Terug naar bibliotheek
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2025:4415 - Bestemmingsplan Bronsgeest 2021: herstelbesluit na tussenuitspraak doorstaat rechterlijke toets - 17 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RVS:2025:441517 september 2025

Essentie

De Afdeling oordeelt dat de gemeenteraad de in een tussenuitspraak vastgestelde gebreken in het bestemmingsplan adequaat heeft hersteld. De aanpassingen betreffende het Natuurnetwerk Nederland, geluidsoverlast en het woon- en leefklimaat worden na nader onderzoek en motivering ruimtelijk aanvaardbaar geacht.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

202204461/3/R3.

Datum uitspraak: 17 september 2025

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B], wonend in Noordwijk (hierna samen en in enkelvoud: [appellant sub 1]),

2.       [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], wonend in Noordwijk (hierna samen en in enkelvoud: [appellant sub 2])

3.       [appellant sub 3], wonend in Noordwijk,

4.       het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland,

appellanten,

en

de raad van de gemeente Noordwijk,

verweerder.

Procesverloop

Bij tussenuitspraak van 25 september 2024, ECLI:NL:RVS:2024:3874, heeft de Afdeling de raad opgedragen om binnen 18 weken na verzending van die uitspraak, met inachtneming van wat daarin onder 12.4, 13.3, 13.5, 21.3, 24.1 en 37 is overwogen, de gebreken in het besluit van de raad van 22 februari 2022, waarbij het bestemmingsplan "Bronsgeest 2021" is vastgesteld, te herstellen.

Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad het bestemmingsplan "Bronsgeest 2021" bij besluit van 19 december 2024 opnieuw, gewijzigd vastgesteld (hierna: het herstelbesluit).

[appellant sub 2] en [appellant sub 3] hebben, daartoe in de gelegenheid gesteld, een zienswijze ingebracht.

De raad heeft vervolgens, daartoe in de gelegenheid gesteld, een aanvullende reactie gegeven op de zienswijze van [appellant sub 2].

[appellant sub 2] heeft afgezien van het geven van een nadere schriftelijke reactie.

De Afdeling heeft bepaald dat een nadere zitting achterwege blijft.

Vervolgens heeft de Afdeling het onderzoek gesloten.

Overwegingen

Beroep van rechtswege

1.       De beroepen van [appellant sub 2], [appellant sub 3] en het college van gedeputeerde staten hebben op grond van artikel 6:19 van de Awb van rechtswege mede betrekking op het herstelbesluit. Wat [appellant sub 2] en [appellant sub 3] als zienswijze naar voren hebben gebracht, zal de Afdeling aanmerken als de gronden van het beroep van rechtswege tegen het herstelbesluit.

Natuurnetwerk Nederland

Bestemming Natuur -1

2.       In de tussenuitspraak, overweging 12.4, heeft de Afdeling overwogen dat niet alle op grond van de Omgevingsverordening als "ecologische verbindingszone" aangewezen gronden in het bestemmingsplan de bestemming "Natuur-1" hebben gekregen. Aan een deel van die gronden is namelijk de bestemming "Verkeer" toegekend. De raad heeft hierover op de zitting erkend dat het plan in zoverre in strijd is met de Omgevingsverordening. Omdat de raad zich in zoverre op een ander standpunt heeft gesteld dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan, en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiervoor aanleiding hebben gegeven, is het bestreden besluit op dit onderdeel niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid. Het besluit van 22 februari 2022 moet daarom, voor zover daarin niet de bestemming "Natuur-1" aan de als "ecologische verbindingszone" aangewezen gronden is toegekend, worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb en artikel 6.24, eerste lid, van de Omgevingsverordening.

2.1.    De in de tussenuitspraak gegeven opdracht hield in dat de raad met inachtneming wat in overweging 12.4 is overwogen, zo’n bestemming moest toekennen aan de gronden ter plaatse van het perceel, kadastraal bekend, gemeente Noordwijk, sectie M, nr. 844, waaraan ingevolge het besluit van 22 februari 2022 de bestemming "Verkeer" is toegekend, dat het bepaalde in artikel 6.24, eerste lid, van de Omgevingsverordening in acht wordt genomen.

2.2.    Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad het bestemmingsvlak van de bestemming "Natuur -1" verruimd, zodat deze direct aansluit op de dubbelbestemming "Waarde - Natuurnetwerk Nederland".

2.3.    Het college van gedeputeerde staten heeft naar aanleiding van het herstelbesluit geen zienswijze naar voren gebracht en dus niet te kennen gegeven dat hij het niet eens is met dat besluit. Dit betekent dat hij geen beroepsgronden tegen dit besluit heeft aangevoerd. Om die reden ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad in zoverre niet in zijn herstelpoging is geslaagd.

