Artikel 6:6:25 (Machtiging gijzeling oninbare geldstraffen)
1. Het openbaar ministerie kan een vordering instellen om te worden gemachtigd het dwangmiddel gijzeling jegens de veroordeelde toe te passen indien volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 niet mogelijk blijkt bij:
a. een in een strafbeschikking opgelegde geldboete; b. een verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
2. De vordering bedoeld in het eerste lid, onder a, wordt ingesteld bij de kantonrechter in het arrondissement waar het adres is van degene aan wie in een strafbeschikking de geldboete is opgelegd, waarvoor verhaal is gezocht. Als het adres van degene aan wie de geldboete is opgelegd, wordt aangemerkt het in de basisregistratie personen vermelde adres alsmede het adres dat de verdachte bij het doen van verzet tegen verhaal overeenkomstig de artikelen 6:4:5 en 6:4:6 heeft opgegeven. Indien degene aan wie de geldboete is opgelegd niet als ingezetene staat ingeschreven in de basisregistratie personen, kan de vordering tevens worden ingesteld bij de rechtbank Noord-Nederland.
3. Indien de veroordeelde bekend is met de vervolging wordt de oproeping in afwijking van artikel 6:6:3, tweede lid, toegezonden aan het in de basisregistratie personen vermelde adres. Indien degene niet staat ingeschreven in de basisregistratie personen en geen adres heeft opgegeven bij het doen van verzet tegen verhaal overeenkomstig de artikelen 6:4:5 en 6:4:6, vindt de oproeping plaats in de Staatscourant.
4. De rechter bepaalt de duur van de gijzeling, die ten minste één dag beloopt. Bij een vordering bedoeld in het eerste lid, onder a, is de duur ten hoogste een week per strafbaar feit. Bij een vordering bedoeld in het eerste lid, onder b, is de duur ten hoogste hetgeen door de rechter is bepaald bij het opleggen van de maatregel. Voor elke volle € 25 van het bedrag waarvoor verhaal is gezocht, wordt niet meer dan één dag opgelegd.
5. Bij de beoordeling van de vordering houdt de rechter rekening met gedeeltelijke betalingen die door de veroordeelde zijn verricht en verhaal dat reeds ingevolge de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 is genomen.
6. De vordering wordt niet toegewezen indien de veroordeelde aannemelijk maakt dat hij buiten staat is te voldoen aan de verplichting tot betaling.
7. De gijzeling eindigt indien de veroordeelde alsnog het verschuldigde bedrag volledig voldoet. De gijzeling kan te allen tijde worden beëindigd door Onze Minister.
8. De toepassing van gijzeling heft de verschuldigdheid niet op.
Uitleg in duidelijke taal
1. Het openbaar ministerie kan een vordering instellen om te worden gemachtigd het dwangmiddel gijzeling jegens de veroordeelde toe te passen indien volledig verhaal overeenkomstig de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 niet mogelijk blijkt bij:
Dit betekent dat het openbaar ministerie de bevoegdheid heeft om een vordering in te dienen bij de rechter. Het doel van deze vordering is om toestemming (machtiging) te verkrijgen om de veroordeelde persoon te gijzelen. Deze gijzeling kan worden toegepast als het niet mogelijk blijkt om het verschuldigde bedrag volledig te verhalen (innen) volgens de procedures beschreven in de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6, in de volgende gevallen:
a. een in een strafbeschikking opgelegde geldboete;
Dit betreft een geldboete die is opgelegd door middel van een strafbeschikking.
b. een verplichting tot betaling van een geldbedrag aan de staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
Dit betreft een verplichting om een geldbedrag aan de staat te betalen. Deze verplichting dient om het voordeel dat op onrechtmatige wijze is verkregen (wederrechtelijk verkregen voordeel), af te nemen.
2. De vordering bedoeld in het eerste lid, onder a, wordt ingesteld bij de kantonrechter in het arrondissement waar het adres is van degene aan wie in een strafbeschikking de geldboete is opgelegd, waarvoor verhaal is gezocht. Als het adres van degene aan wie de geldboete is opgelegd, wordt aangemerkt het in de basisregistratie personen vermelde adres alsmede het adres dat de verdachte bij het doen van verzet tegen verhaal overeenkomstig de artikelen 6:4:5 en 6:4:6 heeft opgegeven. Indien degene aan wie de geldboete is opgelegd niet als ingezetene staat ingeschreven in de basisregistratie personen, kan de vordering tevens worden ingesteld bij de rechtbank Noord-Nederland.
Dit betekent dat de vordering zoals genoemd in het eerste lid, onderdeel a (betreffende een geldboete opgelegd via een strafbeschikking), moet worden ingediend bij de kantonrechter. Deze kantonrechter is bevoegd in het arrondissement waar het adres is van de persoon aan wie in een strafbeschikking de geldboete is opgelegd en waarvoor men verhaal heeft gezocht. Als het adres van de persoon aan wie de geldboete is opgelegd, wordt het adres beschouwd dat vermeld staat in de basisregistratie personen, alsook het adres dat de verdachte heeft opgegeven bij het aantekenen van verzet tegen verhaal overeenkomstig de artikelen 6:4:5 en 6:4:6. Indien de persoon aan wie de geldboete is opgelegd niet als ingezetene is ingeschreven in de basisregistratie personen, kan de vordering ook worden ingesteld bij de rechtbank Noord-Nederland.
