Artikel 8:109 (Griffierecht hoger beroep bestuursrechter)
1. Het griffierecht voor het hoger beroep bedraagt:
a. € 143 indien door een natuurlijke persoon hoger beroep is ingesteld tegen een uitspraak omtrent een besluit als omschreven in de bij deze wet behorende Regeling verlaagd griffierecht, b. € 289 indien door een natuurlijke persoon hoger beroep is ingesteld tegen een uitspraak omtrent een ander besluit, of c. € 579 als anders dan door een natuurlijke persoon hoger beroep is ingesteld.
2. Indien het bestuursorgaan hoger beroep heeft ingesteld en de aangevallen uitspraak in stand blijft, wordt van het bestuursorgaan een griffierecht geheven dat gelijk is aan het in het eerste lid, onderdeel c, genoemde bedrag.
Uitleg in duidelijke taal
1. Het griffierecht voor het hoger beroep bedraagt:
Dit lid stelt vast wat de hoogte is van het griffierecht dat betaald moet worden voor het instellen van hoger beroep.
a. € 143 indien door een natuurlijke persoon hoger beroep is ingesteld tegen een uitspraak omtrent een besluit als omschreven in de bij deze wet behorende Regeling verlaagd griffierecht,
Dit onderdeel specificeert dat het griffierecht € 143 bedraagt wanneer een natuurlijke persoon (een individu) hoger beroep heeft ingesteld tegen een uitspraak omtrent een besluit als omschreven in de bij deze wet behorende Regeling verlaagd griffierecht.
b. € 289 indien door een natuurlijke persoon hoger beroep is ingesteld tegen een uitspraak omtrent een ander besluit, of
Dit onderdeel geeft aan dat het griffierecht € 289 is als een natuurlijke persoon hoger beroep is ingesteld tegen een uitspraak omtrent een ander besluit dan het type besluit genoemd onder a.
c. € 579 als anders dan door een natuurlijke persoon hoger beroep is ingesteld.
Dit onderdeel bepaalt dat het griffierecht € 579 bedraagt in gevallen waarin het hoger beroep is ingesteld door een andere partij dan door een natuurlijke persoon (bijvoorbeeld door een rechtspersoon zoals een bedrijf of stichting).
2. Indien het bestuursorgaan hoger beroep heeft ingesteld en de aangevallen uitspraak in stand blijft, wordt van het bestuursorgaan een griffierecht geheven dat gelijk is aan het in het eerste lid, onderdeel c, genoemde bedrag.
Dit lid legt uit dat als het bestuursorgaan hoger beroep heeft ingesteld en de aangevallen uitspraak in stand blijft (dus niet wordt gewijzigd), van het bestuursorgaan een griffierecht wordt geheven. De hoogte van dit griffierecht is gelijk is aan het in het eerste lid, onderdeel c, genoemde bedrag (dus € 579).
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:CRVB:2025:1211 - Centrale Raad van Beroep - 5 augustus 2025
ECLI:NL:CRVB:2025:1212 - Centrale Raad van Beroep - 5 augustus 2025
ECLI:NL:CRVB:2025:1213 - Centrale Raad van Beroep - 5 augustus 2025
ECLI:NL:RVS:2025:3870 - Raad van State - 13 augustus 2025
ECLI:NL:CRVB:2025:1011 - Centrale Raad van Beroep - 24 juli 2025
ECLI:NL:RVS:2025:3124 - Raad van State - 9 juli 2025
ECLI:NL:RVS:2025:2969 - Raad van State - 2 juli 2025
ECLI:NL:RVS:2025:4814 - Raad van State - 8 oktober 2025
ECLI:NL:RVS:2025:4522 - Demonstratierecht in crisistijd: grenzen aan burgemeesters voorschriften over sprekers en handhaving - 24 september 2025
De Afdeling oordeelt over voorschriften voor een demonstratie tijdens de COVID-19-crisis. De burgemeester mag de organisatie niet verplichten demonstranten weg te sturen of namen van sprekers op te geven, omdat de handhaving een overheidstaak is en de noodzaak voor de namen onvoldoende is gemotiveerd.
ECLI:NL:RVS:2025:4529 - Afdeling wijzigt rechtspraak intern salderen na arresten Hof van Justitie - 24 september 2025
De Afdeling oordeelt, in navolging van nieuwe rechtspraak, dat intern salderen niet langer in de voortoets mag worden betrokken om significante gevolgen uit te sluiten. De vergelijking met de referentiesituatie kan, onder voorwaarden, wel als mitigerende maatregel worden meegenomen in een passende beoordeling.
ECLI:NL:RVS:2025:4559 - Locatiekeuze zonnepark: rol van alternatieven en milieueffectrapportage-beoordelingsplicht - 24 september 2025
De Raad van State oordeelt dat bij een omgevingsvergunning voor een zonnepark het bestaan van alternatieve locaties slechts tot weigering leidt als die een gelijkwaardig resultaat met aanmerkelijk minder bezwaren opleveren. De afwezigheid van een vereiste vormvrije m.e.r.-beoordeling wordt als gebrek aangemerkt.
ECLI:NL:RVS:2025:4412 - Intrekking aanvraag ontneemt recht op dwangsom niet met terugwerkende kracht - 17 september 2025
Het intrekken van een aanvraag betekent niet dat de aanvrager met terugwerkende kracht geen belanghebbende meer is. Een reeds verbeurde dwangsom wegens niet tijdig beslissen blijft daarom verschuldigd voor de periode vanaf de ingebrekestelling tot aan de intrekking van de aanvraag.