Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:6101 - Woningsluiting na vier maanden door tijdsverloop niet langer geschikt en noodzakelijk - 12 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:610112 september 2025

Essentie

De voorzieningenrechter schorst een woningsluiting op grond van artikel 13b Opiumwet omdat na vier maanden de noodzaak en geschiktheid ontbreken. Door het tijdsverloop en het gebrek aan concrete aanwijzingen voor handel of overlast, wordt aangenomen dat de openbare orde reeds is hersteld.

Rechtsgebieden

BestuursrechtBestuursprocesrecht

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats Breda

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 25/4052 OPIUM VV uitspraak van de voorzieningenrechter van 12 september 2025 op het verzoek om voorlopige voorziening in de zaak tussen

(gemachtigde: mr. S.G.H. Langeweg),

en

(gemachtigden: [gemachtigde 1] en [gemachtigde 2] ).

Als derde-partij neemt aan de zaak deel: woningcorporatie Alwel uit Roosendaal.

  1. Deze uitspraak gaat over de sluiting van verzoekers woning. Verzoeker is het daarmee niet eens. Hij heeft daartegen bezwaar gemaakt en aan de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen. Verzoeker voert een aantal gronden aan. De voorzieningenrechter beoordeelt bij de vraag of hij een voorlopige voorziening zal treffen of het bezwaar een redelijke kans van slagen heeft. Dat kan een reden zijn om het bestreden besluit te schorsen. Deze vraag beantwoordt de voorzieningenrechter aan de hand van de gronden van verzoeker.

Procesverloop

  1. Met het bestreden besluit van 14 augustus 2025 heeft de burgemeester verzoekers woning aan de [adres] gesloten voor drie maanden. Verzoeker heeft daartegen bezwaar gemaakt en hangende het bezwaar aan de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

2.1. De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 9 september 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van verzoeker en de gemachtigden van de burgemeester. Derde partij heeft zich voor de zitting afgemeld.

Beoordeling door de voorzieningenrechter

Totstandkoming van het bestreden besluit

3.1. Verzoeker huurt de woning aan de [adres] . Alwel is eigenaar van deze woning.

3.2. Uit de bestuurlijke rapportage van 18 mei 2025 blijkt dat de politie op 12 mei 2025 een onderzoek heeft ingesteld in deze woning. In de woning werd een in werking zijnde hennepkwekerij aangetroffen met 200 hennepplanten en 6000 hennepstekjes. Verder werden er 12 assimilatielampen, koolstoffilters, een afzuigsysteem en 2 plastic zakken met hennep restafval gevonden.

3.3. Met de brief van 27 mei 2025 heeft de burgemeester aan verzoeker meegedeeld dat hij voornemens is de woning aan de Nieuwe Pasbaan 8 te sluiten. Verzoeker heeft tegen dit voornemen op 31 mei 2025 een zienswijze ingediend.

3.4. Met het bestreden besluit van 14 augustus 2025 heeft de burgemeester verzoekers woning gesloten voor de duur van drie maanden. De burgemeester stelt bevoegd te zijn tot sluiting en dat hij in redelijkheid van die bevoegdheid gebruik heeft kunnen maken. Gelet op de zeer grote hoeveelheid hennepplanten en -stekken, de hoeveelheid aangetroffen voorwerpen en de hoge professionaliteit daarvan mag volgens de burgemeester worden aangenomen dat verzoekers woning werd gebruikt voor de teelt van hennep op een beroeps- of bedrijfsmatige manier bedoeld voor verkoop in het drugscircuit. De burgemeester acht het daarom aannemelijk dat verzoekers woning een rol had in de drugshandel met alle risico’s van dien. Verder was er een gevaarlijke situatie doordat de elektra illegaal werd afgetapt. Daarbij is de woning gelegen in de buurt [locatie] waar het veiligheidsgevoel blijkens de BuurtBarometer Breda ondermaats is. De burgemeester vindt het daarom noodzakelijk de woning te sluiten. Met de sluiting wil de burgemeester het verband tussen de woning en het criminele circuit verbreken en daarmee het risico voor gebruikers van omliggende panden en voorbijgangers verkleinen. Het doel van de sluiting is het herstellen van de openbare orde en bescherming van het woon- en leefklimaat. De burgemeester acht het algemene belang en de bescherming van de openbare orde en veiligheid zwaarder wegen dan verzoekers belang en sluiting evenredig. De burgemeester acht het begrijpelijk dat verzoeker tijd nodig zal hebben om te herstellen van de operatie, die op de planning staat, maar vindt het niet aannemelijk dat verzoeker vanwege zijn medische klachten gebonden is aan de woning.

