ECLI:NL:RBZWB:2025:6811 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 9 oktober 2025
Uitspraak
Genoemde wetsartikelen
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Strafrecht
Zittingsplaats: Breda
parketnummer: 02-070573-25
vonnis van de meervoudige kamer van 9 oktober 2025
in de strafzaak tegen
[verdachte] geboren op [geboortedag] 1975 te [geboorteplaats] ( [land] ) wonende te [woonplaats] raadsman mr. R.E. Drenth, advocaat te Breda
1 Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 25 september 2025, waarbij de officier van justitie, mr. F. van Peski, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2 De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte bijna 3 kilogram heroïne heeft vervoerd.
3 De voorvragen
De dagvaarding is geldig. De rechtbank is bevoegd. De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging. Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4 De beoordeling van het bewijs
4.1 Het standpunt van de officier van justitie De officier van justitie acht het feit wettig en overtuigend bewezen. De verklaring van verdachte dat hij niet wist dat er heroïne in zijn auto lag, is naar de mening van de officier van justitie ongeloofwaardig.
4.2 Het standpunt van de verdediging De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen nu er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs aanwezig is om vast te stellen dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van heroïne in zijn auto, dan wel dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op de koop toe heeft genomen dat in de tas in zijn auto heroïne zat. De raadsman heeft verzocht verdachte vrij te spreken.
4.3 Het oordeel van de rechtbank
4.3.1 De bewijsmiddelen De bewijsmiddelen zijn in bijlage II aan dit vonnis gehecht.
4.3.2 De bijzondere overwegingen met betrekking tot het bewijs
Voor een bewezenverklaring van het vervoeren van verdovende middelen als bedoeld in artikel 2 onder B van de Opiumwet is vereist dat verdachte wetenschap had van de aanwezigheid van de verdovende middelen, althans van de aanmerkelijke kans daarop, en dat die verdovende middelen zich in de machtssfeer van verdachte bevonden, in die zin dat hij daarover beschikkingsmacht had.
De rechtbank stelt vast dat op 20 november 2024 een auto voorzien van het Nederlandse [kenteken] reed op de autosnelweg A29. Deze auto is door de politie staande gehouden in [plaats], gemeente Moerdijk. De auto is door de politie doorzocht. Bij de doorzoeking zijn in de kofferbak, onder de kofferbakplaat (onder diverse laadkabels), in een plastic tas 6 in folie gewikkelde blokken aangetroffen. Uit onderzoek door het Nederlands Forensisch Instituut bleek dat deze blokken heroïne bevatten. Het totale nettogewicht van de blokken bedroeg 2966,69 gram. Verdachte was op het moment van staande houden de bestuurder en enige inzittende van de auto. De auto behoort bovendien in eigendom toe aan verdachte. Ook is hij de enige persoon die als bestuurder gebruik maakt van de auto.
Verdachte was bestuurder van de auto, zodat voor de rechtbank vaststaat dat verdachte de beschikkingsmacht had over de daarin aangetroffen heroïne. Ten aanzien van de vraag of verdachte de wetenschap had van de aanwezigheid van de heroïne in zijn auto, overweegt de rechtbank het volgende. Volgens vaste jurisprudentie geldt de algemene ervaringsregel dat de bestuurder en enige inzittende van een hem toebehorende auto, waarin zich een niet onaanzienlijke hoeveelheid drugs bevindt, met de aanwezigheid daarvan bekend geacht mag zijn en kan het opzet op het aanwezig hebben daarvan bewezen worden (HR 25 november 1986, ECLI:NL:HR:1986:AC9587, NJ 1987, 493). Dit wordt pas anders als de verdachte een concrete, min of meer verifieerbare en niet op voorhand hoogst onwaarschijnlijke verklaring aflegt waaruit een ander beeld naar voren komt.