3. Indien de veroordeelde bekend is met de vervolging wordt de oproeping in afwijking van artikel 6:6:3, tweede lid, toegezonden aan het in de basisregistratie personen vermelde adres. Indien degene niet staat ingeschreven in de basisregistratie personen en geen adres heeft opgegeven bij het doen van verzet tegen verhaal overeenkomstig de artikelen 6:4:5 en 6:4:6, vindt de oproeping plaats in de Staatscourant.
Dit betekent dat indien de veroordeelde weet heeft van de vervolging, de oproeping, in afwijking van artikel 6:6:3, tweede lid, wordt gestuurd naar het adres dat in de basisregistratie personen staat. Indien de betreffende persoon niet is ingeschreven in de basisregistratie personen en geen adres heeft doorgegeven bij het aantekenen van verzet tegen verhaal conform de artikelen 6:4:5 en 6:4:6, dan zal de oproeping worden gepubliceerd in de Staatscourant.
4. De rechter bepaalt de duur van de gijzeling, die ten minste één dag beloopt. Bij een vordering bedoeld in het eerste lid, onder a, is de duur ten hoogste een week per strafbaar feit. Bij een vordering bedoeld in het eerste lid, onder b, is de duur ten hoogste hetgeen door de rechter is bepaald bij het opleggen van de maatregel. Voor elke volle € 25 van het bedrag waarvoor verhaal is gezocht, wordt niet meer dan één dag opgelegd.
Dit betekent dat de rechter de lengte van de gijzeling vaststelt, die minimaal één dag moet zijn. In het geval van een vordering zoals bedoeld in het eerste lid, onder a (geldboete uit strafbeschikking), is de maximale duur één week per strafbaar feit. In het geval van een vordering zoals bedoeld in het eerste lid, onder b (ontneming wederrechtelijk verkregen voordeel), is de maximale duur gelijk aan wat de rechter heeft vastgesteld bij het opleggen van de betreffende maatregel. Voor elke € 25 van het bedrag waarvoor men verhaal heeft gezocht, wordt niet meer dan één dag gijzeling opgelegd.
5. Bij de beoordeling van de vordering houdt de rechter rekening met gedeeltelijke betalingen die door de veroordeelde zijn verricht en verhaal dat reeds ingevolge de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6 is genomen.
Dit betekent dat de rechter bij het beoordelen van de vordering tot gijzeling rekening houdt met eventuele gedeeltelijke betalingen die de veroordeelde al heeft gedaan. Ook houdt de rechter rekening met verhaal (inning van gelden) dat al heeft plaatsgevonden op basis van de artikelen 6:4:4, 6:4:5 en 6:4:6.
6. De vordering wordt niet toegewezen indien de veroordeelde aannemelijk maakt dat hij buiten staat is te voldoen aan de verplichting tot betaling.
Dit betekent dat de vordering tot gijzeling niet wordt goedgekeurd als de veroordeelde aannemelijk maakt (geloofwaardig aantoont) dat hij niet in staat is om de betalingsverplichting na te komen.
7. De gijzeling eindigt indien de veroordeelde alsnog het verschuldigde bedrag volledig voldoet. De gijzeling kan te allen tijde worden beëindigd door Onze Minister.
Dit betekent dat de gijzeling stopt zodra de veroordeelde het volledige verschuldigde bedrag alsnog betaalt. Verder kan Onze Minister (de Minister van Justitie en Veiligheid) op elk gewenst moment de gijzeling beëindigen.
8. De toepassing van gijzeling heft de verschuldigdheid niet op.
Dit betekent dat het toepassen van gijzeling niet tot gevolg heeft dat de schuld (de verplichting tot betaling) vervalt.
Gerelateerde rechtspraak
ECLI:NL:HR:2021:376
ECLI:NL:HR:2021:109 - Overgangsrecht lijfsdwang en gijzeling bij ontnemingsvorderingen na wetswijziging
Voor ontnemingsmaatregelen opgelegd vóór 1 januari 2020 geldt bij latere tenuitvoerlegging de nieuwe gijzelingsregeling. De rechter die over de gijzeling oordeelt, bepaalt de duur volgens de nieuwe wet, ook als de oorspronkelijke rechter geen maximumduur had vastgesteld. De betrokkene heeft hierdoor geen belang bij zijn klacht.
ECLI:NL:HR:2023:919 - Burgerlijke rechter moet onherroepelijke strafzaakbeslissing respecteren, ook bij mogelijke fouten
De Hoge Raad stelt dat een burgerlijke rechter moet uitgaan van de juistheid van een onherroepelijke beslissing van de strafrechter. Een inhoudelijke toetsing is niet toegestaan, tenzij de procedure bij de strafrechter in strijd was met de eisen van artikel 6 EVRM.
ECLI:NL:HR:2021:112 - Faillissementsakkoord bindt Staat ook bij niet-ingediende ontnemingsvordering
Een gehomologeerd faillissementsakkoord is op grond van artikel 157 Fw verbindend voor de Staat met een ontnemingsvordering, ook als de Staat deze vordering niet heeft ingediend. De resterende vordering wordt een niet-afdwingbare natuurlijke verbintenis.
ECLI:NL:HR:2024:42
ECLI:NL:HR:2022:805
ECLI:NL:HR:2021:442 - Nieuwe wetgeving niet van toepassing op onherroepelijke vervangende hechtenis
Een wetswijziging die de regels voor vervangende hechtenis versoepelt (Wet USB), heeft geen terugwerkende kracht voor straffen die vóór de inwerkingtreding van de wet al onherroepelijk waren. De oorspronkelijk opgelegde vervangende hechtenis mag en moet ten uitvoer worden gelegd.