ECLI:NL:RVS:2025:3065 - Raad van State - 8 juli 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
202306476/3/V3.
Datum uitspraak: 8 juli 2025
AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK
Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb) op het verzoek van:
[verzoeker],
verzoeker,
om proceskostenveroordeling in geval van intrekking van het hoger beroep (artikel 8:118, eerste lid, van de Awb).
Procesverloop
De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft hoger beroep ingesteld tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Middelburg, van 12 oktober 2023 in zaak nr. NL23.18813.
De staatssecretaris heeft het hoger beroep ingetrokken.
Verzoeker, vertegenwoordigd door P.L.M. Stieger, advocaat in ‘s-Hertogenbosch, heeft de Afdeling verzocht de minister van Asiel en Migratie te veroordelen in de bij hem opgekomen proceskosten.
Overwegingen
1. De minister heeft het hoger beroep ingetrokken en de asielaanvraag van verzoeker in behandeling genomen, omdat de overdrachtstermijn, bedoeld in artikel 29 van de Dublinverordening, was verstreken. Verzoeker betoogt dat dit betekent dat de minister hem tegemoet is gekomen en dat hij daarom recht heeft op proceskostenvergoeding. De minister is echter niet aan verzoeker tegemoet gekomen, omdat zij de asielaanvraag louter als gevolg van tijdsverloop alsnog in behandeling heeft genomen (zie de uitspraak van de Afdeling van 27 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:182, onder 2).
2. De Afdeling wijst het verzoek daarom af. De minister hoeft geen proceskosten te vergoeden.
Beslissing
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:
wijst het verzoek af.
Aldus vastgesteld door mr. J. Schipper-Spanninga, lid van de enkelvoudige kamer, in tegenwoordigheid van mr. S. Nederhoff, griffier.
w.g. Schipper-Spanninga
voorzieningenrechter
w.g. Nederhoff
griffier
Uitgesproken in het openbaar op 8 juli 2025
1020