Terug naar bibliotheek
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2025:3910 - Raad van State - 18 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RVS:2025:391018 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

202504479/1/V3.

Datum uitspraak: 18 augustus 2025

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[appellant],

appellant,

tegen de mondelinge uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Roermond, van 17 juli 2025 in zaak nr. NL25.22207 in het geding tussen:

appellant

en

de minister van Asiel en Migratie.

Procesverloop

Bij besluit van 14 mei 2025 heeft de minister een aanvraag van appellant om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.

Bij mondelinge uitspraak van 17 juli 2025 heeft de rechtbank het daartegen door appellant ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft appellant, vertegenwoordigd door mr. M.M.J. van Zantvoort, advocaat in 's-Hertogenbosch, hoger beroep ingesteld.

Overwegingen

1.       Het hoger beroep leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat het hogerberoepschrift geen vragen bevat die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).

1.1.    Het hoger beroep gaat namelijk over een rechtsvraag die eerder door de Afdeling is beantwoord (uitspraak van 9 oktober 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4037, onder 5.3 tot en met 5.6, over het risico op pushbacks bij Dublinclaimanten in Kroatië). Het hoger beroep biedt geen reden hierover in dit geval anders te oordelen.

2.       Het hoger beroep is ongegrond. De Afdeling bevestigt de uitspraak van de rechtbank. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. A.A. Snijders, griffier.

w.g. Van Breda

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Snijders

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 18 augustus 2025

279