Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 7. Onderwijs
Titel 2. Vooropleidingseisen en toelatingseisen
Paragraaf 2. Toelatingseisen masteropleidingen
Artikel 7.30b. Toelatingseisen masteropleidingen

Artikel 7.30b. Toelatingseisen masteropleidingen

Laatste versie

1. Voor de inschrijving voor een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs of voor een masteropleiding in het hoger beroepsonderwijs geldt als toelatingseis:

a. het bezit van een graad Bachelor in het wetenschappelijk onderwijs onderscheidenlijk een graad Bachelor in het hoger beroepsonderwijs; of b. het bezit van kennis, inzicht en vaardigheden op het niveau van een graad Bachelor in het wetenschappelijk onderwijs onderscheidenlijk een graad Bachelor in het hoger beroepsonderwijs.

2. Het instellingsbestuur kan naast de eisen, bedoeld in het eerste lid, kwalitatieve toelatingseisen vaststellen. Deze eisen worden opgenomen in de onderwijs- en examenregeling.

3. Het instellingsbestuur laat degenen die aan de gestelde eisen voldoen toe tot een masteropleiding. Indien het instellingsbestuur een maximum aantal voor de opleiding in te schrijven personen heeft vastgesteld, geldt als extra toelatingseis dat dit aantal door de toelating niet wordt overschreden.

4. Het instellingsbestuur maakt tijdig de procedure bekend op grond waarvan de toelating zal plaatsvinden ingeval het aantal aspirant-studenten voor een masteropleiding het maximumaantal, bedoeld in het derde lid, zou overschrijden. Het instellingsbestuur stelt daartoe een reglement vast.

5. Indien er sprake is van kwalitatieve toelatingseisen van studenten bedraagt het aantal soorten daarvan ten minste twee.

6. Indien afgestudeerden van een bacheloropleiding in het wetenschappelijk onderwijs zich niet kunnen of dreigen te kunnen inschrijven bij een masteropleiding in het wetenschappelijk onderwijs, kan Onze Minister een of meer instellingsbesturen van universiteiten verplichten een of meer masteropleidingen aan te wijzen waaraan bedoelde afgestudeerden zich kunnen inschrijven.