Terug naar bibliotheek
Boek 5. Zakelijke rechten
Titel 4. Bevoegdheden en verplichtingen van eigenaars van naburige erven
Artikel 54

Artikel 54 (Overbouw, overhellen, erfdienstbaarheid, erfoverdracht)

Laatste versie

1. Is een gebouw of werk ten dele op, boven of onder het erf van een ander gebouwd en zou de eigenaar van het gebouw of werk door wegneming van het uitstekende gedeelte onevenredig veel zwaarder benadeeld worden dan de eigenaar van het erf door handhaving daarvan, dan kan de eigenaar van het gebouw of werk te allen tijde vorderen dat hem tegen schadeloosstelling een erfdienstbaarheid tot het handhaven van de bestaande toestand wordt verleend of, ter keuze van de eigenaar van het erf, een daartoe benodigd gedeelte van het erf wordt overgedragen.

2. Het vorige lid is van overeenkomstige toepassing, wanneer een gebouw of werk na verloop van tijd over andermans erf is gaan overhellen.

3. De vorige leden zijn niet van toepassing, indien dit voortvloeit uit een op de wet of rechtshandeling gegronde verplichting tot het dulden van de bestaande toestand of indien de eigenaar van het gebouw of werk ter zake van de bouw of zijn verkrijging kwade trouw of grove schuld verweten kan worden.

Uitleg in duidelijke taal

1. Is een gebouw of werk ten dele op, boven of onder het erf van een ander gebouwd en zou de eigenaar van het gebouw of werk door wegneming van het uitstekende gedeelte onevenredig veel zwaarder benadeeld worden dan de eigenaar van het erf door handhaving daarvan, dan kan de eigenaar van het gebouw of werk te allen tijde vorderen dat hem tegen schadeloosstelling een erfdienstbaarheid tot het handhaven van de bestaande toestand wordt verleend of, ter keuze van de eigenaar van het erf, een daartoe benodigd gedeelte van het erf wordt overgedragen.

Dit lid bepaalt dat, indien een gebouw of werk gedeeltelijk (ten dele) op, boven of onder het erf van een andere persoon is gebouwd, en de eigenaar van dat gebouw of werk onevenredig veel zwaarder benadeeld zou worden door het wegnemen van het uitstekende gedeelte dan de eigenaar van het erf zou worden benadeeld door het handhaven van die situatie, de eigenaar van het gebouw of werk te allen tijde kan vorderen dat hem een erfdienstbaarheid wordt verleend. Deze erfdienstbaarheid dient dan tot het handhaven van de bestaande toestand en wordt verleend tegen schadeloosstelling. Als alternatief kan, naar keuze van de eigenaar van het erf, een daartoe benodigd gedeelte van het erf aan de eigenaar van het gebouw of werk worden overgedragen.

2. Het vorige lid is van overeenkomstige toepassing, wanneer een gebouw of werk na verloop van tijd over andermans erf is gaan overhellen.

Dit betekent dat de bepalingen van het eerste lid op eenzelfde manier (van overeenkomstige toepassing) gelden in de situatie waarin een gebouw of werk na verloop van tijd over het erf van een ander is gaan overhellen.

3. De vorige leden zijn niet van toepassing, indien dit voortvloeit uit een op de wet of rechtshandeling gegronde verplichting tot het dulden van de bestaande toestand of indien de eigenaar van het gebouw of werk ter zake van de bouw of zijn verkrijging kwade trouw of grove schuld verweten kan worden.

Dit lid stelt dat de bepalingen van de eerste twee leden niet van toepassing zijn in twee gevallen:

  1. Indien de situatie (de overbouw of het overhellen) voortvloeit uit een verplichting die op de wet of een rechtshandeling is gebaseerd, welke inhoudt dat de bestaande toestand geduld moet worden.
  2. Indien de eigenaar van het gebouw of werk met betrekking tot (ter zake van) de bouw of de verkrijging van het gebouw of werk kwade trouw of grove schuld verweten kan worden.