Terug naar bibliotheek
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2025:3865 - Raad van State - 13 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RVS:2025:386513 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

202400214/1/R4.

Datum uitspraak: 13 augustus 2025

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

1.       [appellant sub 1], wonend in Wilnis, gemeente De Ronde Venen,

2.       [appellant sub 2], wonend in Wilnis, gemeente De Ronde Venen,

en

de raad van de gemeente De Ronde Venen,

verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 27 november 2023 heeft de raad het bestemmingsplan "Herenweg 116-118, Wilnis" vastgesteld.

Tegen dit besluit hebben [appellant sub 1] en [appellant sub 2] beroep ingesteld.

De raad heeft een verweerschrift ingediend.

De raad heeft een nadere reactie ingediend.

De Afdeling heeft de zaak op een zitting behandeld op 6 augustus 2025, waar [appellant sub 2] en de raad, vertegenwoordigd door [gemachtigden], zijn verschenen. Verder is daar via een digitale verbinding [partij] als partij gehoord.

Overwegingen

Overgangsrecht inwerkingtreding Omgevingswet

1.       Op 1 januari 2024 zijn de Omgevingswet en de Invoeringswet Omgevingswet in werking getreden. Op grond van artikel 4.6, derde lid, van de Invoeringswet Omgevingswet blijft op een beroep tegen een besluit tot vaststelling van een bestemmingsplan waarvan het ontwerp vóór het tijdstip van inwerkingtreding van de Omgevingswet ter inzage is gelegd het recht zoals dat gold onmiddellijk vóór dat tijdstip van toepassing tot het bestemmingsplan onherroepelijk is.

Het ontwerpplan is op 6 mei 2023 ter inzage gelegd. Dat betekent dat op deze beroepsprocedure het recht, waaronder de Wet ruimtelijke ordening (hierna: Wro) en de Crisis- en herstelwet, zoals dat gold vóór 1 januari 2024 van toepassing blijft.

Inleiding

2.       Aan de Herenweg 116-118 in Wilnis was voorheen het [bedrijf] gevestigd. De bestaande bedrijfsbebouwing wordt verwijderd en de bodem ter plaatse wordt gesaneerd. Het bestemmingsplan beoogt hier en op de achtergelegen gronden de bouw van 49 woningen, waarvan 26 vrijstaande koopwoningen, vijftien sociale huurwoningen en acht middeldure huurwoningen, mogelijk te maken. De planologische mogelijkheid voor bedrijfsbebouwing komt te vervallen. [appellant sub 2] woont in een woonark naast het plangebied. [appellant sub 1] woonde daar in een woonark, maar is inmiddels verhuisd. Zij vrezen voor nadelige gevolgen voor het woon- en leefklimaat en de landschappelijke kwaliteit door de nieuwe woonbebouwing, met name op de twee achter het perceel Herenweg 116-118 gelegen legakkers. [partij] is de initiatiefnemer van de ontwikkeling.

Ontvankelijkheid beroep [appellant sub 1]

3.       De raad stelt zich op het standpunt dat het beroep van [appellant sub 1] niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat hij door de verhuizing niet langer belanghebbende is bij het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan.

3.1.    De Afdeling volgt de raad niet in dit betoog. [appellant sub 1] heeft een zienswijze over het ontwerpbestemmingsplan naar voren gebracht. In de uitspraken van 14 april 2021, ECLI:NL:RVS:2021:786, en 4 mei 2021, ECLI:NL:RVS:2021:953, is de Afdeling ingegaan op de gevolgen van het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 14 januari 2021, Stichting Varkens in Nood, ECLI:EU:C:2021:7, over de toepassing van artikel 6:13 van de Algemene wet bestuursrecht. Uit de uitspraak van 4 mei 2021 volgt dat in zaken waarin de wetgever een ieder de mogelijkheid heeft gegeven om zienswijzen naar voren te brengen, allen die zienswijzen naar voren hebben gebracht over het ontwerpbesluit, toegang hebben tot de rechter, ook al zijn zij geen belanghebbende als bedoeld in artikel 1:2, eerste lid, van de Awb.

Het beroep van [appellant sub 1] is ontvankelijk.

Hoe toetst de Afdeling?

4.       Bij de vaststelling van een bestemmingsplan moet de raad bestemmingen aanwijzen en regels geven die de raad uit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening nodig acht. De raad heeft daarbij beleidsruimte en moet de betrokken belangen afwegen. De Afdeling oordeelt niet zelf of het plan in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. De Afdeling beoordeelt aan de hand van de beroepsgronden of het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in overeenstemming is met het recht. Daarbij kan aan de orde komen of de nadelige gevolgen van het plan onevenredig zijn in verhouding tot de met het plan te dienen doelen.

