Terug naar bibliotheek
Raad van State

ECLI:NL:RVS:2025:3735 - Raad van State - 7 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RVS:2025:37357 augustus 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

202503606/2/V1.

Datum uitspraak: 7 augustus 2025

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak van de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State op een verzoek om het treffen van een voorlopige voorziening (artikel 8:81 van de Algemene wet bestuursrecht; hierna: de Awb), met toepassing van artikel 8:83, derde lid, van de Awb, hangende het hoger beroep van:

de minister van Asiel en Migratie,

verzoeker,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Amsterdam, van 26 mei 2025 in zaak nr. 24/13509 in het geding tussen:

[betrokkene]

en

de minister.

Procesverloop

Bij formulier gedateerd op 13 maart 2024 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid betrokkene geïnformeerd dat hij de opvang in de Landelijke Vreemdelingenvoorziening per 20 februari 2024 beëindigt.

Bij besluit van 5 augustus 2024 heeft de staatssecretaris het daartegen door betrokkene gemaakte bezwaar ongegrond verklaard.

Bij uitspraak van 26 mei 2025 heeft de rechtbank het daartegen door betrokkene ingestelde beroep gegrond verklaard, dat besluit vernietigd en bepaald dat de minister binnen zes weken na de dag van verzending van de uitspraak een nieuw besluit op het gemaakte bezwaar neemt.

Tegen deze uitspraak heeft de minister hoger beroep ingesteld. Ook heeft zij de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

Betrokkene heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam, dat de Afdeling krachtens artikel 8:26 van de Awb in de gelegenheid heeft gesteld om als partij aan het geding deel te nemen, heeft een schriftelijke uiteenzetting gegeven.

Overwegingen

1.       De minister verzoekt de voorzieningenrechter om de voorlopige voorziening te treffen dat zij geen nieuw besluit op bezwaar hoeft te nemen totdat de Afdeling op haar hoger beroep heeft beslist.

2.       Gelet op de belangen die partijen naar voren hebben gebracht, treft de voorzieningenrechter een voorlopige voorziening.

3.       De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bepaalt bij wijze van voorlopige voorziening dat de minister van Asiel en Migratie geen nieuw besluit op bezwaar hoeft te nemen voordat de Afdeling op het hoger beroep heeft beslist.

Aldus vastgesteld door mr. J.H. van Breda, voorzieningenrechter, in tegenwoordigheid van mr. J. Verbeek, griffier.

w.g. Van Breda

voorzieningenrechter

w.g. Verbeek

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 7 augustus 2025

574-1118