Artikel 8:26 (Deelname en oproeping belanghebbenden)
1. De bestuursrechter kan tot de sluiting van het onderzoek ter zitting ambtshalve, op verzoek van een partij of op hun eigen verzoek, belanghebbenden in de gelegenheid stellen als partij aan het geding deel te nemen.
2. Indien de bestuursrechter vermoedt dat er onbekende belanghebbenden zijn, kan hij in de Staatscourant doen aankondigen dat een zaak bij hem aanhangig is. Naast de aankondiging in de Staatscourant kan ook een ander middel voor de aankondiging worden gebruikt.
Uitleg in duidelijke taal
1. De bestuursrechter kan tot de sluiting van het onderzoek ter zitting ambtshalve, op verzoek van een partij of op hun eigen verzoek, belanghebbenden in de gelegenheid stellen als partij aan het geding deel te nemen.
Dit betekent dat de bestuursrechter
de bevoegdheid heeft om, tot het moment dat het onderzoek ter zitting
wordt gesloten, belanghebbenden
de mogelijkheid te geven om als partij aan het geding deel te nemen
. De bestuursrechter
kan dit doen uit eigen beweging (ambtshalve
), op verzoek van een
reeds betrokken partij
, of op hun eigen verzoek
(het verzoek van de belanghebbenden
zelf).
2. Indien de bestuursrechter vermoedt dat er onbekende belanghebbenden zijn, kan hij in de Staatscourant doen aankondigen dat een zaak bij hem aanhangig is. Naast de aankondiging in de Staatscourant kan ook een ander middel voor de aankondiging worden gebruikt.
Dit betekent dat als de bestuursrechter
vermoedt
dat er belanghebbenden
zijn die nog niet bekend zijn, hij in de *Staatscourant*
kan laten aankondigen
dat er een zaak bij hem aanhangig is
(in behandeling is). Voor deze aankondiging kan, naast publicatie in de *Staatscourant*
, ook een ander middel
worden ingezet.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBGEL:2025:8026 - Rechtbank Gelderland - 26 september 2025
ECLI:NL:CRVB:2025:1426 - Bevoegdheid Wmo-woonvoorziening en ontvankelijkheid bij ontbreken eerdere rechtsmiddelen - 25 september 2025
De Centrale Raad van Beroep oordeelt dat een woonvoorziening onder de Wmo 2015 valt, niet onder de Jeugdwet. De gemeente Amsterdam is daarom onbevoegd. Het hoger beroep van derden is niet ontvankelijk omdat zij niet eerder bezwaar en beroep hebben ingesteld, conform artikel 6:13 Awb.
ECLI:NL:RVS:2025:4557 - Raad van State: Bedrijfsadressen en dieraantallen zijn emissiegegevens onder de Woo - 24 september 2025
De Afdeling oordeelt dat bedrijfsgegevens van veehouderijen, inclusief adressen, dieraantallen en staltypen, kwalificeren als emissiegegevens. Op grond van de Wet open overheid (Woo) moeten deze gegevens verplicht openbaar worden gemaakt, waarbij geen ruimte is voor een belangenafweging, ook niet als de persoonlijke levenssfeer wordt geraakt.
ECLI:NL:RBZWB:2025:4697 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 18 juli 2025
ECLI:NL:CRVB:2025:1484 - Centrale Raad van Beroep - 9 oktober 2025
ECLI:NL:GHARL:2025:5896 - Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden - 23 september 2025
ECLI:NL:RBOBR:2025:5815 - Rechtbank: Onvoldoende zoekslag en motivering bij Woo-verzoek gemeente Laarbeek - 19 september 2025
De rechtbank oordeelt dat een besluit op een Woo-verzoek onzorgvuldig en onvoldoende gemotiveerd is als het bestuursorgaan de zoekslag niet inzichtelijk maakt, ten onrechte geen onderzoek doet naar app-berichten en advocatenkosten, en het beroep op persoonlijke beleidsopvattingen niet concreet per document onderbouwt.
ECLI:NL:RVS:2025:4397 - Voorlopige voorziening schorst verplichting nieuw besluit op bezwaar te nemen - 17 september 2025
De voorzieningenrechter van de Raad van State treft een voorlopige voorziening. Hierdoor wordt de minister ontheven van de door de rechtbank opgelegde plicht om een nieuw besluit op bezwaar te nemen, in afwachting van de definitieve uitspraak in de hoger beroepsprocedure.
ECLI:NL:RVS:2025:4398 - Voorzieningenrechter schorst plicht tot nieuw besluit na vernietiging door rechtbank - 17 september 2025
De voorzieningenrechter van de Raad van State bepaalt dat de minister geen nieuw besluit op bezwaar hoeft te nemen na een vernietigende uitspraak van de rechtbank. Deze verplichting wordt opgeschort totdat de Afdeling bestuursrechtspraak uitspraak heeft gedaan in het door de minister ingestelde hoger beroep.