Terug naar bibliotheek
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2025:4552 - Bestemming Agrarisch-Grondgebonden onuitvoerbaar bij gebrek aan benodigde grond - 24 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RVS:2025:455224 september 2025

Essentie

De Raad van State vernietigt een bestemmingsplan dat de bestemming 'Agrarisch-Grondgebonden' toekent aan percelen die te klein en grotendeels bebouwd zijn. Omdat een grondgebonden bedrijf voldoende open grond vereist, is de bestemming feitelijk en juridisch onuitvoerbaar, wat in strijd is met een goede ruimtelijke ordening.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

202301984/1/R1.

Datum uitspraak: 24 september 2025

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

Stucon B.V., gevestigd te Meijel, gemeente Peel en Maas,

appellante,

en

de raad van de gemeente Peel en Maas,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 31 januari 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Veegbestemmingsplan Stoppers 2020" vastgesteld.

Tegen dit besluit heeft Stucon beroep ingesteld.

De Afdeling heeft de zaak ter zitting behandeld op 17 juli 2024, waar Stucon B.V., vertegenwoordigd door mr. A.T.M. Daens, bijgestaan door mr. S. Keywani, advocaat te Nijmegen, en de raad, vertegenwoordigd door mr. N.J.A.G. Alofs en I.H.E. Korten-Hanssen, zijn verschenen.

Overwegingen

Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet

1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.

Het ontwerpplan is op 23 september 2022 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: de Wro), zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.

Inleiding

2.       Het plan heeft onder meer betrekking op de percelen Krum 13/13 A in Meijel, kadastraal bekend nrs. 1799 en 2603 (hierna: de percelen). Stucon is eigenaar van de percelen. Het plan voorziet in een wijziging van de bestemming van de percelen "Agrarisch-intensieve veehouderij" naar de bestemming "Agrarisch - Grondgebonden".

Voorafgaand aan de vaststelling van het plan heeft Stucon een principeverzoek gedaan om de bestemming op de percelen te wijzigen, omdat zij het voornemen heeft om de aanwezige stallen op het perceel te slopen, de aanwezige loods in gebruik te nemen voor opslag en haar metaalbewerkingsactiviteiten van de werkplaats bij de bedrijfswoning te verplaatsen naar deze loods. Stucon exploiteert sinds een aantal jaren geen agrarisch bedrijf meer op de percelen.

De raad heeft afwijzend gereageerd op het initiatief van Stucon, omdat het volgens de raad in strijd was met het gemeentelijke beleid voor vrijkomende agrarische bebouwing (VAB) in het buitengebied.

3.       Op de zitting heeft de raad toegelicht dat hij nieuw VAB-beleid heeft vastgesteld dat meer mogelijkheden biedt voor ontwikkelingen in het buitengebied zoals die van Stucon. De Afdeling heeft daarom op verzoek van partijen het doen van uitspraak aangehouden met zes maanden, zodat partijen konden overleggen over een maatwerkbestemming voor de percelen. Na zes maanden heeft de Afdeling op verzoek van partijen de aanhouding verlengd met zes maanden. Bij verzoek van 21 augustus 2025 heeft Stucon, mede namens de raad, verzocht om de aanhouding opnieuw te verlengen met zes maanden. De Afdeling heeft dit verzoek afgewezen.

Toetsingskader

4.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Bestemming uitvoerbaar?

5.       Stucon betoogt dat de bestemming "Agrarisch-Grondgebonden" op de percelen onuitvoerbaar is. Zij kan niet voldoen aan de in artikel 1.80 van de planregels opgenomen definitie van een grondgebonden bedrijf, omdat zij geen beschikking heeft over andere percelen. Hierdoor kan zij de bestemming "Agrarisch-Grondgebonden" niet verwezenlijken.

5.1.    In artikel 4.1, eerste lid, aanhef en onder a, van de planregels is bepaald dat de voor "Agrarisch - Grondgebonden" aangewezen gronden onder meer bestemd zijn voor agrarisch bedrijfsmatig gebruik, in de vorm van een grondgebonden bedrijf, al dan niet met als nevenactiviteit een niet-grondgebonden bedrijfstak.

In artikel 1.13 van de planregels is agrarisch bedrijfsmatig gebruik als volgt omschreven: "het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren, ten behoeve van een agrarisch bedrijf met een omvang van minimaal 12 NGE"

In artikel 1.80 van de planregels is een grondgebonden bedrijf als volgt omschreven: "een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegende mate afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de open grond die bij het bedrijf hoort en waaronder ook begrepen grond met tijdelijke tunnels of andere teeltondersteunende voorzieningen, waaronder:

  1. akkerbouwbedrijf;

  2. boomkwekerij;

  3. melkveehouderij;

  4. productie gebonden paardenhouderij."

5.2.    De raad heeft zich niet op het standpunt mogen stellen dat dat de bestemming "Agrarisch-Grondgebonden" op de percelen uitvoerbaar is. De raad heeft het plan op dit punt dus vastgesteld in strijd met een goede ruimtelijke ordening. Daarbij is van belang dat voor een agrarisch grondgebonden bedrijf naast de gronden waarop bedrijfsbebouwing staat, voldoende onbebouwde gronden nodig zijn. Het is niet aannemelijk dat op de percelen een agrarisch grondgebonden bedrijf kan worden geëxploiteerd, gezien de omvang van deze percelen en nu daarop voor het grootste deel bebouwing staat. Bovendien heeft Stucon niet het voornemen om een agrarisch grondgebonden bedrijf op het perceel te exploiteren.

Het betoog slaagt.

Conclusie

6.       Het beroep is gegrond. Het plan moet worden vernietigd vanwege strijd met artikel 3.1 van de Wro wat betreft de plandelen met de bestemming "Agrarisch Grondgebonden" voor de percelen. De overige beroepsgronden van Stucon hoeven daarom niet te worden besproken.

7.       De Afdeling ziet aanleiding de raad op te dragen het hierna in de beslissing nader aangeduide onderdeel van deze uitspraak binnen vier weken na verzending van de uitspraak te verwerken in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening.

Proceskosten

8.       De raad moet de proceskosten van Stucon vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep gegrond;

II.       vernietigt het besluit van de raad van de gemeente Peel en Maas van 31 januari 2023 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Veegbestemmingsplan Stoppers 2020" voor zover het betreft de plandelen met de bestemming "Agrarisch Grondgebonden" voor de percelen Krum 13/13 A in Meijel, kadastraal bekend nrs. 1799 en 2603;

III.      draagt de raad van de gemeente Peel en Maas op om binnen vier weken na verzending van deze uitspraak ervoor zorg te dragen dat het hiervoor vermelde onderdeel II wordt verwerkt in het elektronisch vastgestelde plan dat te raadplegen is op de landelijke voorziening;

IV.      veroordeelt de raad van de gemeente Peel en Maas tot vergoeding van bij Stucon B.V. in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.814,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

V.       gelast dat de raad van de gemeente Peel en Maas aan Stucon B.V. het door haar voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht ten bedrage van € 365,00 vergoedt.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.L. van Driel Kluit, griffier.

w.g. Hoekstra

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van Driel Kluit

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 24 september 2025

703