3.5. Verzoeker heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en hangende het bezwaar aan de voorzieningenrechter verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.

3.6. De burgemeester heeft de effectuering van het bestreden besluit opgeschort tot na de uitspraak van de voorzieningenrechter.

Verzoek

4.1. Verzoeker heeft gesteld dat de doelen die worden nagestreefd met sluiting van de woning – herstel van rust in de omgeving en de openbare orde – niet worden behaald. Er is geen sprake geweest van handel uit de woning van verzoeker. De woning heeft geen rol gehad in de drugshandel, stond niet bekend als drugspand en er is geen aanloop geweest. Niemand wist van de hennepkwekerij behalve de vader van verzoekers vriendin. Hij heeft de melding gedaan. Voor de buitenwereld was er echter niets zichtbaar. De buren hebben geen weet gehad van de kwekerij, steunen verzoeker en hebben ondersteunende verklaringen afleggen. Het is inmiddels ook al ruim drie maanden geleden dat de kwekerij aangetroffen is. Nu sluiten voelt meer als een punitieve maatregel dan herstellend.

4.2. Verder stelt verzoeker dat er prangende medische omstandigheden zijn die maken dat hij een stabiele verblijfplaats nodig heeft. In 2022 is verzoekers been als gevolg van een ongeval geamputeerd. Psychisch drukt dat zwaar op verzoeker. Verzoeker heeft ook een lekkende hartklep. Hierdoor kan hij niet werken en is aangewezen op een bijstandsuitkering. Verzoeker heeft geprobeerd de inrichtingskosten van zijn huis van de gemeente te krijgen maar dat is niet gelukt. Alhoewel verzoeker begrijpt dat dat niet de manier is, heeft hij uit wanhoop hennepplanten in zijn woning geaccepteerd om zijn inrichting te bekostigen. Binnenkort moet verzoeker een operatie ondergaan. Hij krijgt een prothese, waardoor hij hopelijk weer kan lopen. Het herstel daarvan vergt veel rust. Als Alwel een procedure start tot ontbinding van de huurovereenkomst en verzoeker zijn woning kwijtraakt vormt dat een probleem. Tijdens de sluiting noch daarna kan verzoeker niet bij familie verblijven. Zo blijkt uit hun verklaringen. Ter onderbouwing van zijn standpunt heeft eiser verklaringen overgelegd van zijn vriendin, vader, broer, zus, buren en medische stukken.

4.3. Volgens verzoeker is sluiting van zijn woning niet noodzakelijk en niet evenwichtig. Er kan worden volstaan met minder vergaande maatregelen. Verzoeker is bereid mee te werken aan alle denkbare voorwaarden, zoals gesprekken en onverwachte huisbezoeken.

Toetsingskader

5.1. Op grond van artikel 8:81, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de voorzieningenrechter van de rechtbank die bevoegd is of kan worden in de hoofdzaak, op verzoek een voorlopige voorziening treffen indien onverwijlde spoed, gelet op de betrokken belangen, dat vereist.

De voorzieningenrechter stelt voorop dat bij het nemen van een beslissing op een verzoek om voorlopige voorziening een voorlopig oordeel over de rechtmatigheid van het bestreden besluit een belangrijke rol speelt. Verder dient deze beslissing het resultaat te zijn van een belangenafweging, waarbij moet worden bezien of uitvoering van het bestreden besluit voor verzoekster een onevenredig nadeel met zich zou brengen in verhouding tot het door een onmiddellijke uitvoering van dat besluit te dienen belang.

Het oordeel van de voorzieningenrechter heeft een voorlopig karakter en bindt de rechtbank in een (eventuele) bodemprocedure niet.