Participatie

5.       [appellant sub 2] en [appellant sub 1] betogen dat de gemeente onvoldoende invulling heeft gegeven aan de faciliterende rol bij het overleg tussen de buurt, met name de bewoners van de woonarken aan de Swaenebloem, en de initiatiefnemer. Deze faciliterende rol heeft de raad in een aangenomen motie van 30 juni 2021 bij het college van burgemeester en wethouders gelegd.

5.1.    Het bieden van inspraak voorafgaande aan de terinzagelegging van het ontwerpbestemmingsplan maakt geen onderdeel uit van de in de Wro en het Besluit ruimtelijke ordening geregelde bestemmingsplanprocedure. Het niet of ontoereikend bieden van inspraak in die eerdere fase heeft daarom geen gevolgen voor de rechtmatigheid van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan. Overigens volgt uit de stukken dat er diverse contactmomenten zijn geweest met de initiatiefnemer, zoals op 19 april 2021, en dat de gemeente samen met de initiatiefnemer op 7 maart 2023 een informatieavond heeft georganiseerd, waar ambtenaren en de wethouder Ruimtelijke Ordening aanwezig waren voor het geven van uitleg en het beantwoorden van vragen. Een uitnodiging voor deze avond is in het lokale huis-aan-huisblad geplaatst. Het participatieverslag van de gehouden bijeenkomsten is als bijlage 7 bij de plantoelichting gevoegd. De raad heeft daar vóór de vaststelling van het bestemmingsplan kennis van kunnen nemen.

De Afdeling wijst er verder op dat een motie en de vraag of een motie naar behoren is uitgevoerd alleen van betekenis is in de verhouding tussen de raad en het college. Een motie leidt niet tot een juridische verplichting die de raad bij de vaststelling van het bestemmingsplan in acht dient te nemen. Zie de uitspraak van de Afdeling van 29 juli 2015, ECLI:NL:RVS:2015:2414, onder 4.2. Het is dus aan de raad zelf om te bepalen of het college voldoende invulling heeft gegeven aan de in de motie genoemde faciliterende rol in het participatieproces. De motie staat op zichzelf niet aan de vaststelling van het bestemmingsplan in de weg.

De betogen slagen niet.

Groenstrook

6.       [appellant sub 2] betoogt dat ten onrechte niet is voorzien in een groenstrook in het midden van de plek van de ijsbaan. In de participatie is overeengekomen tussen de bewoners van de arken, de ijsbaanvereniging en de initiatiefnemer dat bezien zou worden of dit mogelijk is om een groen aanzicht voor de arkbewoners te realiseren.

6.1.    De Afdeling stelt vast dat het bestemmingsplan met de bestemming "Water" de aanleg van een groenstrook in het midden van het water mogelijk maakt. Artikel 6.1 van de planregels laat hier immers ook groenvoorzieningen toe. Op de zitting heeft de raad gesteld dat de ruimtelijke aanvaardbaarheid van de woningbouw niet afhankelijk is van het al dan niet totstandkomen van een groenstrook in het water. Naar het oordeel van de Afdeling heeft de raad zich op dit standpunt kunnen stellen. De raad heeft verder in het verweerschrift gesteld dat de aanleg van een rietkraag in het midden van de plek van de voormalige natuurijsbaan een alternatief is voor de voorgestelde rietoevers aan de westzijde van de voormalige ijsbaan en dat deze aanleg nog immer mogelijk is, mits alle bewoners van de woonarken daarmee instemmen. Op de zitting heeft de initiatiefnemer meegedeeld dat hierover nog steeds wordt gesproken. De Afdeling wijst erop dat de feitelijke aanleg van een rietkraag een kwestie van uitvoering van het bestemmingsplan is die in deze beroepsprocedure niet aan de orde kan komen.

Het betoog slaagt niet.

Structuurvisie

7.       [appellant sub 1] betoogt dat het bestemmingsplan strijdig is met de uitgangspunten uit de structuurvisie Wilnis Dorp. Daarin staat dat op de twee legakkers alleen maximaal tien woonarken toelaatbaar zijn.

