Arrest inhoud

HOGE RAAD DER NEDERLANDEN

STRAFKAMER

Nummer 21/00457 P Datum 31 mei 2022

ARREST

op het beroep in cassatie tegen een uitspraak van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden van 2 februari 2021, nummer 21-004655-18, op een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel ten laste

van

[betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1969, hierna: de betrokkene.

1 Procesverloop in cassatie

Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft H.M.W. Daamen, advocaat te Maastricht, bij schriftuur cassatiemiddelen voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit. De advocaat-generaal D.J.C. Aben heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden uitspraak, doch uitsluitend voor zover het de duur van de gijzeling betreft; de Hoge Raad kan de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd bepalen op 1080 dagen.

2 Beoordeling van het eerste cassatiemiddel

De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).

3 Beoordeling van het tweede cassatiemiddel

3.1 Het cassatiemiddel klaagt dat met betrekking tot de opgelegde ontnemingsmaatregel de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd, is bepaald op 1095 dagen.

3.2 Op grond van artikel 36e lid 11 van het Wetboek van Strafrecht bepaalt de rechter bij de oplegging van de ontnemingsmaatregel de duur van de gijzeling die met toepassing van artikel 6:6:25 van het Wetboek van Strafvordering ten hoogste kan worden gevorderd. De duur van de gijzeling beloopt ten hoogste drie jaar, waarbij in deze zaak geldt dat onder een jaar 360 dagen moet worden verstaan (vgl. HR 1 juni 2021, ECLI:HR:2021:812).

3.3 De Hoge Raad zal de uitspraak van het hof in zoverre vernietigen en zelf de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd, verminderen in die zin dat is voldaan aan het wettelijk bepaalde maximum van drie jaren.

4 Beslissing

De Hoge Raad:

  • vernietigt de uitspraak van het hof, maar uitsluitend voor zover de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 1095 dagen is bepaald;
  • bepaalt dat voor zover het hof de duur van de gijzeling die ten hoogste kan worden gevorderd op 1095 dagen heeft bepaald, dient te worden uitgegaan van een duur van 1080 dagen;
  • verwerpt het beroep voor het overige.

Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren J.C.A.M. Claassens en A.E.M. Röttgering, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 31 mei 2022.