Terug naar bibliotheek
Rechtbank Den Haag

ECLI:NL:RBDHA:2024:8006 - Rechtbank Den Haag - 20 mei 2024

Uitspraak

ECLI:NL:RBDHA:2024:800620 mei 2024

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Middelburg

Bestuursrecht

zaaknummer: NL24.16761

V-nummer: [v-nummer] (gemachtigde: mr. M.B. van den Toorn-Volkers),

en

(gemachtigde: mr. L. Hartog).

Procesverloop

Bij besluit van 15 april 2024 heeft verweerder eisers asielaanvraag niet in behandeling genomen, omdat [land] verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.

Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.

De rechtbank heeft het beroep op 16 mei 2024 op zitting behandeld. Partijen hebben zich laten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedag] 1998 en de Syrische nationaliteit te hebben.

2. Verweerder heeft het bestreden besluit gebaseerd op artikel 30, eerste lid, van de Vw.[1] Daarin is bepaald dat een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning voor bepaalde tijd niet in behandeling wordt genomen indien op grond van Dublinverordening[2] is vastgesteld dat een andere lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. In dit geval heeft Nederland bij [land] een verzoek om terugname gedaan. [land] heeft dit verzoek aanvaard.

3. Eiser meent dat ten aanzien van [land] niet van het interstatelijk vertrouwensbeginsel uitgegaan kan worden en overdracht strijdig is met artikel 4 van het Handvest.[3] Asielzoekers worden in [land] uitgescholden, geslagen met stokken en krijgen niet voldoende eten. Verweerder heeft verder niet heeft gemotiveerd waarom geen toepassing wordt gegeven aan artikel 17 van de Vw. Hij heeft in het gehoor en de zienswijze aangegeven hoe mensonwaardig hij in [land] is behandeld. Deze persoonlijke slechte ervaringen met de Letse autoriteiten dienen voor verweerder voldoende te zijn om zijn asielaanvraag op grond van artikel 17 van de Vw aan zich te trekken.

De rechtbank oordeelt als volgt.

4. Verweerder mag ten aanzien van [land] als uitgangspunt uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel. Het is daarom aan eiser om aannemelijk te maken dat dit in zijn geval niet kan. Eiser is hier niet in geslaagd.

5. [land] heeft met het expliciete claimakkoord de garantie gegeven dat de asielaanvraag van eiser met inachtneming van de Europese asiel- en opvangrichtlijnen in behandeling wordt genomen. Voor zover eiser stelt dat de autoriteiten van [land] in strijd handelen met deze richtlijnen, kan en dient hij daarover te klagen of bescherming te zoeken bij de (hogere) Letse autoriteiten. Dit geldt ook indien hij tegen andersoortige problemen in [land] aanloopt. Eiser heeft niet onderbouwd dat klagen of hulp vragen in [land] voor hem niet mogelijk of zinloos is.

6. Ter zitting is verder namens eiser gesteld dat de situatie in [land] nog heftiger was dan in het gehoor naar voren is gebracht. Daartoe is echter van belang dat het op de weg van eiser lag om tijdens het gehoor zo uitgebreid mogelijk te verklaren over hetgeen hij in [land] heeft meegemaakt. Verweerder heeft zich dan ook in redelijkheid op het standpunt gesteld dat de door eiser aangevoerde (persoonlijke) omstandigheden geen bijzondere individuele omstandigheden zijn die maken dat overdracht van eiser aan [land] van onevenredige hardheid getuigt en verweerder aanleiding had moeten zien om de asielaanvraag aan zich te trekken op grond van artikel 17 van de Dublinverordening.

7. Verweerder heeft gelet op het voorgaande eisers asielaanvraag terecht niet in behandeling genomen. Het beroep is ongegrond.

8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. K.M. de Jager, rechter, in aanwezigheid van mr. J. de Winter, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak? Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een beroepschrift. U moet dit beroepschrift indienen binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven.

Vreemdelingenwet 2000.

Verordening nr. (EU) 604/2013.

Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.


Voetnoten

Vreemdelingenwet 2000.

Verordening nr. (EU) 604/2013.

Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.