ECLI:NL:RBDHA:2023:20583 - Rechtbank Den Haag - 21 december 2023
Uitspraak
Uitspraak inhoud
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/7616 en AWB 22/6606
uitspraak van de enkelvoudige kamer en voorzieningenrechter van 23 december 2023 in de zaak tussen
[eiser] , eiser/verzoeker (hierna: eiser)
V-nummer: [v-nummer] (gemachtigde: mr. A.R. Bissesur),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder
(gemachtigde: mr. R. Radema).
Inleiding
1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van de aanvraag van eiser voor een verblijfsvergunning en beoordeelt de voorzieningenrechter het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser.
1.1. Verweerder heeft deze aanvraag met het besluit van 5 oktober 2022 afgewezen. Met het bestreden besluit van 21 november 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2. De rechtbank heeft het beroep op 28 september 2023 op zitting behandeld. Eiser was aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde. Als tolk was aanwezig. M. Ajouaou. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Voor verweerder was ook mr Y. Verheugd aanwezig.
Beoordeling door de rechtbank
Waar gaat deze zaak over?
2. Eiser is geboren op [datum] 1980 en heeft de Marokkaanse nationaliteit. Hij heeft een aanvraag gedaan voor een gecombineerde vergunning voor verblijf en arbeid (GVVA) met het doel ‘arbeid in loondienst’.
3. Verweerder heeft de aanvraag afgewezen, omdat eiser geen geldige machtiging voorlopig verblijf (mvv) heeft. Daarnaast komt eiser niet in aanmerking voor een vrijstelling van het mvv-vereiste.
Wat vindt eiser in beroep?
4. De omstandigheden en voorwaarden in de eerdere aanvraagprocedure waar verweerder naar verwijst zijn niet hetzelfde als in de onderhavige aanvraag. Eiser hoeft geen nieuwe feiten en omstandigheden naar voren te brengen, het is een hele andere aanvraag. Eiser voldoet aan de voorwaarden en heeft dus geen mvv nodig om een verblijfsvergunning te krijgen. Daarnaast is sprake van discriminatie, nu verweerder andere werkzoekenden uit de Filipijnen wel heeft toegelaten. Gezien de aanvraag lag het op de weg van verweerder om het UWV
Wat is het oordeel van de rechtbank?
*5.*De aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd wordt afgewezen, als de vreemdeling niet beschikt over een geldige mvv.
6. De rechtbank is van oordeel dat verweerder op goede gronden heeft overwogen dat eiser niet in aanmerking komt voor vrijstelling van het mvv-vereiste. Verweerder heeft deze overweging, onder verwijzing naar eerdere besluiten van 14 september 2020, 4 november 2020 en 30 september 2022, voldoende gemotiveerd. Waarbij de rechtbank tevens opmerkt dat het besluit van 30 september 2022 slechts enkele dagen voor het primaire besluit in de onderhavige aanvraag van 5 oktober 2022 is genomen. In deze eerdere besluiten is eiser het mvv-vereiste al tegengeworpen. Hierin is uitgelegd waarom dit niet in strijd is met artikel 8 van het EVRM en waarom de hardheidsclausule niet wordt toegepast om eiser vrij te stellen van het mvv-vereiste. Deze overwegingen van verweerder zijn ook getoetst door de rechtbank Den Haag in de uitspraak van 25 november 2021, waarin is bepaald dat de weigering van de verblijfsvergunning van 4 november 2020 in stand kan blijven.
Conclusie en gevolgen
7. Het beroep is ongegrond.
8. Het verzoek om een voorlopige voorziening wordt buiten zitting afgedaan en niet-ontvankelijk verklaard, nu er niet langer sprake is van connexiteit.
9. Verweerder hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.J.L. van der Waals, rechter, in aanwezigheid van mr.T. Verschoor, griffier. De beslissing is uitgesproken in het openbaar op 22 december 2023.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak op het beroep, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen vier weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen. Tegen de uitspraak op het verzoek om een voorlopige voorziening staat geen hoger beroep of verzet open.
Artikel 17 van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw), artikel 3.71 van het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb) en paragraaf B1/4.1 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc).
Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen.
Artikel 3.71 van het Vb.
Zaaknummer: AWB 20/8576. Eiser heeft tegen deze uitspraak geen hoger beroep ingesteld.
Op grond van artikel 8:81 en artikel 8:83, derde lid, van de Awb.