5.2. De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.

Oordeel van de voorzieningenrechter

6.1. Ter beoordeling ligt aan de voorzieningenrechter voor of de verwachting bestaat dat het besluit van de burgemeester, waarbij verzoekers woning gedurende drie maanden is gesloten, in bezwaar stand zal houden. Indien die vraag ontkennend wordt beantwoord kan er aanleiding zijn voor het treffen van een voorlopige voorziening.

Is de burgemeester bevoegd om tot sluiting over te gaan?

6.3. De burgemeester is overgegaan tot sluiting van verzoekers woning, omdat in die woning softdrugs zijn aangetroffen, waarvan aannemelijk is dat die voor de handel bestemd waren. De burgemeester heeft een bestuurlijke rapportage aan de sluiting ten grondslag gelegd. De daarin opgenomen aangetroffen hoeveelheden softdrugs worden door verzoeker niet betwist. De voorzieningenrechter is gelet hierop van oordeel dat de burgemeester bevoegd is om de woning te sluiten. Gemachtigde van verzoeker heeft op zitting bevestigd dat de bevoegdheid van de burgemeester om de woning te sluiten niet wordt betwist. Ook is niet in geschil dat een sluiting van drie maanden overeenkomstig het beleid van de burgemeester is.

6.4. Partijen zijn verdeeld over de vraag of de burgemeester gebruik heeft mogen maken van de bevoegdheid tot sluiting van de woning.

Mocht de burgemeester gebruik maken van de bevoegdheid?

6.5. De burgemeester is niet verplicht de bevoegdheid van artikel 13b van de Opiumwet te gebruiken. De burgemeester dient een belangenafweging te maken bij zijn beslissing of, en op welke wijze, hij van die bevoegdheid gebruik maakt. Op grond van artikel 4:84 van de Awb handelt het bestuursorgaan overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

6.6. De evenredigheidsbeoordeling bestaat uit een beoordeling van de geschiktheid, noodzaak en evenwichtigheid van het besluit tot de sluiting van de woning.

Wat betreft de geschiktheid van het besluit tot woningsluiting zal de burgemeester moeten beoordelen of sluiting op het tijdstip dat hem ingevolge zijn besluitvorming voor ogen staat, gelet op het tijdsverloop in samenhang bezien met de overige omstandigheden van het geval, een geschikt middel is en zo ja, of sluiting noodzakelijk is. Aan wie het tijdsverloop te wijten is, is niet relevant. Tijdsverloop tussen enerzijds het constateren van de overtreding en anderzijds het tijdstip waarop de burgemeester ingevolge zijn besluitvorming tot sluiting overgaat, kan ertoe leiden dat sluiting van een woning redelijkerwijs niet meer zal bijdragen aan het bereiken van de doelen die met een dergelijke sluiting worden gediend. Door tijdsverloop kan zich immers de situatie voordoen dat de onrechtmatige situatie al is hersteld en beëindiging van de overtreding en de negatieve effecten daarvan en het voorkomen van herhaling niet meer aan de orde zijn of niet meer in die mate dat de woning moet worden gesloten. Als de burgemeester de beoogde doelen niet meer kan bereiken omdat de situatie al is hersteld, is sluiting ongeschikt. In het geval de burgemeester zijn doelen nog wel kan bereiken, dient hij de noodzaak van de sluiting te beoordelen.

Bij beoordeling of sluiting van een woning noodzakelijk is, is de vraag aan de orde of de burgemeester met een minder ingrijpend middel had kunnen en dus ook moeten volstaan, omdat het beoogde doel ook daarmee had kunnen worden bereikt. Een minder ingrijpend middel dan woningsluiting is het opleggen van een last onder dwangsom of het geven van een waarschuwing. Toepassing van artikel 13b van de Opiumwet is een herstelsanctie en strekt tot beëindiging van de overtreding van de Opiumwet, het beëindigen van de negatieve effecten van de overtreding en het voorkomen van herhaling van de overtreding. Herstel van de openbare orde is dus niet op zichzelf het doel van deze toepassing. Dit neemt niet weg dat een overtreding van de Opiumwet, ook wanneer deze plaatsvindt in of vanuit een woning, gevolgen heeft voor het woon- en leefklimaat in de omgeving en in meer of mindere mate gepaard gaat met verstoring van de openbare orde. Het ligt voor de hand dat de burgemeester die effecten op de omgeving betrekt in zijn beoordeling of het noodzakelijk is om over te gaan tot sluiting van een woning. Deze beoordeling moet plaatsvinden aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval.