Verdachte heeft verklaard dat hij taxichauffeur is en dat een klant de tas in zijn kofferbak heeft laten liggen. Hij weet niet wie deze klant is en wanneer de tas precies is achtergelaten. Hij zou de tas tijdens het schoonmaken van de kofferbak hebben aangetroffen. Verdachte heeft de tas met inhoud, zonder daarin te kijken, neergelegd onder de kofferbakplaat. Verdachte voelde dat er pakketten in de tas zaten, maar wist niet dat het om heroïne ging. Hij hield de tas met inhoud in bewaring totdat de rechtmatige eigenaar zich bij hem zou melden. Op het moment van de staandehouding lag de tas al meerdere dagen onder de kofferbakplaat van de auto.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte hiermee een onvoldoende geconcretiseerde en een onaannemelijke verklaring afgelegd. Het is allereerst buitengewoon onaannemelijk dat iemand een tas met daarin ongeveer 3 kilogram heroïne, met een straatwaarde van ongeveer € 100.000,00 in een kofferbak achterlaat en dat verdachte deze tas pas tijdens het schoonmaken van de kofferbak heeft zien liggen. Naar eigen zeggen legt verdachte immers meerdere keren per dag tassen van passagiers in de kofferbak. Bovendien is het onaannemelijk dat iemand voor wie de auto zijn werkplek is, een tas met een voor hem onbekende inhoud voor een onbepaalde duur in de auto laat liggen. Dit kan immers een veiligheidsrisico met zich meebrengen voor hem en zijn klanten. Daarbij komt dat, volgens ervaringsregels, een taxichauffeur op zijn minst in een achtergelaten tas kijkt om te achterhalen wie de rechtmatige eigenaar is, zodat deze kan worden geretourneerd. De rechtbank acht het door verdachte geschetste scenario dan ook onaannemelijk en gaat hieraan voorbij.
Gelet op het voorgaande, acht de rechtbank bewezen dat verdachte op zijn minst wetenschap in voorwaardelijke zin heeft gehad dat er een hoeveelheid drugs in de tas zou zitten. De rechtbank acht daarvoor redengevend dat hij de tas heeft vastgehad en heeft gevoeld dat daar meerdere pakketten van een substantieel gewicht in zaten. De verdachte heeft door geen nader onderzoek te doen naar hetgeen hij vervoerde, terwijl daar gelet op de genoemde omstandigheden alle aanleiding toe was, bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat hij iets illegaals zoals verdovende middelen zou vervoeren.
Verdachte had dan ook voorwaardelijk opzet op de aanwezigheid van de verdovende middelen. Doordat verdachte de tas in zijn eigen auto vervoerde, had hij tevens de beschikkingsmacht over de heroïne. De verdachte heeft naar het oordeel van de rechtbank dan ook opzettelijk heroïne vervoerd.
4.4 De bewezenverklaring De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
op 20 november 2024 te [plaats], gemeente Moerdijk, opzettelijk heeft vervoerd, ongeveer 2966,69 gram van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5 De strafbaarheid
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het feit uitsluiten. Dit levert het in de beslissing genoemde strafbare feit op.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6 De strafoplegging
6.1 De vordering van de officier van justitie De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 12 maanden waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. De officier van justitie heeft daarbij rekening gehouden met de ernst van het feit, de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS) en de persoonlijke omstandigheden van verdachte.
6.2 Het standpunt van de verdediging De raadsman heeft erop gewezen dat verdachte een blanco strafblad heeft en verzocht om aan verdachte, bij een veroordeling, een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen.
6.3 Het oordeel van de rechtbank Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het vervoeren van bijna 3 kilogram heroïne. Dat is een ernstig feit. Het is algemeen bekend dat harddrugs, mede vanwege de verslavende werking ervan, schadelijk zijn voor de gezondheid van de gebruikers. Daarnaast gaat er van de georganiseerde drugshandel in toenemende mate een ondermijnend en corrumperend effect uit en is de handel in harddrugs regelmatig de oorzaak van geweldsexplosies, waarmee ook onschuldige en nietsvermoedende burgers worden geconfronteerd. Het voorgaande is ook de reden dat er op het vervoeren van harddrugs zware straffen zijn gesteld. Gelet op de ernst van het feit en de afschrikkende werking die van de straf uit moet gaan bij dit soort feiten is de rechtbank van oordeel dat uitsluitend een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend is.