Bestemmingen Bos en Sport

3.       In de tussenuitspraak, overwegingen 13.3, heeft de Afdeling overwogen dat de raad zich op de zitting alsnog op het standpunt heeft gesteld dat met het bepaalde in de doeleindenomschrijving van artikel 4.1, gelezen in samenhang met artikel 4.3, onder c, van de planregels, het natuurbelang onvoldoende is beschermd. Omdat de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan hij in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiervoor aanleiding hebben gegeven, is het bestreden besluit op dit onderdeel niet met de vereiste zorgvuldigheid voorbereid. Het besluit van 22 februari 2022 moet daarom, voor zover daarin aan de gronden met de bestemming "Bos" niet ook de dubbelbestemming "Waarde - Natuur Natuurnetwerk Nederland" is toegekend, worden vernietigd wegens strijd met artikel 3:2 van de Awb en artikel 6.24, eerste lid, van de Omgevingsverordening.

In de tussenuitspraak, overweging 13.5, heeft de Afdeling overwogen dat binnen de bestemming "Sport" onder meer het aanbrengen van oppervlakteverharding is toegestaan, zonder dat hiervoor een nader afwegingsmoment bestaat, waarbij het belang van de te beschermen natuurwaarden van het NNN in de afweging moet worden betrokken. Het aanlegvergunningenstelsel, zoals dat is opgenomen in artikel 22.3, onder a, van de planregels, is namelijk niet gekoppeld aan de gronden waaraan de bestemming "Sport" is toegekend. Dit betekent dat het besluit van 22 februari 2022 ook moet worden vernietigd wegens strijd met artikel 6.24, eerste lid, van de Omgevingsverordening voor zover daarin niet een aanlegvergunningenstelsel is voorzien binnen de bestemming "Sport".

3.1.    De in de tussenuitspraak gegeven opdracht hield in dat de raad met inachtneming wat in 13.3 en 13.5 is overwogen, zo’n aanlegvergunningenstelsel in het bestemmingsplan moest opnemen dat ter plaatse van de gronden die in het bestemmingsplan de bestemmingen "Sport" en "Bos" hebben gekregen en die onderdeel uitmaken van het Natuurnetwerk Nederland, het bepaalde in artikel 6.24, eerste lid, van de Omgevingsverordening in acht wordt genomen.

3.2.    Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad artikel 22.3 van de planregels aangepast, zodat het daarin opgenomen aanlegvergunningenstelsel zich ook uitstrekt over de gronden waaraan ingevolge het plan de bestemmingen "Bos" en "Sport" zijn toegekend.

3.3.    Het college van gedeputeerde staten heeft naar aanleiding van het herstelbesluit geen zienswijze naar voren gebracht en dus niet te kennen gegeven dat hij het niet eens is met dat besluit. Dit betekent dat hij geen beroepsgronden tegen dit besluit heeft aangevoerd. Daarom ziet de Afdeling geen aanleiding voor het oordeel dat de raad in zoverre niet in zijn herstelpoging is geslaagd.

Tussenconclusie

4.       Het van rechtswege ontstane beroep van het college van gedeputeerde staten tegen het herstelbesluit is daarom ongegrond.

Geluid

De tussenuitspraak

5.       In de tussenuitspraak, overweging 21.3, heeft de Afdeling overwogen dat de raad op de zitting heeft erkend dat als gevolg van de vaststelling van het plan de verkeersintensiteit op de Van Berckelweg aanzienlijk kan toenemen, en dat dit tot een akoestisch relevante toename van de geluidbelasting op de gevels van de in de nabijheid van die weg gelegen woningen (waaronder die van [appellant sub 2]) kan leiden. De raad heeft in het kader van de vaststelling van het plan nagelaten om deze effecten te onderzoeken. Omdat de raad zich in zoverre op een ander standpunt stelt dan de raad in het bestreden besluit heeft gedaan en niet is gebleken dat gewijzigde omstandigheden hiertoe aanleiding hebben gegeven, moet het besluit van 22 februari 2022 in zoverre wegens strijd met artikel 3:2 en 3:46 van de Awb worden vernietigd.

