Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:6183 - Afgekochte lijfrenten terecht meegenomen in vaststelling wereldinkomen voor NiNbi-beschikking - 15 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:618315 september 2025

Essentie

De Rechtbank Zeeland-West-Brabant oordeelt dat eenmalige uitkeringen uit de afkoop van lijfrenten terecht zijn meegerekend in het wereldinkomen voor de NiNbi-beschikking. De stelling dat dit vermogen betreft, wordt verworpen omdat de afkoop van een lijfrente fiscaal als belastbaar inkomen uit werk en woning geldt.

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Zittingsplaats Breda

Belastingrecht

zaaknummer: BRE 25/615

[belanghebbende], uit [plaats] (Duitsland), belanghebbende

en

de inspecteur van de Belastingdienst, de inspecteur.

Inleiding

  1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van belanghebbende tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 1 oktober 2024.

1.1. De inspecteur heeft voor het jaar 2022 een beschikking ‘Niet in Nederland belastbaar inkomen’(hierna NiNbi-beschikking) vastgesteld (beschikkingsnummer [BSN].NB.26).

1.2. De inspecteur heeft het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.

1.3. De rechtbank heeft het beroep op 5 september 2025 op zitting behandeld. Namens de inspecteur hebben deelgenomen: mr. [inspecteur 1] en mr. [inspecteur 2]. Belanghebbende heeft niet deelgenomen aan de zitting.

1.4. Belanghebbende is door de griffier bij aangetekende brief, verzonden op 27 juni 2025, op het [adres 1], [plaats], Bondsrepubliek Duitsland, onder vermelding van plaats en tijdstip, uitgenodigd om op de zitting te verschijnen. Deze uitnodiging is op 29 juli 2025 door PostNL retour gestuurd aan de rechtbank met daarbij als reden vermeld dat het adres ontoereikend is. Vanwege de woonplaats in het buitenland kon het adres van belanghebbende niet gecontroleerd worden in de Gemeentelijke Basisadministratie. Op 1 augustus 2025 is de uitnodiging nogmaals, ditmaal per gewone post, naar voornoemd adres verzonden.

1.5. De rechtbank heeft geconstateerd dat het adres vermeld op het beroepschrift van belanghebbende op één punt afwijkt van het door de rechtbank gehanteerde adres bij het verzenden van de uitnodiging, namelijk dat er een ‘b’ te veel voorkomt in de straatnaam. De rechtbank heeft de uitnodiging daarom op 13 augustus 2025 nogmaals aangetekend verzonden ditmaal aan het op het beroepschrift vermelde [adres 2], [plaats], Bondsrepubliek Duitsland. Ook deze uitnodiging is retour gestuurd aan de rechtbank vanwege een ontoereikend adres. Op 29 augustus 2025 is de voornoemde uitnodiging nogmaals aan voormeld adres verzonden per gewone post.[1]

1.6. De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat belanghebbende op de juiste wijze voor de zitting is uitgenodigd. De zitting heeft daarom plaatsgevonden zonder de aanwezigheid van belanghebbende.

Beoordeling door de rechtbank

  1. De rechtbank beoordeelt of het wereldinkomen in de NiNbi-beschikking te hoog is vastgesteld. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van belanghebbende.

  2. De rechtbank is van oordeel dat het wereldinkomen in de NiNbi-beschikking niet te hoog is vastgesteld. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.

Feiten

  1. Belanghebbende woont sinds 1 oktober 2024 in Duitsland. In het jaar 2022 was belanghebbende tot 1 oktober woonachtig in Nederland en vanaf deze datum in Spanje.

4.1. Aan belanghebbende is een uitnodiging tot het doen van opgaaf wereldinkomen over het jaar 2022 uitgereikt. Op 3 augustus 2023 heeft belanghebbende de opgaaf wereldinkomen ingediend, het aangegeven wereldinkomen bedraagt € 15.422 en bestaat uit een AOW-uitkering ontvangen van de Sociale Verzekeringsbank (SVB).

4.2. Met dagtekening 5 juli 2024 is de NiNbi-beschikking vastgesteld. Het daarin vermelde wereldinkomen bedraagt € 29.945 en het Niet in Nederland belastbaar inkomen is vastgesteld op € 0.

4.3. Bij de inspecteur zijn de volgende inkomensgegevens van belanghebbende in het jaar 2022 bekend:

Motivering

4.4. De rechtbank overweegt dat voor zover belanghebbende de stelling inneemt dat te veel belasting is geheven over de in 4.3 genoemde uitkeringen, deze stelling haar in deze beroepsprocedure niet kan baten. Het geschil beperkt zich namelijk tot de hier ter beoordeling voorliggende NiNbi-beschikking. Op grond van deze beschikking is geen belasting over voornoemde uitkeringen geheven.

4.5. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat het wereldinkomen in de NiNbi-beschikking te hoog is vastgesteld. Zij betwist daarbij niet dat zij de onder punt 4.3. genoemde bedragen in het jaar 2022 vanuit Nederland heeft ontvangen. Volgens belanghebbende is voor wat betreft de ontvangen bedragen van het Bedrijfstakpensioenfonds en van ABN AMRO geen sprake van inkomen, omdat het eenmalige uitkeringen zijn. Deze uitkeringen moeten volgens belanghebbende worden gekwalificeerd als vermogen.

4.6. De rechtbank overweegt dat uit de gegevens die bij de Belastingdienst bekend zijn over de uitkeringen, volgt dat sprake is van de afkoop van lijfrenten en dat over de uitgekeerde bedragen loonheffing is ingehouden. De blote stellingen die belanghebbende hiertegen heeft ingenomen zijn onvoldoende om aannemelijk te maken dat de uitkeringen anders moeten worden gekwalificeerd. De afkoop van een lijfrente is in strijd met de formele voorwaarden waaraan een vrijgestelde aanspraak moet voldoen.[2] Indien een lijfrente wordt afgekocht of vervreemd wordt de afkoop aangemerkt als negatieve uitgave voor inkomensvoorzieningen en wordt deze in aanmerking genomen bij de bepaling van het belastbaar inkomen uit werk en woning.[3] De door belanghebbende ontvangen bedragen vanuit ABN AMRO en het Bedrijfstakpensioenfonds zijn gelet op het voorgaande terecht tot het wereldinkomen in de NiNbi-beschikking gerekend.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is ongegrond. Dat betekent de NiNbi-beschikking in stand blijft. Belanghebbende krijgt daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgt ook geen vergoeding van haar proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. A.H.W. Steijn, rechter, in aanwezigheid van mr. S.A. van Beijsterveldt, griffier op 15 september 2025. De uitspraak is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst en wordt aan de partij die niet digitaal procedeert aangetekend per post verzonden op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch (belastingkamer), Postbus 70583, 5201 CZ 's-Hertogenbosch.

Ter voldoening aan het bepaalde uit artikel 8:38 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 1.7, eerste lid van de Wet IB 2001.

Dit volgt uit artikel 3.133, tweede lid, onderdeel d van de Wet IB 2001.


Voetnoten

Ter voldoening aan het bepaalde uit artikel 8:38 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Artikel 1.7, eerste lid van de Wet IB 2001.

Dit volgt uit artikel 3.133, tweede lid, onderdeel d van de Wet IB 2001.