Terug naar bibliotheek
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2025:3927 - Raad van State - 18 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RVS:2025:392718 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

202504595/1/V3.

Datum uitspraak: 18 augustus 2025

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[appellant],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 1 juli 2025 in zaak nr. NL25.26174 in het geding tussen:

appellant

en

de minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

Bij besluit van 6 juni 2025 heeft de minister appellant in bewaring gesteld.

Bij uitspraak van 1 juli 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding afgewezen.

Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. K. Ramdhan, advocaat in Amsterdam, hoger beroep ingesteld.

Overwegingen

1.       Het hoger beroep richt zich niet tegen de uitspraak van de rechtbank. Appellant legt namelijk niet uit waarom de uitspraak van de rechtbank volgens hem niet juist is. Daarom kan de Afdeling geen inhoudelijk oordeel geven over het hoger beroep (artikel 85 van de Vw 2000).

2.       Het hoger beroep is niet-ontvankelijk. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.

Aldus vastgesteld door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. D.C.M. van Trappen, griffier.

w.g. Schipper-Spanninga

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Van Trappen

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2025

985