Artikel 55. Later ontstaan van het recht op een WGA-uitkering
1. Indien op de dag, bedoeld in artikel 54, tweede lid, geen recht op een WGA-uitkering is ontstaan, ontstaat het recht op een WGA uitkering op de dag dat de verzekerde gedeeltelijk arbeidsgeschikt is, indien hij op de dag daaraan voorafgaand:
a. recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering; b. minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid intreedt binnen vijf jaar na:
1°. de in artikel 54, tweede lid, bedoelde dag en voortkomt uit dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij gedurende de wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid; of 2°. de in artikel 49 bedoelde dag en voortkomt uit dezelfde oorzaak als op grond waarvan hij eerder recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering; of
c. minder dan 35% arbeidsongeschikt was en de gedeeltelijke arbeidsgeschiktheid intreedt binnen vier weken na:
1°. de in artikel 54, tweede lid, bedoelde dag en voortkomt uit een andere oorzaak dan op grond waarvan hij gedurende de wachttijd ongeschikt was tot het verrichten van zijn arbeid; of 2°. de in artikel 49 bedoelde dag en voortkomt uit een andere oorzaak dan op grond waarvan hij eerder recht had op een arbeidsongeschiktheidsuitkering.
2. Het recht op een WGA-uitkering ontstaat niet indien een uitsluitingsgrond als bedoeld in artikel 43, onderdeel a, onder 2°, d, e, f of i zich voordoet.
3. Het recht op een WGA-uitkering ontstaat alsnog op de dag dat geen van de uitsluitingsgronden als bedoeld in artikel 43, onderdeel a, onder 2°, d, e, f of i zich meer voordoet binnen vijf jaar na de in artikel 54, tweede lid, of artikel 49 bedoelde dag, mits de verzekerde op die dag gedeeltelijk arbeidsgeschikt is.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:CRVB:2025:1191 - Centrale Raad van Beroep - 6 augustus 2025
ECLI:NL:RBGEL:2025:7717 - WIA-uitkering: geen toegenomen beperkingen door EMDR-behandeling of medicatie - 17 september 2025
De rechtbank oordeelt dat een aanvraag voor een WIA-uitkering wegens toegenomen klachten terecht is afgewezen. Eiser maakt niet aannemelijk met medische stukken dat zijn EMDR-behandeling of medicatiegebruik leidt tot een objectieve toename van beperkingen ten opzichte van de eerder vastgestelde Functionele Mogelijkhedenlijst.