Terug naar bibliotheek
Hoofdstuk 3. Verblijf
Afdeling 3. De verblijfsvergunning regulier
Paragraaf 1. De verblijfsvergunning voor bepaalde tijd
Artikel 17

Artikel 17

Laatste versie

1. Een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 14 wordt niet afgewezen wegens het ontbreken van een geldige machtiging tot voorlopig verblijf, indien het betreft:

a. de vreemdeling die de nationaliteit bezit van één der door bij regeling van Onze Minister in overeenstemming met Onze Minister van Buitenlandse Zaken aan te wijzen landen; b. de gemeenschapsonderdaan, voorzover niet reeds vrijgesteld op grond van een aanwijzing als bedoeld onder a; c. de vreemdeling voor wie het gelet op diens gezondheidstoestand niet verantwoord is om te reizen; d. de vreemdeling die slachtoffer of getuige-aangever is van mensenhandel; e. de vreemdeling die onmiddellijk voorafgaande aan de aanvraag in het bezit was van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd als bedoeld in artikel 28 dan wel van een verblijfsvergunning voor onbepaalde tijd als bedoeld in artikel 33; f. de vreemdeling die tijdig een aanvraag heeft ingediend tot wijziging van een verblijfsvergunning; g. de vreemdeling die behoort tot een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen categorie; h. een langdurig ingezetene uit een andere EU-lidstaat, dan wel diens echtgenoot of minderjarig kind ingeval het gezin reeds was gevormd in die andere lidstaat.

2. De voordracht voor een krachtens het eerste lid, onder g, vast te stellen algemene maatregel van bestuur wordt niet gedaan dan nadat een ontwerp in de Staatscourant is bekendgemaakt en aan een ieder de gelegenheid is geboden om binnen vier weken na de dag waarop de bekendmaking is geschied, wensen en bedenkingen ter kennis van Onze Minister te brengen. Gelijktijdig met de bekendmaking wordt het ontwerp aan de beide kamers der Staten-Generaal overgelegd.

Gerelateerde rechtspraak

Rechtbank Den Haag22x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:18071 - Rechtbank Den Haag - 31 oktober 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:1807131 oktober 2024Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:14340 - Rechtbank Den Haag - 29 augustus 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:1434029 augustus 2024Dit wetsartikel wordt 10 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:11879 - Rechtbank Den Haag - 24 juli 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:1187924 juli 2024Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:13381 - Rechtbank Den Haag - 14 juli 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:1338114 juli 2024Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:8006 - Rechtbank Den Haag - 20 mei 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:800620 mei 2024Dit wetsartikel wordt 3 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:RBDHA:2024:16963 - Rechtbank Den Haag - 17 oktober 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:1696317 oktober 2024Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2023:20583 - Rechtbank Den Haag - 21 december 2023

ECLI:NL:RBDHA:2023:2058321 december 2023Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:2415 - Rechtbank Den Haag - 19 februari 2024

ECLI:NL:RBDHA:2024:241519 februari 2024Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak