ECLI:NL:RBZWB:2025:6076 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 5 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Middelburg
zaaknummer: BRE AWB/24/6435
[eiser], uit [plaats], eiser, gemachtigde: [gemachtigde 1],
en
**het dagelijks bestuur van gemeenschappelijke regeling Samenwerking de Bevelanden (de Bevelanden),**verweerder. gemachtigden: [gemachtigde 2] en [gemachtigde 3].
Procesverloop
- In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn aanvraag om bijzondere bijstand voor medische kosten.
1.1. De Bevelanden heeft deze aanvraag afgewezen. Met het bestreden besluit van 8 juli 2024 op het bezwaar van eiser is de Bevelanden bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2. De Bevelanden heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3. De rechtbank heeft het beroep op 13 juni 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: betrokkene, de gemachtigde van eiser en gemachtigden van de Bevelanden. De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.
Totstandkoming van het bestreden besluit
Feiten en omstandigheden 2. Op 9 januari 2024 heeft eiser een aanvraag ingediend om bijzondere bijstand voor apotheekkosten.
2.1. Met het besluit van 16 januari 2024 heeft de Bevelanden de aanvraag afgewezen. Volgens de Bevelanden kan eiser aanspraak maken op een voorliggende voorziening, namelijk de tegemoetkoming chronisch zieken en de zorgverzekeringswet (Zvw). Bovendien is de noodzakelijkheid van de kosten niet vast te stellen.
2.2. Eiser heeft op 24 januari 2024 een aanvraag tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten ingediend. Deze aanvraag is op 26 januari 2024 toegekend en eiser heeft over het jaar 2023 een bedrag van € 457,00 ontvangen.
2.3. Eiser heeft op 8 mei 2024 opnieuw een aanvraag bijzondere bijstand ingediend voor medische kosten. Hij heeft daarbij toegelicht dat de ontvangen tegemoetkoming voor chronisch zieken niet toereikend is. Bij de aanvraag zijn meerdere facturen van de apotheek en een factuur van Zilveren Kruis overgelegd.
2.4. Met het primaire besluit van 14 mei 2024 heeft de Bevelanden die aanvraag, met verwijzing naar de eerdere afwijzing van 16 januari 2024, afgewezen.
2.5. Eiser heeft tegen dit besluit bezwaar gemaakt en daarbij aangevoerd dat de afwijzing onterecht is, omdat de medicatie en vitaminen wel op doktersvoorschrift zijn. Eiser heeft een voorschrift van de huisarts overgelegd. Hij geeft aan dat de huisarts de medicatie en vitaminen heeft voorgeschreven vanwege zijn gezondheid. De zorgverzekering vergoedt deze kosten niet, waardoor hij ze zelf moet betalen, terwijl daar binnen zijn budget geen ruimte voor is. Eiser ontvangt € 119,57 aan bijzondere bijstand voor levensonderhoud per maand, wat precies opgaat aan vaste lasten, waardoor hij niets kan reserveren voor dit soort kosten.
Bestreden besluit
2.6. Met het bestreden besluit van 8 juli 2024 heeft de Bevelanden het bezwaar van eiser ongegrond verklaard. De Bevelanden stelt dat de aangevraagde kosten zien op acetylcysteïn (hoestdrank) en vitamine D, wat geen noodzakelijke medicatie betreft die onder de Zvw valt. De zorgverzekering wordt gezien als een voorliggende toereikende voorziening. Het recht op bijstand strekt zich niet uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt. De Bevelanden stelt dat eiser nog de mogelijkheid heeft om de tegemoetkoming chronisch zieken over 2024 aan te vragen, maar dit nog niet heeft gedaan. Daarmee kan eiser volgens de Bevelanden niet stellen dat hij de kosten niet kan dragen.
