.
5.16. In reactie op het betoog van Otentica dat (uitsluitend) in het geval van een fiscaal jurist met een academische graad een uurtarief van € 200 niet onredelijk is, heeft [geïntimeerde] aangetoond dat hij aan die kwalificatie voldoet. Daarmee valt ook de bodem weg voor de klacht tegen het door [geïntimeerde] gehanteerde uurtarief.
De buitengerechtelijke incassokosten zijn toewijsbaar
5.17. Voor zover Otentica opkomt tegen de door [geïntimeerde] gevorderde buitengerechtelijke incassokosten, oordeelt het hof dat – nu de vordering tot betaling van de factuur van [geïntimeerde] door de rechtbank terecht is toegewezen – ook de buitengerechtelijke incassokosten voor vergoeding in aanmerking komen. Otentica heeft in eerste aanleg aangevoerd dat deze kosten onder de proceskosten vallen, maar dat standpunt is door de kantonrechter terecht verworpen. Nu Otentica in hoger beroep haar betwisting van de incassokosten op geen enkele wijze nader heeft onderbouwd, gaat het hof aan deze blote betwisting voorbij, zodat grief III eveneens faalt.
Slotsom
5.18. De grieven I, II en III treffen geen doel. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Otentica is in het hoger beroep in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld in de proceskosten in hoger beroep. Het hof stelt deze kosten als volgt vast:
- griffierecht € 349,00
- salaris advocaat € 1.716,00 (tarief I, 2 punten)
Totaal € 2.065,00
6 Beslissing
Het hof:
6.1. bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
6.2. veroordeelt Otentica in de kosten van het geding in hoger beroep, tot op heden aan de zijde van [geïntimeerde] vastgesteld op € 2.065,00.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.M. van den Berg, R.A. Dozy en M. Bijkerk en door de rolraadsheer in het openbaar uitgesproken op 2 september 2025.