Artikel 21. Tegemoetkoming algemeen
1. Indien de aanspraak op een tegemoetkoming in de kosten van het reizen tussen de woning of de plaats van legering en de plaats van tewerkstelling aanvangt of eindigt anders dan op de respectievelijk eerste of laatste werkdag van een kalendermaand wordt de tabeltegemoetkoming opgenomen in bijlage 1 tot en met 3, voor die maand berekend naar rato van het aantal werkdagen.
2. De aanspraak op een tegemoetkoming woon-werkverkeer wordt opgeschort, nadat de defensieambtenaar langer dan zes aaneengesloten weken afwezig is op de werklocatie. De tegemoetkoming vangt wederom aan op de eerste dag van de maand volgend op de datum van terugkeer op basis van het dan geldende persoonlijk werkrooster.
3. De aanspraak op een tegemoetkoming woon-werkverkeer wordt opgeschort vanaf de eerste dag dat de defensieambtenaar op een uitzending gaat als bedoeld in de Regeling Voorzieningen bij Vredes- en Humanitaire Operaties. De tegemoetkoming vangt wederom aan op de eerste dag van terugkeer op basis van het dan geldende persoonlijk werkrooster.
4. De aanspraak op een tegemoetkoming woon-werkverkeer wordt opgeschort vanaf de 31ste dag dat de defensieambtenaar op een meerdaagse activiteit gaat als bedoeld in de Regeling Vergoeding voor Overwerk, Onregelmatigheid, Beschikbaarheid en Bereikbaarheid. De tegemoetkoming vangt wederom aan op de eerste dag van terugkeer op basis van het dan geldende persoonlijk werkrooster.
5. Indien het persoonlijk werkrooster is gebaseerd op twee weken die anders zijn voor wat betreft de locaties waar de defensieambtenaar werkzaamheden verricht, wordt de tegemoetkoming op grond van de in bijlage 1a en 1b tabellen berekend op basis van de gemiddelde afstand.
6. Met inachtneming van het derde en het vierde lid heeft de defensieambtenaar waarvoor geen persoonlijk werkrooster is vastgesteld in een geautomatiseerd personeelssysteem op aanvraag aanspraak op een tabeltegemoetkoming opgenomen in bijlage 1 tot en met 3.