Terug naar bibliotheek
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2025:4295 - Raad van State - 11 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RVS:2025:429511 september 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

BRS.25.001071

ECLI:NL:RVS:2025:4295

Datum uitspraak: 11 september 2025

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[appellant],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag van 18 juli 2025 in zaak nr. NL24.50414 in het geding tussen:

[appellant]

en

de minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

Bij besluit van 6 maart 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid een aanvraag om appellant een machtiging tot voorlopig verblijf te verlenen, afgewezen.

Bij besluit van 18 november 2024 heeft de minister het daartegen door appellant gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 18 juli 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. E. Kafa, advocaat in Rotterdam, hoger beroep ingesteld.

Appellant heeft een nader stuk ingediend.

Overwegingen

  1.        Appellant heeft bij brief van 14 augustus 2025 hoger beroep ingesteld en laten weten de gronden daarbij later in te dienen. Deze brief kan, voor zover appellant daarin stelt dat zij zich niet kan verenigen met de uitspraak van de rechtbank, slechts als een pro-forma hogerberoepschrift worden beschouwd. De hogerberoepstermijn liep tot 18 augustus 2025. Appellant heeft op 29 augustus 2025 haar gronden ingediend. Omdat de gronden buiten de hogerberoepstermijn van vier weken zijn binnengekomen, kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85, derde lid, van de Vw 2000).

  2.        Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. Q. Boon, griffier.

w.g. Sevenster

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Boon

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 11 september 2025

977