ECLI:NL:RBZWB:2025:6319 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 19 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT
Belastingrecht
zaaknummer: BRE 24/6774
Stichting [belanghebbende] , uit [plaats] , belanghebbende
(gesteld gemachtigde: mr. D.A.N. Bartels),
en
de heffingsambtenaar van de Samenwerking Belastingen Walcheren en Schouwen-Duiveland, de heffingsambtenaar.
Inleiding
- In deze uitspraak beslist de rechtbank over het beroep van belanghebbende tegen de bestreden uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar van 23 september 2024. Het beroep ziet op de WOZ-beschikking over het jaar 2024 voor het object [adres] met [aanslagnummer] .
1.1. Omdat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is, doet de rechtbank uitspraak zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) maakt dat mogelijk.
Beoordeling door de rechtbank
- De rechtbank komt tot het oordeel dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is omdat gesteld gemachtigde geen machtiging heeft ingediend waaruit volgt dat hij in deze zaak als gemachtigde van belanghebbende mag optreden en dat verzuim niet tijdig heeft hersteld. De rechtbank legt hierna uit hoe zij tot dit oordeel komt.
Toetsingskader
- Iemand die namens een ander beroep instelt, moet op verzoek van de rechtbank een machtiging indienen om aan te tonen dat hij namens die ander beroep mag instellen.
[1] Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaren.[2]
Is de machtiging toereikend?
-
Het beroepschrift is ingediend door gesteld gemachtigde. Hij vermeldt daarin dat hij de gemachtigde is van belanghebbende. Hij heeft bij het beroepschrift echter geen machtiging bijgevoegd waaruit blijkt dat hij gemachtigd is om dit beroep in te stellen namens belanghebbende. De rechtbank heeft hem bij bericht van 14 oktober 2024 verzocht om binnen vier weken dit verzuim te herstellen. Bij brief van 11 november 2024 heeft gesteld gemachtigde een volmacht overgelegd ondertekend door [naam] en uittreksels uit het handelsregister van 22 april 2022.
-
Bij brief van 29 november 2024 heeft de griffier verzocht om uittreksels uit het handelsregister te overleggen van niet ouder dan één jaar. In deze brief wordt een laatste termijn van twee weken na dagtekening van de brief gegeven om het verzuim te herstellen. Daarbij is belanghebbende erop gewezen dat het beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard als niet aan het verzoek wordt voldaan. Op 10 december 2024 heeft de rechtbank nogmaals van gesteld gemachtigde de uittreksels uit het handelsregister ontvangen van 22 april 2022.
-
Omdat belanghebbende een niet-natuurlijk persoon is en er geen recente uittreksels uit het handelsregister zijn overgelegd waaruit volgt dat een machtiging van[naam] voldoende zou zijn, kan niet worden beoordeeld of de afgegeven machtiging is afgegeven door de (uiteindelijk) bevoegd bestuurder/persoon of bestuurders/personen.
Is het niet indienen van een recent uittreksel van de Kamer van Koophandel verontschuldigbaar?
- Gesteld gemachtigde heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Er is dus geen verontschuldiging voor dit verzuim gebleken. Uit het beroepschrift blijkt dat gesteld gemachtigde niet de bedoeling heeft voor zichzelf in beroep te komen.
Immateriële schadevergoeding
- Nu niet is gebleken dat gesteld gemachtigde is gemachtigd om namens belanghebbende te procederen, kan er ook geen sprake zijn van enige spanning of frustratie bij belanghebbende die te wijten zou zijn aan het handelen of nalaten van de rechtbank of heffingsambtenaar. Gesteld gemachtigde is tenslotte niet bevoegd om namens belanghebbende een verzoek te doen om immateriële schadevergoeding. De rechtbank wijst het verzoek dan ook af.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is niet-ontvankelijk. Dat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk beoordeelt en dat het bestreden besluit in stand blijft. Het verzoek om immateriële schadevergoeding wordt afgewezen. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Beslissing
De rechtbank:
-
verklaart het beroep niet-ontvankelijk;
-
wijst het verzoek om een immateriële schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. S.J. Willems-Ruesink, rechter, in aanwezigheid van R.P.A.G. Dekkers, griffier, op 19 september 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst en wordt aan de partij die niet digitaal procedeert aangetekend per post verzonden op:
Informatie over verzet
Als partijen het niet eens zijn met deze uitspraak, kunnen zij een verzetschrift sturen naar de rechtbank waarin zij uitleggen waarom zij het niet eens zijn met deze uitspraak. Het verzetschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Als partijen graag een zitting willen om het verzetschrift toe te lichten, moeten zij dit in het verzetschrift vermelden.
Dit staat in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb.
Dit staat in artikel 6:6 van de Awb.