Artikel 25
1. De werknemer is verplicht aan het UWV op zijn verzoek of onverwijld uit eigen beweging alle feiten en omstandigheden mede te delen, waarvan hem redelijkerwijs duidelijk moet zijn dat zij van invloed kunnen zijn op het recht op uitkering, het geldend maken van het recht op uitkering, de hoogte of de duur van de uitkering, of op het bedrag van de uitkering dat aan de werknemer wordt betaald. Deze verplichting geldt niet, voor zover een recht op uitkering niet geldend kan worden gemaakt als gevolg van een blijvend gehele weigering. Deze verplichting geldt evenmin indien die feiten en omstandigheden door het UWV kunnen worden vastgesteld op grond van bij wettelijk voorschrift als authentiek aangemerkte gegevens of kunnen worden verkregen uit bij ministeriële regeling aan te wijzen administraties. Bij ministeriële regeling wordt bepaald voor welke gegevens de derde zin van toepassing is.
2. Het eerste lid is van overeenkomstige toepassing op de werkgever van de in artikel 18, eerste lid, bedoelde werknemer indien de betaling van de uitkering, bedoeld in artikel 18, eerste lid, geschiedt door zijn tussenkomst.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:CRVB:2025:1291 - Centrale Raad van Beroep - 20 augustus 2025
ECLI:NL:CRVB:2025:1085 - Centrale Raad van Beroep - 9 juli 2025
ECLI:NL:CRVB:2025:1357 - Centrale Raad van Beroep - 4 september 2025
ECLI:NL:CRVB:2025:1352 - Centrale Raad van Beroep - 3 september 2025
ECLI:NL:CRVB:2025:1453 - Centrale Raad van Beroep - 1 oktober 2025
ECLI:NL:CRVB:2025:1132 - Intrekking WW- en ZW-uitkeringen wegens ontbreken privaatrechtelijke dienstbetrekking - 31 juli 2025
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat het Uwv terecht een WW- en ZW-uitkering heeft ingetrokken. De Raad bevestigt het oordeel van de rechtbank dat er geen sprake was van een privaatrechtelijke dienstbetrekking tussen appellant en zijn vermeende werkgever, waardoor appellant niet verzekerd was.