Terug naar bibliotheek
Regeling smartengeld dienstongevallen politieArtikel 4

Artikel 4

Laatste versie

1. Het smartengeld wordt met inachtneming van onderstaande uitkeringspercentages vastgesteld bij algehele amputatie of volledig verlies van het gebruiksvermogen van:

Beide benen of voeten100%
Beide armen of handen100%
Beide nieren100%
Een arm of hand en een been of voet tezamen100%
Het gezichtsvermogen van beide ogen100%
Algehele verlamming100%
De verstandelijke vermogens100%
Een arm in het schoudergewricht85%
Een arm in het ellebooggewricht of tussen elleboog- en schoudergewricht75%
Een arm tussen pols- en ellebooggewricht70%
Een been in het heupgewricht75%
Een been in het kniegewricht of tussen knie- en heupgewricht70%
Een been in het enkelgewricht, een been tussen enkel- en kniegewricht of een voet65%
De onderkaak50%
Het gezichtsvermogen van één oog50%
Een lens15%
Het gehoor van beide oren75%
Het gehoor van één oor35%
Een duim25%
Iedere andere vinger15%
Een grote teen15%
Iedere andere teen7,5%
Een nier20%
De milt10%
Een long35%
De tong50%
Het spraakvermogen50%
De baarmoeder10%
De baarmoeder en de eierstokken30%
Een teelbal5%
Beide teelballen30%
Het mannelijk lid40%
Het reukvermogen10%
De smaak10%

2. Bij gedeeltelijke amputatie of gedeeltelijk verlies van het gebruiksvermogen wordt een evenredig deel van het genoemde uitkeringspercentage vastgesteld. Bij amputatie of volledig verlies van het gebruiksvermogen van één of meer vingers van een hand bedraagt het uitkeringspercentage nooit meer dan bij verlies van de arm tussen pols en ellebooggewricht.

3. Het bevoegd gezag wijst een deskundige voor de vaststelling van het uitkeringspercentage op grond van dit artikel.

Details

[Regeling vervallen per 01-04-2025]