Artikel 5:32 (Bevoegdheid en voorwaarden last onder dwangsom)
1. Een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
2. Voor een last onder dwangsom wordt niet gekozen, indien het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen, zich daartegen verzet.
3. Indien de last onder dwangsom strekt ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens een regeling die is genoemd in hoofdstuk 2, 3 of 4 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak of in de bij deze wet behorende Regeling verlaagd griffierecht, wordt de last onder dwangsom voor de toepassing van de twee laatstgenoemde regelingen aangemerkt als een besluit, genomen op grond van de eerstbedoelde regeling.
Uitleg in duidelijke taal
1. Een bestuursorgaan dat bevoegd is een last onder bestuursdwang op te leggen, kan in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom opleggen.
Dit lid bepaalt dat een bestuursorgaan dat de bevoegdheid heeft om een last onder bestuursdwang op te leggen, de keuze heeft om in plaats daarvan aan de overtreder een last onder dwangsom op te leggen.
2. Voor een last onder dwangsom wordt niet gekozen, indien het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen, zich daartegen verzet.
Dit lid stelt dat er niet voor een last onder dwangsom wordt gekozen, indien het belang dat het betrokken voorschrift beoogt te beschermen, zich daartegen verzet. Met andere woorden, als het opleggen van een dwangsom afbreuk zou doen aan de bescherming die het overtreden voorschrift biedt, mag geen dwangsom worden opgelegd.
3. Indien de last onder dwangsom strekt ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens een regeling die is genoemd in hoofdstuk 2, 3 of 4 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak of in de bij deze wet behorende Regeling verlaagd griffierecht, wordt de last onder dwangsom voor de toepassing van de twee laatstgenoemde regelingen aangemerkt als een besluit, genomen op grond van de eerstbedoelde regeling.
Dit lid verduidelijkt dat indien de last onder dwangsom strekt ter handhaving van het bepaalde bij of krachtens een regeling die is genoemd in hoofdstuk 2, 3 of 4 van de bij deze wet behorende Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak of in de bij deze wet behorende Regeling verlaagd griffierecht, deze last onder dwangsom voor de toepassing van de Bevoegdheidsregeling bestuursrechtspraak en de Regeling verlaagd griffierecht wordt aangemerkt als een besluit. Dit besluit wordt dan geacht te zijn genomen op grond van de eerstbedoelde regeling (dus de regeling genoemd in hoofdstuk 2, 3 of 4).