Terug naar bibliotheek
Tweede Boek. Strafvordering in eersten aanleg
Titel VI. Behandeling van de zaak door de rechtbank
Eerste afdeling. Onderzoek op de terechtzitting
Artikel 272

Artikel 272 (Leiding onderzoek terechtzitting door voorzitter)

Laatste versie

1. De voorzitter heeft de leiding van het onderzoek op de terechtzitting en geeft daartoe de nodige bevelen.

2. De voorzitter kan op grond van klemmende redenen, ambtshalve of op vordering van de officier van justitie of op verzoek van de verdachte, bevelen dat een vraag, die de verdachte of diens raadsman of de officier van justitie wenst te stellen, door zijn tussenkomst wordt gesteld.

3. De voorzitter kan een door hem aangewezen lid van de meervoudige kamer in zijn plaats belasten met de leiding van het onderzoek. Dit lid oefent de taken en bevoegdheden uit die aan de voorzitter zijn toegekend.

Uitleg in duidelijke taal

1. De voorzitter heeft de leiding van het onderzoek op de terechtzitting en geeft daartoe de nodige bevelen.

Dit betekent dat de voorzitter de verantwoordelijkheid draagt voor het leiden van het onderzoek op de terechtzitting. Om deze leiding effectief uit te oefenen, geeft de voorzitter de bevelen die daarvoor nodig zijn.

2. De voorzitter kan op grond van klemmende redenen, ambtshalve of op vordering van de officier van justitie of op verzoek van de verdachte, bevelen dat een vraag, die de verdachte of diens raadsman of de officier van justitie wenst te stellen, door zijn tussenkomst wordt gesteld.

Dit lid stelt dat de voorzitter de bevoegdheid heeft om te bevelen dat een vraag via hem of haar gesteld moet worden. Dit kan de voorzitter doen indien er sprake is van klemmende redenen. De voorzitter kan dit ambtshalve besluiten (uit eigen beweging), of op basis van een vordering van de officier van justitie, of op verzoek van de verdachte. Het gaat hierbij om een vraag die de verdachte, diens raadsman, of de officier van justitie wenst te stellen. De vraag wordt dan niet rechtstreeks gesteld, maar door zijn tussenkomst (van de voorzitter) gesteld.

3. De voorzitter kan een door hem aangewezen lid van de meervoudige kamer in zijn plaats belasten met de leiding van het onderzoek. Dit lid oefent de taken en bevoegdheden uit die aan de voorzitter zijn toegekend.

Dit betekent dat de voorzitter de mogelijkheid heeft om een ander lid van de meervoudige kamer (rechtbank bestaande uit meerdere rechters) dat door hem is aangewezen, in zijn plaats te belasten met de leiding van het onderzoek. Wanneer een lid op deze wijze wordt belast met de leiding, oefent dit lid dezelfde taken en bevoegdheden uit die normaal gesproken aan de voorzitter zijn toegekend.