Bij de beoordeling of het noodzakelijk is om tot sluiting van de woning over te gaan en zo ja, voor hoe lang, zijn verschillende omstandigheden van belang. Bijvoorbeeld de aard en de hoeveelheid aangetroffen drugs en de daarmee mogelijk gepaard gaande risico’s op verdere criminaliteit, wat gevolgen heeft voor de veiligheid en de openbare orde in de omgeving. De burgemeester mag daarbij een onderscheid maken tussen hard- en softdrugs. Ook is relevant of de drugs feitelijk in of vanuit de woning worden verhandeld en of de woning feitelijke bekendheid heeft als drugspand. Dat drugs feitelijk in of vanuit de woning werden verhandeld, kan bijvoorbeeld blijken uit meldingen bij of onderzoek van de politie over mogelijke handel vanuit de woning, verklaringen van buurtbewoners daarover of het aantreffen van attributen die duiden op handel vanuit de woning zoals gripzakjes, ponypacks, een (grammen)weegschaal en grote hoeveelheden contant geld en/of wapens. Wanneer sprake is van toeloop, overlast of (gevoelens van) onveiligheid in de omgeving, kan het noodzakelijk zijn om die met sluiting van de woning ongedaan te maken. Hierbij kan mede van belang zijn of in de nabije omgeving van de woning in het recente verleden al vaker sprake is geweest van drugsovertredingen of drugsgerelateerde criminaliteit. Verder kan sluiting van de woning noodzakelijk zijn als op grond van concrete feiten en omstandigheden aannemelijk is dat de woning een rol vervult binnen de keten van drugshandel als professionele teeltlocatie, handelslocatie, opslaglocatie voor handel elders of omdat toegang tot de woning wordt verschaft aan derden om er te gebruiken. Met de sluiting wordt de woning aan de keten van drugshandel onttrokken. Wanneer een woning ten slotte eerder betrokken is geweest bij overtreding van artikel 13b van de Opiumwet en dus sprake is van een situatie van herhaling, kan ook dit relevant zijn bij de beslissing om tot sluiting van de woning over te gaan, met het oog op het structureel beëindigen van de overtreding en de effecten ervan en op voorkomen van nieuwe overtredingen. Bij al het voorgaande dient de burgemeester ook rekening te houden met het tijdsverloop tussen enerzijds het constateren van de overtreding en anderzijds het tijdstip waarop hij tot sluiting overgaat. Als het samenstel van omstandigheden meebrengt dat sluiting niet noodzakelijk is, dan dient de burgemeester hiervan af te zien.

Als de conclusie is dat de burgemeester zijn beoogde doelen niet met een minder ingrijpend middel dan sluiting van de woning voor een bepaalde duur kan bereiken en een woningsluiting dus het aangewezen middel is, betekent dit nog niet dat hij hiertoe steeds mag overgaan. Daarvoor moet hij zich ervan vergewissen dat de sluiting in de gegeven omstandigheden ook evenwichtig is.[1]

6.7. Namens de burgemeester is op zitting toegelicht dat met sluiting beoogd wordt verzoekers woning te onttrekken aan het criminele drugscircuit, de bekendheid als drugspand weg te nemen en de openbare orde en veiligheid te herstellen. Daarnaast gaat volgens de burgemeester van sluiting een signaal uit naar de omgeving en drugscriminelen dat hij optreedt tegen drugscriminaliteit.