De rechtbank heeft acht geslagen op de landelijke oriëntatiepunten van het LOVS. De oriëntatiepunten gaan voor het vervoeren van tussen de 2 en 3 kilogram harddrugs uit van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van 12 maanden. De rechtbank houdt rekening met het strafblad van verdachte, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor soortgelijke feiten en evenmin eerder in detentie heeft gezeten. De rechtbank realiseert zich dat een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor verdachte des te ingrijpender zal zijn. Voorts neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte kostwinner is voor zijn gezin en als gevolg van de inbeslagname van zijn auto gedurende langere tijd zijn beroep niet heeft kunnen uitoefenen, waardoor hij reeds financiële consequenties van deze zaak heeft ondervonden.
Alles overwegende is de rechtbank van oordeel dat de door de officier van justitie gevorderde straf, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 12 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar, passend en geboden is.
Tenuitvoerlegging van de op te leggen gevangenisstraf zal volledig plaatsvinden binnen de penitentiaire inrichting, tot het moment dat aan verdachte voorwaardelijke invrijheidstelling wordt verleend als bedoeld in artikel 6:2:10 van het Wetboek van Strafvordering.
7 Het beslag
De in beslag genomen plastic tassen waarin de pakketten heroïne zijn vervoerd en bewaard, worden verbeurdverklaard. De tassen zijn hiervoor vatbaar en het wordt passend geacht om naast de hoofdstraf verbeurdverklaring op te leggen, omdat het feit met betrekking tot deze tassen is begaan en niet is kunnen worden vastgesteld aan wie de tassen toebehoren.
Over de in beslag genomen personenauto van het merk Volkswagen met [kenteken] overweegt de rechtbank dat dit voorwerp voldoet aan de eisen die de wet stelt voor verbeurdverklaring nu het bewezenverklaarde feit daarmee is begaan. Gelet echter op de huidige (hoge) waarde van de auto in het economisch verkeer en het feit dat de rechtbank aan verdachte een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf oplegt, zou verdachte naar het oordeel van de rechtbank door de verbeurdverklaring van de auto disproportioneel worden getroffen. De rechtbank gelast dan ook de teruggave aan verdachte van die personenauto. Ook gelast de rechtbank de teruggave aan verdachte van het in beslag genomen geldbedrag van € 500,00.
8 De wettelijke voorschriften
De beslissing berust op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, zoals deze artikelen luidden ten tijde van het bewezenverklaarde.
9 De beslissing
De rechtbank:
Bewezenverklaring
-
verklaart het tenlastegelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
-
spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- verklaart dat het bewezenverklaarde het volgende strafbare feit oplevert:
handelen in strijd met een in artikel 2, onder B ([link]), van de Opiumwet gegeven verbod;
- verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
-
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 12 maanden, waarvan 4 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar;
-
bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast, omdat verdachte voor het einde van de proeftijd de hierna vermelde voorwaarden niet heeft nageleefd;
-
stelt als algemene voorwaarde dat verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit;
-
bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
-
verklaart verbeurd de volgende voorwerpen: twee tassen;
-
gelast de teruggave aan verdachte van de volgende voorwerpen: een personenauto met [kenteken] van het merk Volkswagen en € 500,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.F.C. Janssen, voorzitter, mr. W.A.H.A. Schnitzler-Strijbos en mr. S.H. Stein, rechters, in tegenwoordigheid van mr. C.J.M. van de Vrede en mr. S.K.M. van Ham, griffiers, en is uitgesproken ter openbare zitting op 9 oktober 2025.
Bijlage I
De tenlastelegging Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij, op of omstreeks 20 november 2024 te [plaats], gemeente Moerdijk,opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad,ongeveer 2966,69 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende heroïne, zijnde heroïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.