Arrest inhoud

Hoge Raad der Nederlanden

Arrest

in de zaak van:

BANQUE DE SUEZ NEDERLAND N.V.,

gevestigd te Amsterdam,

EISERES tot cassatie,

advocaat: Mr. J.L.W. Sillevis Smitt,

t e g e n

Mr. J. BIJKERK, in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van [A] ,

kantoorhoudende te Utrecht,

VERWEERDER in cassatie,

advocaat: Mr. H.D.O. Blauw.

3.2 De onderdelen 1 tot en met 4 van het middel berusten op een rechtsopvatting die blijkens het hiervoren overwogene niet juist is. Zij falen derhalve.

3.3 Onderdeel 5 mist doel omdat het miskent dat in geval van faillissement van de beslagdebiteur/hypotheekgever de curator het in art. 505 lid 4 Rv. bepaalde geldend kan maken.

3.4 Onderdeel 6 kan evenmin slagen. Ervan uitgaande dat de opbrengst van het onroerend goed minder bedraagt dan het bedrag waarvoor het beslag was gelegd – welk uitgangspunt in cassatie niet wordt bestreden – heeft het Hof met juistheid geoordeeld dat de Bank, als zij op de voet van art. 57 F. zou hebben verkocht, de gehele opbrengst aan de curator zou hebben moeten afdragen.

3.5 Uit het vorengaande volgt dat ook onderdeel 7 faalt.

De Hoge Raad:

verwerpt het beroep;

veroordeelt de Bank in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van de curator begroot op f. 456,30 aan verschotten en f. 2.500,-- voor salaris.

Dit arrest is gewezen door de president Ras als voorzitter, de vice-president Martens en de raadsheren Hermans, Roelvink en Boekman, en in het openbaar uitgesproken door de vice-president Martens op 13 mei 1988.