6.8.1. De voorzieningenrechter overweegt dat de politie de hennepkwekerij op 12 mei 2025 in de woning heeft geconstateerd. Sindsdien zijn vier maanden verstreken. De voorzieningenrechter is voorshands van oordeel dat de door de burgemeester genoemde doelen onvoldoende zijn om de woning na vier maanden nog te sluiten. De ernst van de overtreding op zichzelf is daarvoor onvoldoende. De overtreding is immers op 12 mei 2025 geëindigd doordat de kwekerij toen is ontmanteld. Daarnaast is onvoldoende gebleken dat sluiting van verzoekers woning (nog) van belang is voor het herstel van de openbare orde, om de bekendheid als drugspand weg te nemen en dat pand te onttrekken aan het drugcircuit. Er is niets gebleken over de impact van de overtreding op de omgeving. De burgemeester heeft onvoldoende met concrete feiten en omstandigheden aannemelijk gemaakt dat de woning bekendheid heeft als drugspand. Er is weliswaar een grote hoeveelheid hennepplanten en -stekjes aangetroffen, maar het is niet gebleken dat er drugs in of vanuit verzoekers woning werden verhandeld. Er is geen feitelijke handel of loop naar de woning waargenomen en er zijn geen meldingen van overlast geweest. Ook zijn in de woning geen attributen, zoals een weegschaal, gripzakjes of contant geld, aangetroffen die duiden op handel. Er is slechts één anonieme melding geweest dat er in verzoekers woning hennep zou worden gekweekt. Dit is naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende om aan te nemen dat verzoekers woning als drugspand bekend stond. Namens de burgemeester is ter zitting bevestigd dat sinds ontmanteling van de kwekerij niets relevants is voorgevallen bij verzoekers woning. Er zijn geen aanwijzingen dat de woning nadien nog is bezocht door potentiële kopers of andere drugscriminelen. Bij gebrek aan verdere aanknopingspunten mag verondersteld worden dat door het tijdsverloop de situatie ter plaatse al is hersteld en de negatieve effecten van de overtreding, waaronder de mogelijke rol van de woning in het criminele drugscircuit, ongedaan gemaakt zijn.

6.8.2. Voor zover de burgemeester met de sluiting een signaal naar de buurt wil afgeven, overweegt de voorzieningenrechter dat een bestuursrechtelijke herstelsanctie niet bedoeld is om af te schrikken of uit te dragen dat de burgemeester handhavend optreedt.[2] De signaalfunctie acht de voorzieningenrechter in dit geval evenmin voldoende voor de onderbouwing dat sluiting evenredig is. Verder is niet gebleken dat in de omgeving van de woning vaak sprake is geweest van drugscriminaliteit. Alhoewel de burgemeester heeft gesteld dat de wijk [locatie], waarin verzoekers woning ligt, op de BuurtBarometer hoog scoort op het onveiligheidsgevoel, is niet gebleken dat sprake is van een voor drugscriminaliteit kwetsbare wijk.

6.8.3. Namens de burgemeester is op zitting toegelicht dat het tijdsverloop het gevolg is van de zienswijzeprocedure en van intern beraad. Uit zorgvuldigheidsoogpunt is bij ketenpartners nagegaan of verzoekers woning aangepast is vanwege zijn medische situatie. In verband met vakantie van medewerkers duurde het even voordat deze informatie compleet was. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter rechtvaardigt dit echter niet een dusdanig tijdsverloop. Bovendien is voor de beoordeling van de geschiktheid van de sluiting niet relevant aan wie het tijdsverloop is te wijten.

6.8.3. Gelet op voorgaande heeft de burgemeester naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende gemotiveerd dat sluiting van verzoekers woning een geschikt middel is en noodzakelijk is om de beoogde doelen te bereiken. Om deze reden bestaat de verwachting dat het bestreden besluit in bezwaar niet standhoudt. Aan de beoordeling of de sluiting evenwichtig is komt de voorzieningenrechter daarom niet toe.

6.8.4. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om een voorlopige voorziening te treffen. De voorzieningenrechter laat hierbij het belang van verzoeker bij het voorkomen van de sluiting van zijn woning zwaarder wegen dan het belang van de burgemeester bij sluiting, omdat de gevolgen van een tijdelijke sluiting achteraf niet meer ongedaan gemaakt kunnen worden.