5.1.    De in de tussenuitspraak gegeven opdracht hield in dat de raad met inachtneming van wat in overweging 21.3 is overwogen, moest onderzoeken in hoeverre de toename van de verkeersgeneratie op de Van Berckelweg vanwege het plan tot een toename van de geluidbelasting op de gevel van de woning van [appellant sub 2] aan Biezenland 93 te Noordwijk leidt. Ook moest de raad motiveren of een eventuele toename van de geluidbelasting op de gevel van die woning in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

De herstelpoging

5.2.    Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad aanvullend akoestisch onderzoek laten doen naar de geluidseffecten vanwege de bebouwingsmogelijkheden in het plan op de nabije omgeving. De resultaten van dit onderzoek zijn neergelegd in de notitie "Project Bronsgeest in Noordwijk; onderzoek geluideffecten ter plaatse van bestaande woonomgeving" van Cauberg Huygen van 16 oktober 2024 (hierna: de aanvullingsnotitie geluid). Hieruit volgt dat met inachtneming van de maximale bebouwingscontouren binnen de bestemming "Woongebied - Uit te werken" op grond van het bestemmingsplan sprake kan zijn van een nadelig geluideffect op de omliggende woningen. In dat geval zou sprake zijn van 2 dB toename bij enkele woningen/appartementen aan de Van Berckelweg. Daarom wordt voorgesteld om op de verbeelding, behorende bij het bestemmingsplan, de grens van het bouwvlak evenwijdig aan de Van Berckelweg terug te leggen en daarmee aan te sluiten bij de grens van de bestemming "Woongebied" uit het ontwerpuitwerkingsplan Bronsgeest 2023. In dat geval blijft de toename van de geluidbelasting volgens de raad beperkt tot ongeveer 1 dB. Omdat de bebouwingsmogelijkheden binnen het met het herstelbesluit vastgestelde plan nog iets ruimer zijn dan de bebouwingsmogelijkheden (met één aaneengesloten bouwvlak) uit het ontwerpuitwerkingsplan, kunnen er iets andere geluideffecten optreden dan bij de losse kleinere bouwvlakken zoals die in het uitwerkingsplan zijn opgenomen.

De zienswijze

5.3.    [appellant sub 2] betoogt dat de raad ten onrechte niet het volledige advies van Cauberg Huygen uit de aanvullingsnotitie geluid heeft overgenomen. Volgens [appellant sub 2] had de raad in het herstelbesluit binnen de bestemming "Woongebied - Uit te werken" kleinere bouwvlakken moeten voorzien, die niet aaneengeschakeld zijn, om de negatieve geluidseffecten die in de aanvullingsnotitie geluid worden beschreven te voorkomen.

[appellant sub 2] betoogt verder dat de raad de maximale bouwhoogte, als bedoeld in artikel 13.2.2, onder e en verder van de planregels, had moeten beperken tot 13 m, als is bedoeld in artikel 13.2.2, onder d, van de planregels. Hiermee ontstaat een vergelijkbare invulling van het plangebied zoals die nu bestaat aan de zuidzijde van de Van Berckelweg.

De aanvullende schriftelijke reactie van de raad

5.4.    De raad heeft, daartoe in de gelegenheid gesteld, gereageerd op de zienswijze van [appellant sub 2]. Daarbij heeft de raad verduidelijkt dat om te waarborgen dat de bestaande woningen aan de Van Berckelweg geen hinderlijke geluidstoename zullen ervaren, bij de gewijzigde vaststelling van het bestemmingsplan "Bronsgeest 2021" het bouwvlak op zo’n wijze is aangepast dat de grens van het bouwvlak aansluit op de bouwgrens zoals die in het nadien vastgestelde uitwerkingsplan "Bronsgeest 2023" is neergelegd. Uit de berekeningen van de variant met het aangepaste, teruggelegde bouwvlak volgt dat, als gevolg van de toegenomen verkeersintensiteiten en de maximale contouren van de mogelijke toekomstige nieuwe bebouwing, een hoogst berekende geluidtoename van maximaal 1 dB optreedt. Deze hoogste toename treedt op ter plaatse van de hoogste woonlaag van de adressen Biezenland 49-65. Deze toename kan niet als hinderlijk worden beschouwd. De raad verwijst voor een nadere onderbouwing op de notitie "Bestemmingsplan Bronsgeest 2021 in Noordwijk; onderzoek geluideffecten ter plaatse van bestaande woonomgeving" van Cauberg Huygen van 23 april 2025.

