Artikel 3.10
1. Onverminderd artikel 3.5, eerste, vierde en vijfde lid, is het verboden:
a. in het wild levende zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen en kevers van de soorten, genoemd in de bijlage, onderdeel A, bij deze wet, opzettelijk te doden of te vangen; b. de vaste voortplantingsplaatsen of rustplaatsen van dieren als bedoeld in onderdeel a opzettelijk te beschadigen of te vernielen, of c. vaatplanten van de soorten, genoemd in de bijlage, onderdeel B, bij deze wet, in hun natuurlijke verspreidingsgebied opzettelijk te plukken en te verzamelen, af te snijden, te ontwortelen of te vernielen.
2. Artikel 3.8, met uitzondering van het derde en vierde lid, is van overeenkomstige toepassing op de verboden, bedoeld in het eerste lid, met dien verstande dat, in aanvulling op de redenen, genoemd in het vijfde lid, onderdeel b, de noodzaak voor de ontheffing of vrijstelling ook verband kan houden met handelingen:
a. in het kader van de ruimtelijke inrichting of ontwikkeling van gebieden of van kleinschalige bouwactiviteiten, met inbegrip van het daarop volgende gebruik van het gebied of het gebouwde; b. ter voorkoming van schade of overlast, met inbegrip van schade aan sportvelden, schietterreinen, industrieterreinen, kazernes, of begraafplaatsen; c. ter beperking van de omvang van de populatie van dieren, in verband met door deze dieren ter plaatse en in het omringende gebied veelvuldig veroorzaakte schade of in verband met de maximale draagkracht van het gebied waarin de dieren zich bevinden; d. ter voorkoming of bestrijding van onnodig lijden van zieke of gebrekkige dieren; e. in het kader van bestendig beheer of onderhoud in de landbouw of bosbouw; f. in het kader van bestendig beheer of onderhoud aan vaarwegen, watergangen, waterkeringen, waterstaatswerken, oevers, vliegvelden, wegen, spoorwegen of bermen, of in het kader van natuurbeheer; g. in het kader van bestendig beheer of onderhoud van de landschappelijke kwaliteiten van een bepaald gebied; h. in het algemeen belang, of i. bestendig gebruik.
3. De verboden, bedoeld in het eerste lid, onderdelen a, en b, zijn niet van toepassing op de bosmuis, de huisspitsmuis en de veldmuis voor zover deze dieren zich in of op gebouwen of daarbij behorende erven of roerende zaken bevinden.
Details
[Regeling vervallen per 01-01-2024]
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RVS:2025:3413 - Raad van State - 23 juli 2025
ECLI:NL:RBDHA:2025:16921 - Faunabeheerplan Konijnen Zuid-Holland mist borging voor afweging alternatieve maatregelen - 16 september 2025
De rechtbank vernietigt de goedkeuring van het faunabeheerplan voor konijnen. Het plan biedt onvoldoende zekerheid dat alternatieve, niet-dodelijke maatregelen adequaat worden afgewogen voordat de faunabeheereenheid toestemming voor afschot verleent. De kaders voor deze beoordeling ontbreken, wat resulteert in een motiveringsgebrek.
ECLI:NL:RVS:2025:3439 - Raad van State - 23 juli 2025
ECLI:NL:RVS:2025:3425 - Raad van State - 23 juli 2025
ECLI:NL:RVS:2025:3427 - Raad van State - 23 juli 2025
ECLI:NL:RBOVE:2025:5836 - Rechtbank Overijssel - 3 oktober 2025
ECLI:NL:RBOBR:2025:5769 - Kapvergunning bomen voor windvang molen onvoldoende gemotiveerd door college - 16 september 2025
De rechtbank oordeelt dat een kapvergunning voor elf bomen om de windvang van een molen te verbeteren onzorgvuldig is voorbereid en onvoldoende is gemotiveerd. Het college heeft het zwaarwegend maatschappelijk belang en de waarde van de bomen niet deugdelijk onderbouwd, waardoor een correcte belangenafweging ontbreekt.
ECLI:NL:RVS:2025:3003 - Raad van State - 2 juli 2025
ECLI:NL:RVS:2025:4425 - Weigering ontheffing voor afschot vos met lichtbak was terecht - 17 september 2025
De Afdeling oordeelt dat een ontheffing voor het doden van een vos met een lichtbak geweigerd mag worden als er een andere bevredigende oplossing bestaat. Het nemen van aanvullende maatregelen bij extreem weer, zoals het sneeuwvrij houden van een voswerend hekwerk, is zo'n oplossing.