Conclusie en gevolgen

7.1. De voorzieningenrechter wijst het verzoek om voorlopige voorziening toe en schorst het bestreden besluit bij wijze van voorlopige voorziening, tot zes weken nadat de beslissing op het bezwaar van verzoeker is bekendgemaakt. Dit betekent dat de woning van verzoeker niet gesloten mag worden tot zes weken nadat de beslissing op het bezwaar van verzoeker is bekendgemaakt.

7.2. Omdat het verzoek wordt toegewezen, moet de burgemeester het griffierecht aan verzoeker vergoeden en krijgt verzoeker ook een vergoeding van zijn proceskosten. Deze vergoeding wordt vastgesteld op een bedrag van € 1.814,- (1 punt voor het indienen van het verzoekschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting, met een waarde per punt van € 907,-).

Beslissing

De voorzieningenrechter:

€ 1.814,-.

Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. H.D. Sebel, griffier op 12 september 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open. Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Algemene wet bestuursrecht

Artikel 4:84 Het bestuursorgaan handelt overeenkomstig de beleidsregel, tenzij dat voor een of meer belanghebbenden gevolgen zou hebben die wegens bijzondere omstandigheden onevenredig zijn in verhouding tot de met de beleidsregel te dienen doelen.

Artikel 5:1

  1. In deze wet wordt verstaan onder overtreding: een gedraging die in strijd is met het bepaalde bij of krachtens enig wettelijk voorschrift.

Artikel 5:21 Onder last onder bestuursdwang wordt verstaan: de herstelsanctie, inhoudende:

a. een last tot geheel of gedeeltelijk herstel van de overtreding, en

b. de bevoegdheid van het bestuursorgaan om de last door feitelijk handelen ten uitvoer te leggen, indien de last niet of niet tijdig wordt uitgevoerd.

Opiumwet

Artikel 3 Het is verboden een middel als bedoeld in de bij deze wet behorende lijst II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid: A. binnen of buiten het grondgebied van Nederland te brengen; B. te telen, te bereiden, te bewerken, te verwerken, te verkopen, af te leveren, te verstrekken of te vervoeren; C. aanwezig te hebben; D. te vervaardigen..

Artikel 13b

  1. De burgemeester is bevoegd tot oplegging van een last onder bestuursdwang indien in een woning of lokaal of op een daarbij behorend erf:

a. een middel als bedoeld in lijst I of II dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid, wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is;

b. een voorwerp of stof als bedoeld in artikel 10a, eerste lid, onder 3°, of artikel 11a voorhanden is.

Hennep staat vermeld op lijst II.

Beleidsregel bestuurlijke handhaving artikel 13b Opiumwet gemeente [plaats]

In deze Beleidsregel is opgenomen dat sluiting van een woning vergaand ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene(n) betekent. Bij het toepassen van de bevoegdheid op grond van artikel 13b Opiumwet wordt in beginsel overgegaan tot het sluiten van de woning, maar daarvoor zal eerst nadrukkelijk worden overwogen of kan worden volstaan met een waarschuwing waarbij rekening wordt gehouden met alle omstandigheden van het geval. Vanwege het grote gevaar voor de openbare orde en de volksgezondheid dat uitgaat van de illegale handel in drugs, is het uitgangspunt dat zowel bij woningen als lokalen direct wordt overgegaan tot een sluiting, indien het aannemelijk is dat daar een middel als bedoeld in lijst I of II wordt verkocht, afgeleverd of verstrekt dan wel daartoe aanwezig is of indien sprake is van strafbare voorbereidingshandelingen.

-Voor woningen wordt bij een sluiting in beginsel uitgegaan van een sluitingsperiode van drie maanden. -Voor lokalen (al dan niet voor publiek toegankelijk) wordt bij een sluiting in beginsel uitgegaan van een sluitingsperiode van zes maanden.

Deze termijn is nodig om de geschonden openbare orde te herstellen en de overige hiervoor genoemde doelen te bereiken die met de sluiting worden voorgestaan.

zie de overzichtsuitspraak van de ABRvS van 16 juli 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:2922)

ABRvS 16 juli 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:2923)


Voetnoten

zie de overzichtsuitspraak van de ABRvS van 16 juli 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:2922)

ABRvS 16 juli 2025 (ECLI:NL:RVS:2025:2923)