De beoordeling

5.5.    De Afdeling is van oordeel dat de raad gelet op het vorenstaande toereikend heeft gemotiveerd dat de toename van de geluidbelasting op de gevel van de woning van [appellant sub 2] in overeenstemming kan worden geacht met een goede ruimtelijke ordening. Hierbij betrekt de Afdeling dat uit de aanvullingsnotitie geluid en de notitie van Cauberg Huygen van 23 april 2025 volgt dat als gevolg van de toegenomen verkeersintensiteiten en de toekomstige bebouwing binnen het plangebied ten hoogste een toename van de geluidbelasting kan optreden van 1 dB ter plaatse van de hoogste woonlaag van de adressen Biezenland 49-65. Daarvan is ongeveer 0,2 dB van de maatgevende geluidtoename toe te schrijven aan het verschil van de verkeersintensiteiten en 0,8 dB is toe te schrijven aan geluidreflecties tegen de nieuwe bouwvolumes. [appellant sub 2] heeft deze berekende geluidtoename niet betwist. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad deze geluidtoenames op de gevels van de woningen ten zuiden van de Van Berckelweg niet onaanvaardbaar hoeven achten. De Afdeling volgt gelet hierop niet het betoog van [appellant sub 2] dat de raad aanleiding had moeten zien om met herstelbesluit het in het bestemmingsplan neergelegde bouwvlak binnen de bestemming "Woongebied - Uit te werken", in overeenstemming te brengen met de afzonderlijke, kleinere bouwvlakken, zoals die zijn neergelegd in het bij besluit van 21 januari 2025 door het college vastgestelde uitwerkingsplan "Bronsgeest 2023". Verder overweegt de Afdeling dat de raad redelijkerwijs geen aanleiding heeft hoeven zien om de maximaal toegestane bouwhoogte van de woonbebouwing, gezien de beperkte geluidtoename die kan optreden vanwege het plan, te verkleinen tot 13 m.

De betogen slagen niet.

Tussenconclusie

6.       Dit betekent dat het van rechtswege ontstane beroep van [appellant sub 2] tegen het herstelbesluit ongegrond is.

Aantasting woon- en leefklimaat

De tussenuitspraak

7.       In overweging 24.1 van de tussenuitspraak heeft de Afdeling vastgesteld dat het plan er niet aan in de weg staat dat woningen tegen de grens van het perceel van [appellant sub 3] aan worden aangebouwd. Ook staat het plan er niet aan in de weg dat wegen, fiets- of voetpaden tegen de grens van het perceel van [appellant sub 3] aan worden gerealiseerd. De raad heeft niet onderzocht of gemotiveerd in hoeverre deze situatie ruimtelijk aanvaardbaar is. Daardoor is het onduidelijk of het plan in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening is vastgesteld. Het besluit van 22 februari 2022 is in zoverre in strijd met artikel 3:2 en artikel 3:46 van de Awb vastgesteld.

7.1.    In overweging 37 van de tussenuitspraak is aan de raad de opdracht gegeven om te onderzoeken en te motiveren in hoeverre het mogelijk maken van bebouwing, wegen, fiets- en voetpaden tegen de grens aan van het perceel van [appellant sub 3] in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening.

De herstelpoging

7.2.    Ter uitvoering van de tussenuitspraak heeft de raad enkele wijzigingen doorgevoerd in de regels die gelden voor de gronden met de bestemming "Woongebied - Uit te werken" die het dichtst bij het perceel van [appellant sub 3] liggen. Op de verbeelding van het plan heeft de raad het bouwvlak aangepast. Het bouwvlak is 5 m van het perceel van [appellant sub 3] vandaan gelegd. Daardoor kunnen geen woningen tegen het perceel van [appellant sub 3] aan worden gebouwd. Ook is in artikel 13.2.2, onder f, van de planregels geregeld dat naast het perceel van [appellant sub 3] maximaal 6 grondgebonden woningen mogen worden gerealiseerd. Verder is op de verbeelding voor de strook van 5 m de aanduiding "specifieke vorm van woongebied uitgesloten - verkeersareaal" opgenomen. Op grond van artikel 13.2.1, onder e, in samenhang gelezen met artikel 1.63 van de planregels, mogen daar geen rijwegen, autowegen of autosnelwegen worden gerealiseerd. Fiets- en voetpaden zijn wel toegestaan. Tot slot is op de verbeelding aan de gronden die aangrenzend en ten noordoosten van het perceel van [appellant sub 3] liggen, de bestemming "Woongebied - Uit te werken" gewijzigd naar de bestemming "Groen". De raad stelt zich op het standpunt dat op deze manier sprake is van een aanvaardbaar goed woon- en leefklimaat voor wat betreft de achterzijde van de percelen aan de Gooweg.

