Terug naar bibliotheek
Titel I. Van faillissement
Tweede afdeling. Van de gevolgen der faillietverklaring
Artikel 33

Artikel 33 (Gevolgen faillietverklaring voor executie, beslagen, lijfsdwang)

Laatste versie

1. Het vonnis van faillietverklaring heeft ten gevolge, dat alle gerechtelijke tenuitvoerlegging op enig deel van het vermogen van de schuldenaar, vóór het faillissement aangevangen, dadelijk een einde neemt, en dat, ook van hetzelfde ogenblik af, geen vonnis bij lijfsdwang kan worden ten uitvoer gelegd.

2. Gelegde beslagen vervallen; de inschrijving van een desbetreffende verklaring van de rechter-commissaris machtigt de bewaarder van de openbare registers tot doorhaling. Het beslag herleeft, zodra het faillissement een einde neemt ten gevolge van vernietiging of opheffing van het faillissement, mits het goed dan nog tot de boedel behoort. Indien de inschrijving van het beslag in de openbare registers is doorgehaald, vervalt de herleving, indien niet binnen veertien dagen na de herleving een exploot is ingeschreven, waarbij van de herleving mededeling aan de schuldenaar is gedaan.

3. Indien de schuldenaar zich in gijzeling bevindt, wordt hij ontslagen, zodra het vonnis van faillietverklaring in kracht van gewijsde is gegaan, behoudens toepassing van artikel 87.

4. Het bepaalde bij dit artikel geldt niet voor lijfsdwang bij vonnissen, beschikkingen en authentieke akten, waarbij een uitkering tot levensonderhoud, krachtens het Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek verschuldigd, daaronder begrepen het verschuldigde voor verzorging en opvoeding van een minderjarige en voor levensonderhoud en studie van een meerderjarige die de leeftijd van een en twintig jaren niet heeft bereikt, is bevolen of toegezegd, alsmede beschikkingen, waarbij een uitkering, krachtens artikel 85 lid 2 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek door de ene partner aan de andere partner verschuldigd, is bevolen, alsmede besluiten op grond van paragraaf 6.5 van de Participatiewet.

Uitleg in duidelijke taal

1. Het vonnis van faillietverklaring heeft ten gevolge, dat alle gerechtelijke tenuitvoerlegging op enig deel van het vermogen van de schuldenaar, vóór het faillissement aangevangen, dadelijk een einde neemt, en dat, ook van hetzelfde ogenblik af, geen vonnis bij lijfsdwang kan worden ten uitvoer gelegd.

Dit lid bepaalt dat het vonnis van faillietverklaring direct leidt tot twee gevolgen. Ten eerste, elke gerechtelijke tenuitvoerlegging (zoals de gedwongen verkoop van goederen om schulden te voldoen) die al was gestart op enig deel van het vermogen van de schuldenaar vóór de faillietverklaring, stopt onmiddellijk (neemt dadelijk een einde). Ten tweede, vanaf datzelfde ogenblik kan geen enkel vonnis waarbij lijfsdwang (gevangenneming om betaling of een andere prestatie af te dwingen) is opgelegd, meer ten uitvoer worden gelegd.

2. Gelegde beslagen vervallen; de inschrijving van een desbetreffende verklaring van de rechter-commissaris machtigt de bewaarder van de openbare registers tot doorhaling. Het beslag herleeft, zodra het faillissement een einde neemt ten gevolge van vernietiging of opheffing van het faillissement, mits het goed dan nog tot de boedel behoort. Indien de inschrijving van het beslag in de openbare registers is doorgehaald, vervalt de herleving, indien niet binnen veertien dagen na de herleving een exploot is ingeschreven, waarbij van de herleving mededeling aan de schuldenaar is gedaan.

Dit lid stelt dat reeds gelegde beslagen (de maatregel waarbij goederen van de schuldenaar worden vastgelegd ten behoeve van schuldeisers) komen te vervallen door de faillietverklaring. De inschrijving van een verklaring hierover van de rechter-commissaris geeft de bewaarder van de openbare registers de bevoegdheid om de registratie van het beslag te verwijderen (doorhaling). Echter, het beslag kan weer van kracht worden (herleeft) zodra het faillissement eindigt door vernietiging (ongeldigverklaring) of opheffing van het faillissement, op voorwaarde dat het betreffende goed op dat moment nog steeds deel uitmaakt van de failliete boedel (het geheel van bezittingen en schulden van de failliet). Als de inschrijving van het beslag in de openbare registers al is doorgehaald, dan vervalt deze herleving van het beslag, tenzij binnen veertien dagen nadat het beslag is herleefd, een officieel document (exploot) wordt ingeschreven waarin de schuldenaar op de hoogte wordt gesteld van deze herleving.

