Artikel 10
1. Een slijtlokaliteit staat niet rechtstreeks in verbinding met een neringruimte.
2. Een inrichting waarin het horecabedrijf wordt uitgeoefend, heeft ten minste één horecalokaliteit met een vloeroppervlakte van ten minste 35 m2. De burgemeester kan besluiten af te wijken van de eerste zin, indien er sprake is van een lokaliteit die is gevestigd in een rijksmonument als bedoeld in artikel 1.1 van de Erfgoedwet.
3. Een inrichting waarin het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend heeft ten minste één slijtlokaliteit met een vloeroppervlakte van ten minste 15 m2.
4. Bij ministeriële regeling worden eisen gesteld aan de minimale verbindingsruimte tussen een slijtlokaliteit en een neringruimte.
5. De bij of krachtens dit artikel gestelde eisen gelden in aanvulling op hetgeen is geregeld bij of krachtens artikel 4.3, eerste lid, van de Omgevingswet.
Rechtspraak waarin dit artikel wordt benoemd
ECLI:NL:RBZWB:2025:6285 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 17 september 2025
ECLI:NL:RBNHO:2025:10476 - Rechtbank: Intrekking horecavergunningen wegens slecht levensgedrag leidinggevende gerechtvaardigd - 12 september 2025
De rechtbank oordeelt dat de burgemeester de horeca-vergunningen mocht intrekken. Een langdurig patroon van incidenten, waaronder het schenken van alcohol aan minderjarigen en geweldsincidenten, rechtvaardigt de conclusie dat de leidinggevende van slecht levensgedrag is. De dwingende bepaling van artikel 31 Alcoholwet laat geen ruimte voor een evenredigheidstoets.