7.1.    Op de planlocatie is de structuurvisie De Ronde Venen 2030, zoals vastgesteld door de raad op 17 oktober 2013, van toepassing. Hierin staat niet dat op de twee legakkers alleen maximaal tien woonarken toelaatbaar zijn. Uit de structuurvisiekaart volgt dat ter plaatse is voorzien in de aanduiding "Dorpen" waar woningbouw passend is. Uit het verweerschrift maakt de Afdeling op dat de raad, blijkens een amendement van 5 juli 2021, aanvullend voor toekomstige bouwplannen hier ook nog de structuurvisie Wilnis Dorp, zoals vastgesteld door de raad op 18 december 2008, van toepassing acht. Ook daarin staat, anders dan [appellant sub 1] stelt, niets over het alleen toestaan van woonarken op de planlocatie. In wat [appellant sub 1] heeft betoogd, bestaat geen aanleiding voor het oordeel dat de raad het bestemmingsplan in strijd met een van beide structuurvisies heeft vastgesteld. Voor zover [appellant sub 1] doelt op wat over woonschepenligplaatsen op de planlocatie in de toelichting van het voorheen geldende bestemmingsplan "Kom Wilnis 2000" van 29 maart 2001 staat, overweegt de Afdeling dat de raad niet aan (de toelichting van) vorige bestemmingsplannen is gebonden en dat er recenter ruimtelijk beleid is waarin woningbouw op deze locatie onder voorwaarden passend wordt geacht.

Het betoog slaagt niet.

Alternatief plan

8.       [appellant sub 1] betoogt dat de raad het alternatieve plan voor invulling van de planlocatie dat voorziet in lage bebouwing van 3 à 4 m hoog aan de buitenranden van de legakkers en aanplant van een rietkraag, niet serieus heeft onderzocht.

8.1.    De raad moet bij de keuze van een bestemming een afweging maken van alle belangen die betrokken zijn bij de vaststelling van het plan. Daarbij heeft de raad beleidsruimte. De voor- en nadelen van alternatieven moeten in die afweging worden meegenomen.

Het alternatieve plan is op 19 juni 2021 met de initiatiefnemer besproken. Het is met de zienswijze van 8 juni 2023 ook voorgelegd aan de raad. In de zienswijzenota is de raad hierop ingegaan. De raad heeft zich op het standpunt gesteld dat het plan het product is van een zorgvuldige afweging van belangen. De bouwhoogte van de woningen op de legakkers wordt stedenbouwkundig aanvaardbaar geacht. De initiatiefnemer krijgt in een bepaalde mate ook de vrijheid om een bouwplan te ontwikkelen dat aansluit op de eigen wensen, mits passend binnen de gemeentelijke en provinciale beleidskaders. De initiatiefnemer heeft op de zitting toegelicht dat de toegestane bouwhoogte van de woningen die tegenover de woonarken zijn voorzien, naar aanleiding van gesprekken met de omwonenden is verlaagd ten opzichte van eerdere versies van het plan. De toegestane bouwhoogtes zijn lager dan is toegestaan bij andere woningen aan de Herenweg. Verder heeft de initiatiefnemer toegelicht dat ook is gekozen voor het realiseren van meer doorzichten dan eerder het voornemen was.

De raad heeft zich op het standpunt kunnen stellen dat het voorgestelde alternatieve plan van eenlaagse woningen in grote mate afwijkt van het door hem vastgestelde ruimtelijke kader. Eenlaagse woningen zouden een verhoging van het bebouwingspercentage en een vermindering van de doorzichten tot gevolg hebben, omdat dan het gehele woonprogramma op de begane grond gesitueerd wordt. Daarbij kunnen levensloopbestendige woningen ook gerealiseerd worden met een eerste verdieping. Er is aan de randen van de legakkers voorzien in een iets lagere maximale bouwhoogte. Hiermee heeft de raad het door onder meer [appellant sub 1] voorgestelde alternatief voor de bebouwing aan de randen afgewogen bij de vaststelling van het plan en toereikend gemotiveerd waarom niet voor dat alternatief is gekozen. Op de mogelijkheid van een rietkraag in het midden van het water is de Afdeling onder 6.1 al ingegaan. Het bestemmingsplan sluit die aanleg niet uit.

Het betoog slaagt niet.

Relativiteitsvereiste

9.       Omdat de beroepsgronden niet slagen, is de Afdeling niet ingegaan op de vraag of het relativiteitsvereiste aan vernietiging van het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan in de weg staat.

Conclusie

10.     De beroepen zijn ongegrond.

11.     De raad hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

verklaart de beroepen ongegrond.

Aldus vastgesteld door mr. P.H.A. Knol, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Bechinka, griffier.

w.g. Knol

lid van de enkelvoudige kamer

w.g. Bechinka

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 13 augustus 2025

371