Uitspraak inhoud

202502441/3/A3.

Datum beslissing: 2 juli 2025

AFDELING

BESTUURSRECHTSPRAAK

Beslissing op het verzoek van:

[verzoekster A], [verzoeker B], Houmest B.V. en Dava Varkensbedrijf (hierna tezamen: [verzoeker] en anderen), gevestigd in Wintelre, gemeente Eersel,

verzoeksters,

om toepassing van artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb).

Procesverloop

Bij brief van 27 juni 2025, ingekomen op 28 juni 2025, hebben [verzoeker] en anderen verzocht om wraking van mr. N. Verheij (hierna: de staatsraad) als voorzieningenrechter van de Afdeling belast met de behandeling van het verzoek om voorlopige voorziening in zaak nr. 202502441/2/A3.

Overwegingen

1.       Op verzoek van een partij kan ingevolge artikel 8:15 van de Awb elk van de rechters die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.

2.       Op grond van artikel 3, vierde lid, aanhef en onder b, van de Wrakings- en verschoningsregeling bestuursrechterlijke colleges 2022 (hierna: de Wrakingsregeling) kan de wrakingskamer, zonder daartoe een zitting te houden, beslissen een verzoek om wraking niet in behandeling te nemen indien het verzoek is gedaan nadat in de hoofdzaak de einduitspraak openbaar is gemaakt.

3.       Op grond van artikel 8:84 van de Awb, in samenhang gelezen met artikel 8:67, eerste en vijfde lid, van de Awb heeft de staatsraad, nadat hij het onderzoek op de zitting heeft gesloten, onmiddellijk mondeling uitspraak gedaan in zaak nr. 202502441/2/A3 en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2025. Bij deze uitspraak heeft de staatsraad het verzoek om voorlopige voorziening van [verzoeker] en anderen, afgewezen. De staatsraad heeft geen toepassing gegeven aan artikel 8:86, eerste lid, van de Awb, en niet ook onmiddellijk uitspraak in de hoofdzaak gedaan.

4.       Uit artikel 8:15 van de Awb volgt dat een verzoek om wraking moet worden ingediend voordat uitspraak is gedaan. Daarna is de zaak immers niet langer bij de rechter of rechters in behandeling. Met de mondelinge afwijzing van het verzoek om voorlopige voorziening op 26 juni 2025, is zaak nr. 202502441/2/A3 niet meer in behandeling bij de staatsraad. Dat er nog geen proces-verbaal van de mondelinge uitspraak is opgemaakt, doet daar niet aan af. Het proces-verbaal is immers een schriftelijke vaststelling van de reeds in het openbaar gedane mondelinge uitspraak. [verzoeker] en anderen hebben na de uitspraak verzocht om wraking. Daarom wordt het verzoek om wraking zonder een zitting te houden niet in behandeling genomen.

5.       Volledigheidshalve laat de Afdeling weten dat zaak nr. 202502441/1/A3 door haar in een andere samenstelling zal worden behandeld dan zaak nr. 202502441/2/A3.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

laat het verzoek buiten behandeling.

Aldus vastgesteld door mr. B. Meijer, voorzitter, en mr. H.G. Sevenster en mr. J.H. van Breda, leden, in tegenwoordigheid van mr. N. Tibold, griffier.

w.g. Meijer

voorzitter

w.g. Tibold

griffier

Uitgesproken in het openbaar op 2 juli 2025

853