Artikel 309 (Verjaring rechtsvordering onverschuldigde betaling)
Een rechtsvordering uit onverschuldigde betaling verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de schuldeiser zowel met het bestaan van zijn vordering als met de persoon van de ontvanger is bekend geworden en in ieder geval twintig jaren nadat de vordering is ontstaan.
Uitleg in duidelijke taal
Een rechtsvordering uit onverschuldigde betaling verjaart door verloop van vijf jaren na de aanvang van de dag, volgende op die waarop de schuldeiser zowel met het bestaan van zijn vordering als met de persoon van de ontvanger is bekend geworden en in ieder geval twintig jaren nadat de vordering is ontstaan.
Dit artikel bepaalt dat een rechtsvordering die voortvloeit uit een onverschuldigde betaling (een betaling die zonder rechtsgrond is verricht) verjaart na het verstrijken van een termijn van vijf jaar. Deze termijn van vijf jaar begint op de dag die volgt op de dag waarop de schuldeiser kennis heeft gekregen van zowel het bestaan van zijn vordering (het recht om de betaling terug te eisen) als van de persoon van de ontvanger (degene die de betaling ten onrechte heeft ontvangen). De rechtsvordering verjaart echter in elk geval na verloop van twintig jaar, gerekend vanaf het moment dat de vordering is ontstaan (het moment van de onverschuldigde betaling zelf), ongeacht de bekendheid van de schuldeiser met deze feiten.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBDHA:2025:14551 - Rechtbank Den Haag - 23 juli 2025
ECLI:NL:GHARL:2025:4691 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 29 juli 2025
ECLI:NL:GHAMS:2025:2693 - Gerechtshof Amsterdam - 7 oktober 2025
ECLI:NL:PHR:2025:970 - Conclusie P-G: Rechtsgrond periodieke aansluitbijdrage stadsverwarming en verrekening verjaarde vordering - 12 september 2025
De P-G adviseert de Hoge Raad het arrest te vernietigen. Het hof oordeelde onjuist dat een verjaarde vordering tot terugbetaling van de aansluitbijdrage altijd kan worden verrekend. Voor verrekening is vereist dat de verrekeningsbevoegdheid al bestond vóórdat de vordering verjaarde.