Uitspraak inhoud

Datum uitspraak: 9 september 2025
24/2030 PW
Centrale Raad van Beroep
Enkelvoudige kamer
Uitspraak als bedoeld in de artikelen 8:75a en 8:108 van de Algemene wet bestuursrecht in verband met het hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 juli 2024, 23/4723
Partijen:
[appellante] te [woonplaats] (appellante)
het college van burgemeester en wethouders van Zoetermeer (college)

PROCESVERLOOP

Namens appellante heeft [gemachtigde] hoger beroep ingesteld.
Het college heeft op 23 januari 2025 een gewijzigde beslissing op bezwaar genomen.
Bij brief van 29 januari 2025 heeft [gemachtigde] namens appellante het hoger beroep ingetrokken en gelijktijdig aan de Raad verzocht het college te veroordelen in de proceskosten.
Het college heeft bij brief van 14 februari 2025 gereageerd op de gevraagde kostenveroordeling en bericht dat het de kosten van het griffierecht in hoger beroep betaalbaar heeft gesteld met een besluit van 22 november 2024 en dat het proceskosten in de bezwaarprocedure betaalbaar heeft gesteld met een besluit van 22 januari 2025.
Onder toepassing van artikel 8:57 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is het onderzoek ter zitting achterwege gelaten. Vervolgens is het onderzoek gesloten.

OVERWEGINGEN

Artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin, van de Awb bepaalt dat in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de kosten kan worden veroordeeld. Ingevolge artikel 8:108, eerste lid, van de Awb is deze bepaling van overeenkomstige toepassing op het hoger beroep.
Met de gewijzigde beslissing op bezwaar van 23 januari 2025 heeft het college de beslissing op bezwaar van 6 juni 2023 herroepen, het bezwaar van appellante van 27 april 2023 gegrond verklaard, en de hoogte van de extra betaling aan energietoeslag voor appellante vastgesteld op € 500,-. Daarmee is het college aan appellante tegemoetgekomen als bedoeld in artikel 8:75a, eerste lid, eerste volzin van de Awb.
Aangezien het college met het besluit van 23 januari 2025 de in de bezwaarprocedure gemaakte kosten al heeft vergoed aan appellante, wordt het college enkel veroordeeld in de kosten die appellante in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. De proceskosten worden, ingevolge het Besluit proceskosten bestuursrecht, begroot op € 907, - in beroep (1 punt voor het indienen van het beroepschrift) en € 907, - in hoger beroep (1 punt voor het indienen van het hoger beroepschrift).
Voor vergoeding van het betaalde griffierecht kan appellante zich rechtstreeks tot het college wenden.

BESLISSING

De Centrale Raad van Beroep veroordeelt het college in de kosten van appellante tot een bedrag van € 1.814,-.
Deze uitspraak is gedaan door M.F. Wagner, in tegenwoordigheid van A. Giesen als griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 9 september 2025.
(getekend) M.F. Wagner
(getekend) A. Giesen