Terug naar bibliotheek
Eerste Boek. De wijze van procederen voor de rechtbanken, de hoven en de Hoge Raad
Tweede titel. De dagvaardingsprocedure in eerste aanleg
Tiende afdeling. Incidentele vorderingen
§ 6. Zekerheidstelling voor proceskosten
Artikel 224

Artikel 224 (Zekerheidstelling proceskosten niet-ingezetenen)

Laatste versie

1. Allen zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland die bij een Nederlandse rechter een vordering instellen of zich voegen of tussenkomen in een geding alhier, zijn verplicht op vordering van de wederpartij zekerheid te stellen voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan zij veroordeeld zouden kunnen worden.

2. Geen verplichting tot het stellen van zekerheid bestaat:

a. indien dit voortvloeit uit een verdrag of uit een EG-verordening; b. indien een veroordeling tot betaling van proceskosten en schadevergoeding op grond van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, een verdrag, een EG-verordening of een wet ten uitvoer zal kunnen worden gelegd ter plaatse waar degene van wie zekerheid gevorderd wordt, zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft; c. indien redelijkerwijs aannemelijk is dat verhaal voor een veroordeling tot betaling van proceskosten en schadevergoeding in Nederland mogelijk zal zijn; d. indien daardoor voor degene van wie zekerheid wordt gevorderd de effectieve toegang tot de rechter zou worden belemmerd.

3. De wederpartij is bevoegd de vordering, bedoeld in het eerste lid, in te stellen vóór alle weren.

4. De partij die het stellen van zekerheid vordert, wordt niet geacht daardoor de rechtsmacht van de rechter te hebben erkend.

5. Het vonnis waarbij het stellen van zekerheid wordt bevolen, drukt de som uit tot beloop waarvan de zekerheid moet worden verstrekt.

Uitleg in duidelijke taal

1. Allen zonder woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland die bij een Nederlandse rechter een vordering instellen of zich voegen of tussenkomen in een geding alhier, zijn verplicht op vordering van de wederpartij zekerheid te stellen voor de proceskosten en de schadevergoeding tot betaling waarvan zij veroordeeld zouden kunnen worden.

Dit lid bepaalt dat alle personen die geen woonplaats of gewone verblijfplaats in Nederland hebben en die bij een Nederlandse rechter een vordering instellen, of zich als partij voegen in een bestaand geding, of in een geding tussenkomen, verplicht zijn om zekerheid te stellen. Deze verplichting geldt indien de wederpartij dit vordert. De zekerheid dient voor de proceskosten en de eventuele schadevergoeding waartoe zij veroordeeld zouden kunnen worden.

2. Geen verplichting tot het stellen van zekerheid bestaat:

Dit lid somt de uitzonderingen op waarin geen verplichting bestaat om zekerheid te stellen:

a. indien dit voortvloeit uit een verdrag of uit een EG-verordening;

Wanneer de afwezigheid van de verplichting tot zekerheidstelling voortkomt uit een internationaal verdrag of een verordening van de Europese Gemeenschap (EG-verordening).

b. indien een veroordeling tot betaling van proceskosten en schadevergoeding op grond van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, een verdrag, een EG-verordening of een wet ten uitvoer zal kunnen worden gelegd ter plaatse waar degene van wie zekerheid gevorderd wordt, zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft;

Wanneer een mogelijke veroordeling tot betaling van proceskosten en schadevergoeding daadwerkelijk ten uitvoer kan worden gelegd (geëxecuteerd) op de plaats waar de persoon van wie zekerheid wordt gevorderd, zijn woonplaats of gewone verblijfplaats heeft. Dit moet dan mogelijk zijn op basis van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden, een verdrag, een EG-verordening of een wet.

c. indien redelijkerwijs aannemelijk is dat verhaal voor een veroordeling tot betaling van proceskosten en schadevergoeding in Nederland mogelijk zal zijn;

Wanneer het redelijkerwijs aannemelijk is dat, mocht er een veroordeling tot betaling van proceskosten en schadevergoeding volgen, deze daadwerkelijk in Nederland kan worden verhaald.

d. indien daardoor voor degene van wie zekerheid wordt gevorderd de effectieve toegang tot de rechter zou worden belemmerd.

Wanneer het vorderen van zekerheid de daadwerkelijke (effectieve) toegang tot de rechter voor de persoon van wie zekerheid wordt gevorderd, zou belemmeren.

3. De wederpartij is bevoegd de vordering, bedoeld in het eerste lid, in te stellen vóór alle weren.

Dit lid geeft aan dat de wederpartij de bevoegdheid heeft om de vordering tot het stellen van zekerheid, zoals omschreven in het eerste lid, in te stellen voordat enig ander verweer in de procedure wordt gevoerd (vóór alle weren).

4. De partij die het stellen van zekerheid vordert, wordt niet geacht daardoor de rechtsmacht van de rechter te hebben erkend.

Dit lid preciseert dat de partij die vordert dat zekerheid wordt gesteld, door die handeling niet wordt beschouwd als een partij die daarmee de rechtsmacht (bevoegdheid) van de rechter heeft erkend.

5. Het vonnis waarbij het stellen van zekerheid wordt bevolen, drukt de som uit tot beloop waarvan de zekerheid moet worden verstrekt.

Dit lid bepaalt dat in het vonnis waarin wordt bevolen dat zekerheid gesteld moet worden, het specifieke bedrag (de som) moet worden vermeld tot welk hoogte (beloop) de zekerheid moet worden verstrekt.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad13x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:1740 - Uitleg Vriendschapsverdrag Colombia en plicht tot onderzoek alternatieve zekerheidstelling

ECLI:NL:HR:2022:174025 november 2022Dit wetsartikel wordt 11 keer genoemd in deze uitspraak

Het Vriendschapsverdrag met Colombia (1829) ontslaat niet van de plicht tot zekerheidstelling voor proceskosten. Als een partij een bevolen vorm van zekerheid niet kan stellen maar alternatieven aanbiedt, is de rechter verplicht te onderzoeken of deze alternatieven volstaan en zijn eerdere beslissing eventueel te heroverwegen.

Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht
Internationaal PubliekrechtVolkenrecht
Hoge Raad14x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:1580

ECLI:NL:HR:2019:158011 oktober 2019Dit wetsartikel wordt 9 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad11x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2022:1181

ECLI:NL:HR:2022:11819 september 2022Dit wetsartikel wordt 6 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:651

ECLI:NL:HR:2021:65123 april 2021Dit wetsartikel wordt 11 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad9x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2019:36

ECLI:NL:HR:2019:3611 januari 2019Dit wetsartikel wordt 7 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad8x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2018:2220

ECLI:NL:HR:2018:222030 november 2018Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2016:298

ECLI:NL:HR:2016:29819 februari 2016Dit wetsartikel wordt 5 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad3x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2015:1585

ECLI:NL:HR:2015:158512 juni 2015Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht, Erfrecht, Internationaal Privaatrecht
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2023:314

ECLI:NL:HR:2023:31424 februari 2023Dit wetsartikel wordt 4 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2000:AA7497

ECLI:NL:HR:2000:AA749714 juli 2000Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
BestuursrechtOmgevingsrecht
Civiel RechtBurgerlijk Procesrecht