ECLI:NL:RVS:2025:3957 - Raad van State - 8 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
202405796/1/A2.
Datum uitspraak: 8 augustus 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
PROCES-VERBAAL van de mondelinge uitspraak (artikel 8:67 van de Algemene wet bestuursrecht) op het hoger beroep van:
[appellant], wonend in [woonplaats],
appellant,
tegen de uitspraak van de rechtbank Limburg van 24 juli 2024 in zaak nr. 23/1577 in het geding tussen:
[appellant]
en
de Belastingdienst/Toeslagen (thans: de Dienst Toeslagen).
Openbare zitting gehouden op 8 augustus 2025 om 14:30 uur.
Tegenwoordig:
Staatsraad mr. E.J. Daalder, lid van de enkelvoudige kamer;
mr. M.M. Engele, griffier.
Verschenen:
[appellant] en de Dienst Toeslagen, vertegenwoordigd door [gemachtigden].
====================================
Bij besluit van 4 maart 2023 heeft de Dienst Toeslagen de zorgtoeslag voor [appellant] over het jaar 2020 herzien en definitief vastgesteld op nihil. Daarnaast zijn de betaalde voorschotten teruggevorderd, in totaal een bedrag van € 1.333,00. Het daartegen door [appellant] gemaakte bezwaar heeft de Dienst Toeslagen bij besluit van 20 juni 2023 ongegrond verklaard.
Het hoger beroep richt zich tegen de uitspraak van de rechtbank, waarin het beroep van [appellant] tegen het besluit van 20 juni 2023 ongegrond is verklaard.
De Afdeling bevestigt de aangevallen uitspraak.
Gronden
1. Bij de berekening van de definitieve zorgtoeslag over 2020 heeft de Dienst Toeslagen betrokken dat uit gegevens van de Basisregistratie inkomen is gebleken dat [appellant] in 2020 een geregistreerd inkomen had van € 18.316,00, een geregistreerd vermogen van € 132.516,00 en een voordeel uit sparen en beleggen van € 3.800,00. Omdat het vermogen hoger is dan de vermogensgrens van € 116.613,00, heeft de Dienst Toeslagen de zorgtoeslag op nihil vastgesteld.
2. De gronden die [appellant] in hoger beroep heeft aangevoerd, zijn een herhaling van wat hij in beroep heeft aangevoerd. De rechtbank is gemotiveerd op die gronden ingegaan. De Afdeling kan zich vinden in het oordeel van de rechtbank en in de onder rechtsoverweging 4 en 5 van de aangevallen uitspraak opgenomen overwegingen, waarop dat oordeel is gebaseerd. De Afdeling voegt daaraan toe dat de discussie over de toezegging van de Inspecteur van de Belastingdienst over de berekening van het vermogen van [appellant] slechts in een procedure bij de belastingrechter aan de orde kan komen. [appellant] heeft die weg ook gevolgd. De belastingrechter heeft echter in het nadeel van [appellant] beslist. De Dienst Toeslagen is dan ook terecht uitgegaan van de door de Inspecteur van de Belastingdienst vastgestelde gegevens.
3. Het hoger beroep is ongegrond.
4. De Dienst Toeslagen hoeft geen proceskosten te vergoeden.
w.g. Daalder
lid van de enkelvoudige kamer
w.g. Engele
griffier
1033