Artikel 11
1. Onze betrokken Minister kan bevoegdheden, welke hem ingevolge het bij of krachtens een invoer- of uitvoerbesluit, een algemene maatregel van bestuur als in artikel 2b bedoeld of een krachtens artikel 2, vierde lid, 2b, derde lid, 4, derde lid, of 7 vastgestelde ministeriële regeling bepaalde, dan wel ingevolge artikel 9 toekomen, delegeren aan het bestuur van een bedrijfslichaam of van een rechtspersoonlijkheid bezittend lichaam als bedoeld in artikel 110 van de Wet op de bedrijfsorganisatie. De vorige volzin geldt niet, voor zover de toepasselijkheid daarvan bij het invoer- of uitvoerbesluit, bij de betrokken maatregel, onderscheidenlijk bij de krachtens artikel 2, vierde lid, 2b, derde lid, 4, derde lid, of 7 vastgestelde ministeriële regeling, is uitgesloten. Onze Minister van Economische Zaken kan aan een delegatie op grond van de eerste volzin beperkingen verbinden.
2. Besluiten van algemene strekking, vastgesteld met gebruikmaking van een gedelegeerde bevoegdheid, behoeven de goedkeuring van Onze betrokken Minister. Goedkeuring kan slechts worden onthouden wegens strijd met het recht of het algemeen belang.
3. Besluiten zonder algemene gelding, tot het nemen waarvan de bevoegdheid is gedelegeerd, kunnen worden genomen ten aanzien van een ieder.
4. De bekendmaking van een krachtens het eerste lid vastgesteld besluit of van een besluit tot wijziging of intrekking daarvan, geschiedt door plaatsing in de Staatscourant.
5. De besturen van de in het eerste lid bedoelde lichamen stellen jaarlijks een begroting en een jaarrekening op met betrekking tot de werkzaamheden voortvloeiend uit de gedelegeerde bevoegdheden, bedoeld in het eerste lid. De begroting en de jaarrekening behoeven de goedkeuring van Onze betrokken Minister. Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen terzake nadere voorschriften worden gesteld.
Details
[Regeling vervallen per 01-08-2008]