Artikel 13. Voorschot
1. De minister kent de pelsdierhouder die een aanvraag als bedoeld in artikel 11, eerste lid, heeft ingediend, een voorschot toe.
2. Het voorschot bedraagt 20% van de aangevraagde vergoeding, bedoeld in artikel 4, eerste lid, indien redelijkerwijs kan worden aangenomen dat hij daarvoor in aanmerking kan komen. Op het voorschot is artikel 4, tweede lid, niet van toepassing.
3. Met een besluit tot verlening van een voorschot wordt geen aanspraak op vergoeding van schade erkend.
4. Het voorschot kan uitsluitend worden verleend indien de pelsdierhouder schriftelijk de verplichting aanvaardt tot gehele en onvoorwaardelijke terugbetaling van hetgeen ten onrechte als voorschot is uitbetaald, zulks te vermeerderen met de wettelijke rente over het teveel betaalde te rekenen vanaf de datum van betaling van het voorschot.