3. Indien de schuldenaar zich in gijzeling bevindt, wordt hij ontslagen, zodra het vonnis van faillietverklaring in kracht van gewijsde is gegaan, behoudens toepassing van artikel 87.

Dit lid bepaalt dat als de schuldenaar in gijzeling (een vorm van lijfsdwang, oftewel gevangenhouding om de nakoming van een verplichting af te dwingen) verkeert, hij daaruit wordt vrijgelaten (ontslagen) zodra het vonnis van faillietverklaring definitief en onherroepelijk is geworden (in kracht van gewijsde is gegaan). Dit geldt echter met een uitzondering (behoudens) voor de gevallen waarin artikel 87 van de Faillissementswet van toepassing is.

4. Het bepaalde bij dit artikel geldt niet voor lijfsdwang bij vonnissen, beschikkingen en authentieke akten, waarbij een uitkering tot levensonderhoud, krachtens het Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek verschuldigd, daaronder begrepen het verschuldigde voor verzorging en opvoeding van een minderjarige en voor levensonderhoud en studie van een meerderjarige die de leeftijd van een en twintig jaren niet heeft bereikt, is bevolen of toegezegd, alsmede beschikkingen, waarbij een uitkering, krachtens artikel 85 lid 2 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek door de ene partner aan de andere partner verschuldigd, is bevolen, alsmede besluiten op grond van paragraaf 6.5 van de Participatiewet.

Dit lid specificeert dat de bepalingen van dit artikel over het beëindigen van lijfsdwang niet van toepassing zijn op lijfsdwang die is opgelegd via vonnissen (rechterlijke uitspraken in dagvaardingsprocedures), beschikkingen (rechterlijke uitspraken in verzoekschriftprocedures) of authentieke akten (documenten opgemaakt door een openbaar ambtenaar zoals een notaris) in verband met specifieke financiële verplichtingen. Deze uitzonderingen betreffen ten eerste een uitkering tot levensonderhoud die verschuldigd is krachtens het Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek. Hieronder is begrepen het bedrag dat verschuldigd is voor de verzorging en opvoeding van een minderjarige, en voor het levensonderhoud en de studie van een meerderjarige die de leeftijd van eenentwintig jaren nog niet heeft bereikt. Ten tweede geldt de uitzondering voor beschikkingen waarbij een uitkering is bevolen die, krachtens artikel 85 lid 2 van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek, door de ene partner aan de andere partner verschuldigd is. Ten slotte geldt de uitzondering ook voor besluiten die zijn genomen op grond van paragraaf 6.5 van de Participatiewet.

Gerelateerde rechtspraak

Hoge Raad19x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2012:BV2629

ECLI:NL:HR:2012:BV262913 april 2012Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtInsolventierecht, Verbintenissenrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad18x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2011:BP4948

ECLI:NL:HR:2011:BP494829 april 2011Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Civiel RechtInsolventierecht, Goederenrecht, Burgerlijk Procesrecht
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2010:BM4095

ECLI:NL:HR:2010:BM409513 juli 2010Dit wetsartikel wordt 7 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad7x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2021:112 - Faillissementsakkoord bindt Staat ook bij niet-ingediende ontnemingsvordering

ECLI:NL:HR:2021:1122 februari 2021Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak

Een gehomologeerd faillissementsakkoord is op grond van artikel 157 Fw verbindend voor de Staat met een ontnemingsvordering, ook als de Staat deze vordering niet heeft ingediend. De resterende vordering wordt een niet-afdwingbare natuurlijke verbintenis.

Civiel RechtInsolventierecht
StrafrechtStrafprocesrecht, Penitentiair Strafrecht
Hoge Raad6x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2009:BG7729

ECLI:NL:HR:2009:BG772920 februari 2009Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2008:BB8653

ECLI:NL:HR:2008:BB865325 januari 2008Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad5x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1989:AC2498

ECLI:NL:HR:1989:AC249812 mei 1989Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad4x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2003:AF7679

ECLI:NL:HR:2003:AF767911 juli 2003Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad2x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:2005:AS2688

ECLI:NL:HR:2005:AS268822 april 2005Dit wetsartikel wordt 2 keer genoemd in deze uitspraak
Hoge Raad1x keer aangehaald in latere zaken

ECLI:NL:HR:1988:AC3064

ECLI:NL:HR:1988:AC306413 mei 1988Dit wetsartikel wordt 1 keer genoemd in deze uitspraak