De zienswijze

7.3.    [appellant sub 3] betoogt dat het plan nog meer in overeenstemming met een goede ruimtelijke ordening had kunnen worden gebracht, als aan de strook van 5 m een groenbestemming was gegeven. Dan was zijn privacy beter gewaarborgd. Het plan maakt nu namelijk nog een wandel- en fietspad mogelijk. Ook betoogt [appellant sub 3] dat de gronden waarop de 6 grondgebonden woningen mogelijk worden gemaakt niet de bestemming "Woongebied - Uit te werken" hadden mogen krijgen. Op die gronden rust namelijk een bouwverbod dat aan de realisatie van de woningen in de weg staat.

De beoordeling

7.4.    De vraag die nu voorligt is of de raad met het herstelbesluit heeft voldaan aan de in de tussenuitspraak gegeven opdracht om te onderzoeken en te motiveren in hoeverre het mogelijk maken van bebouwing, wegen, fiets- en voetpaden tegen de grens van het perceel van [appellant sub 3] aan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling ziet in wat [appellant sub 3] heeft aangevoerd geen aanknopingspunten voor het oordeel dat de raad niet aan de opdracht heeft voldaan. Dat er voor [appellant sub 3] een optimalere planologische invulling denkbaar is van de gronden die grenzen aan zijn perceel, is onvoldoende om de door de raad verrichte belangenafweging onzorgvuldig of onjuist te achten.

Over de stelling van [appellant sub 3] dat er een bouwverbod geldt, stelt de Afdeling vast dat deze beroepsgrond is besproken in overwegingen 31 tot en met 31.3 van de tussenuitspraak. Deze beroepsgrond is ongegrond verklaard en maakt geen onderdeel uit van de herstelopdracht. De Afdeling overweegt dat zij behalve in uitzonderlijke gevallen niet kan terugkomen van een in de tussenuitspraak gegeven oordeel. Een uitzonderlijk geval is hier niet aan de orde, zodat de Afdeling uitgaat van het in de tussenuitspraak gegeven oordeel.

Dit leidt ertoe dat de betogen van [appellant sub 3] niet slagen.

Tussenconclusie

8.       Dat betekent dat het van rechtswege ontstane beroep van [appellant sub 3] tegen het herstelbesluit ongegrond is.

Conclusie

Het besluit van 22 februari 2022

9.       In de tussenuitspraak is al overwogen dat de betogen van [appellant sub 1] niet slagen dan wel feitelijke grondslag missen. Het beroep van [appellant sub 1] tegen het besluit van 22 februari 2022 is ongegrond.

10.     Gelet op wat in de tussenuitspraak is overwogen, zijn de beroepen van [appellant sub 2], [appellant sub 3] en het college van gedeputeerde staten tegen het besluit van 22 februari 2022 gegrond, zodat dit besluit moet worden vernietigd.

11.     De raad moet de proceskosten van [appellant sub 2] en [appellant sub 3] vergoeden.

Het besluit van 19 december 2024

12.     Gelet op wat in deze uitspraak onder 2.3, 3.3, 5.5 en 7.4 is overwogen, zijn de beroepen van [appellant sub 2], [appellant sub 3] en het college van gedeputeerde staten tegen het herstelbesluit van 19 december 2024 ongegrond.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep van [appellant sub 1A] en [appellant sub 1B] tegen het besluit van 22 februari 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Bronsgeest 2021" ongegrond;

II.       verklaart de beroepen van [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], [appellant sub 3] en het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland tegen het besluit van 22 februari 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Bronsgeest 2021" gegrond;

III.      vernietigt het besluit van 22 februari 2022 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Bronsgeest";

IV.      verklaart de van rechtswege ontstane beroepen tegen het besluit van 19 december 2024 tot vaststelling van het bestemmingsplan "Bronsgeest 2021" ongegrond;

V.       veroordeelt de raad van de gemeente Noordwijk tot vergoeding van bij appellanten in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van a. € 2.314,29 aan [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], waarvan € 2.267,50 is toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand, met dien verstande dat de raad bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

b. € 2.267,50 aan [appellant sub 3], volledig toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand;

VI.      gelast dat de raad van de gemeente Noordwijk aan de hierna vermelde appellanten het door hen voor de behandeling van het beroep betaalde griffierecht vergoedt ten bedrage van:

a. € 184,00 aan [appellant sub 2A] en [appellant sub 2B], met dien verstande dat de raad bij betaling van genoemd bedrag aan een van hen aan zijn betalingsverplichting heeft voldaan;

b. € 184,00 aan [appellant sub 3];

c. € 365,00 aan het college van gedeputeerde staten van Zuid-Holland.

Aldus vastgesteld door mr. J. Hoekstra, voorzitter, en mr. J. Gundelach en mr. J.F. de Groot, leden, in tegenwoordigheid van mr. M.S. Perlot, griffier.

w.g. Hoekstra

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Perlot

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 17 september 2025

901-952