Beroepsgronden
- Eiser voert aan dat de Bevelanden zich ten onrechte op het standpunt stelt dat geen recht op bijzondere bijstand bestaat, omdat er passende voorliggende voorzieningen zouden zijn. Volgens eiser biedt de zorgverzekering in zijn geval geen vergoeding voor de gevraagde medicatie, zodat geen sprake is van een toereikende en passende voorziening als bedoeld in artikel 15 Participatiewet. Eiser wijst erop dat uit de toelichting bij de beleidsregels volgt dat deze regelingen in principe toereikend en passend zijn, maar dat in het geval van bijzondere omstandigheden een discretionaire bevoegdheid bestaat om hiervan af te wijken.
3.1. Eiser stelt dat het gaat om Acetylcysteïne en vitamine D3, die door de huisarts zijn voorgeschreven en noodzakelijk zijn geacht. Volgens eiser is vanuit de huisartsenpraktijk aangegeven dat wanneer de arts deze middelen voorschrijft, daarmee ook de medische noodzaak vaststaat. Uit de overlegde stukken blijkt volgens eiser dat dit het geval is.
3.2. Eiser voert aan dat in zijn geval sprake is van bijzondere individuele omstandigheden. Hij is nog geen 21 jaar, ontvangt bijzondere bijstand voor levensonderhoud, krijgt leefgeld via Emergis en heeft daarnaast schulden. Zijn budgetplan laat geen ruimte over voor de kosten waarvoor bijzondere bijstand is aangevraagd. De tegemoetkoming chronisch zieken over 2023 is volledig benut. Voor 2024 heeft hij nog geen aanvraag gedaan, maar volgens eiser doet dat niet af aan het feit dat de kosten zich nu voordoen en niet uit eigen middelen kunnen worden voldaan.
3.3. Eiser stelt dat zijn aanvraag getoetst moet worden aan artikel 35 van de Participatiewet en de vier dwingende vragen die de CRvB hanteert in vaste jurisprudentie. Volgens eiser is aan alle vier de vragen voldaan en had de bijzondere bijstand daarom toegekend moeten worden.
Verweer
- De Bevelanden stelt dat de Zvw voor medische kosten een passende en toereikende voorliggende voorziening is zoals bedoeld in artikel 15 lid 1 Participatiewet. Kosten die daaronder vallen maar niet worden vergoed, komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. Volgens vaste rechtspraak is sprake van een bewuste keuze van de wetgever over de omvang van de genees- en heelkundige hulp, zodat artikel 15 lid 1 Participatiewet aan bijstandsverlening in de weg staat, ongeacht de medische noodzaak.
4.1. De Bevelanden stelt dat de basisverzekering zelfzorggeneesmiddelen in het algemeen niet vergoedt. Als vaststaat dat het gebruik van vitaminen en Acetylcysteïne voor eiser is bedoeld als aanvulling op de reguliere medische behandeling en wanneer het gebruik ervan is voorgeschreven door een arts, dan worden de kosten van de gebruikte zelfzorgmedicijnen aangemerkt als kosten van medische zorg. Ook daarvoor geldt de Zvw als voorliggende voorziening in de zin van artikel 15 lid 1 Participatiewet, waardoor er geen bijzondere bijstand kan worden verleend.
4.2. De Bevelanden stelt dat op grond van artikel 14 van de Beleidsregels Bijzondere Bijstand WIZ er een extra financiële tegemoetkoming kan worden toegekend bij extra kosten als gevolg van chronische ziekte of handicap. De vergoeding van € 457,00 voor 2023 en de vergoeding van € 478,00 voor 2024 (nog niet aangevraagd) kunnen volgens de Bevelanden ook worden gezien als een voorliggende voorziening. Dat niet alle kosten hiermee kunnen worden gedekt, doet hier niet aan af.
Beoordeling door de rechtbank
- De vraag die de rechtbank moet beantwoorden, is of de Bevelanden op goede gronden de aanvraag om bijzondere bijstand voor medische kosten heeft afgewezen.
5.1. De rechtbank stelt vast dat de aanvraag van 8 mei 2024 (uitsluitend) ziet op de facturen van de apotheek van 6 mei 2024 en het restantbedrag van een factuur van Zilveren Kruis ten bedrage van € 377,26. Dit betreft de factuur met datum 29 maart 2024. