Terug naar bibliotheek
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2025:4398 - Voorzieningenrechter schorst plicht tot nieuw besluit na vernietiging door rechtbank - 17 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RVS:2025:439817 september 2025

Essentie

De voorzieningenrechter van de Raad van State bepaalt dat de minister geen nieuw besluit op bezwaar hoeft te nemen na een vernietigende uitspraak van de rechtbank. Deze verplichting wordt opgeschort totdat de Afdeling bestuursrechtspraak uitspraak heeft gedaan in het door de minister ingestelde hoger beroep.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

202503612/2/V1.

Datum uitspraak: 17 september 2025

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb, hangende het hoger beroep van:

de minister van Asiel en Migratie,

verzoeker,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 26 mei 2025 in zaak nr. 23/14207 in het geding tussen:

[betrokkene]

en

de minister.

Procesverloop

Bij formulier gedateerd op 11 september 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid betrokkene geïnformeerd dat hij de opvang in de Landelijke Vreemdelingenvoorziening beëindigt.

Bij besluit van 15 november 2023 heeft de staatssecretaris het daartegen door betrokkene gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 26 mei 2025 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkene ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt.

Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Betrokkene heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, dat de Afdeling krachtens artikel 8:26 van de Awb in de gelegenheid heeft gesteld om als partij aan het geding deel te nemen, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Overwegingen

1.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening te treffen dat zij geen nieuw besluit op bezwaar hoeft te nemen totdat de Afdeling op haar hoger beroep heeft beslist.

2.       Gelet op de belangen die partijen naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.

3.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen nieuw besluit op bezwaar hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.

Aldus vastgesteld door mr. C.M. Wissels, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. L.S. van den Oosterkamp, griffier.

w.g. Wissels

voorzieningenrechter

w.g. Van den Oosterkamp

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2025

574-1118