ECLI:NL:RBZWB:2025:6285 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 17 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 25/1384 HOREC
en
- Deze uitspraak gaat over een door de burgemeester aan vergunninghouder verleende slijtersvergunning. Eiser is het hiermee niet eens. Hij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank de afwijzing van de aanvraag.
Inleiding: feiten en procesverloop
- De heer [persoon 1] (vergunninghouder) exploiteert supermarkt ‘ [supermarkt] ’ aan de [adres 1] . Voor het uitbreiden van het pand is bij besluit van 4 mei 2022 door het college een omgevingsvergunning voor de activiteit ‘planologisch strijdig gebruik’ verleend. Nu daartegen geen rechtsmiddel is ingediend, is die omgevingsvergunning staat deze onherroepelijk in rechte vast.
2.1. Vergunninghouder is voornemens om in de uitbreiding van de supermarkt, in een aparte ruimte, een slijterij te exploiteren. Op 30 november 2023 heeft vergunninghouder een vergunning aangevraagd voor het uitoefenen van een slijtersbedrijf (slijtersvergunning). Bij het besluit van 30 april 2024 (primair besluit), verzonden op 6 mei 2024, heeft de burgemeester aan vergunninghouder de slijtersvergunning verleend. Eiser heeft daartegen bij brief van 11 juni 2024 bezwaar gemaakt.
2.2. Met het bestreden besluit van 14 januari 2025 op het bezwaar van eiser heeft de burgemeester de bezwaren van eiser tegen het primaire besluit ongegrond verklaard en de slijtersvergunning in stand gelaten. De burgemeester heeft, onder verwijzing naar het advies van de bezwaarschriftencommissie, aan het bestreden besluit ten grondslag gelegd dat de slijterij planologisch is toegestaan. Die ruimte bevindt zich namelijk in een gedeelte waarop de op 4 mei 2022 verleende omgevingsvergunning voor ‘planologisch strijdig gebruik’ ziet. Omdat verder geen weigeringsgronden aanwezig zijn, moet de slijtersvergunning worden verleend.
2.3. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Eiser voert aan dat de slijtersvergunning in strijd met het gelijkheidsbeginsel is verleend. Eiser heeft een slijtersvergunning aangevraagd ten behoeve van zijn voormalige supermarkt aan de [adres 2] . Die vergunning is afgewezen, omdat de slijterij in strijd zou zijn met het bestemmingsplan. Volgens eiser is sprake van gelijke gevallen. Daarom is de slijterij aan de [adres 3] ook in strijd met het bestemmingsplan, waardoor de burgermeester de slijtersvergunning niet aan vergunninghouder kon verlenen.
2.4. De burgemeester heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.5. De rechtbank heeft het beroep op 13 augustus 2025 op zitting behandeld. Eiser is niet verschenen. De burgemeester heeft zich laten vertegenwoordigen door [persoon 2] .
2.6. Vergunninghouder is op de hoogte gesteld van deze procedure, maar heeft zich niet gemeld bij de rechtbank als belanghebbende derde-partij.
Beoordeling door de rechtbank
-
De in beroep bestreden beslissing gaat over het verlenen van een slijtersvergunning aan vergunninghouder. Voor zover eiser in zijn beroepschrift gronden heeft aangevoerd tegen de aan vergunninghouder verleende omgevingsvergunning, vallen deze gronden buiten de omvang van dit geschil. Daarom zal de rechtbank zal niet inhoudelijk ingaan op deze gronden.
-
De rechtbank moet beoordelen of de burgemeester de slijtersvergunning terecht heeft verleend.
4.1. Artikel 3, eerste lid, van de Alcoholwet bepaalt dat het verboden is zonder vergunning van de burgemeester een horecabedrijf of slijtersbedrijf uit te oefenen.
4.2. Artikel 27, eerste lid, van de Alcoholwet bepaalt dat een vergunning voor een horecabedrijf of slijtersbedrijf geweigerd wordt indien (a) niet wordt voldaan aan de ingevolge de artikelen 8 tot en met 10 geldende eisen, (b) redelijkerwijs moet worden aangenomen, dat de feitelijke toestand niet met het in de aanvrage vermelde in overeenstemming zal zijn, (c) artikel 7, tweede lid, artikel 31, vierde lid, en artikel 32, tweede lid, zich tegen de verlening van de gevraagde vergunning verzet, (d) redelijkerwijs moet worden aangenomen dat een of meer van de bij of krachtens de artikelen 2 en 13 tot en met 24 gestelde verboden zal worden overtreden of dat in strijd zal worden gehandeld met aan de vergunning verbonden beperkingen of voorschriften. Artikel 28 van de Alcoholwet bepaalt dat een vergunning wordt verleend, indien geen der in artikel 27 bedoelde weigeringsgronden aanwezig is.
4.3. Uit artikelen 27 en 28 van de Alcoholwet volgt dat het verlenen of weigeren van een vergunning voor een slijterij een gebonden bevoegdheid is. Dit wil zeggen dat een vergunning slechts wordt geweigerd indien zich een van de in artikel 27, eerste lid, van de Alcoholwet opgenomen weigeringsgronden voordoet. Doet geen van deze weigeringsgronden zich voor, dan moet de vergunning worden verleend. Dit wettelijk kader laat de burgemeester dus geen ruimte voor het afwegen van andere belangen.
4.4. De rechtbank stelt vast dat geen sprake is van een van de in artikel 27, eerste lid, van de Alcoholwet opgenomen weigeringsgronden. Dat betekent dat de burgemeester de betwiste slijtersvergunning terecht heeft verleend.
4.5. Eiser beroept zich op het gelijkheidsbeginsel. Voor een geslaagd beroep op het gelijkheidsbeginsel moet worden aangetoond dat er sprake is van een ongelijke behandeling van gelijke gevallen. Naar het oordeel van de rechtbank heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat sprake is van gelijke gevallen. De burgemeester heeft toegelicht dat de door eiser aangevraagde slijtersvergunning voor de [adres 2] is geweigerd, omdat de vergunning niet alleen in strijd was met het bestemmingsplan, maar ook omdat niet aan de eisen werd voldaan die de (toenmalige) Drank- en horecawet en het Besluit eisen inrichting Drank- en horecawet
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.C.S. van Bree, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C.J.J. van Roij, griffier, op 17 september 2025 en openbaar gemaakt door geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Zowel de Drank- en horecawet als het Besluit eisen inrichtingen Drank- en horecawet zijn per 1 juli 2021 vervallen. De Drank- en horecawet is op 1 juli 2021 vervangen door de Alcoholwet.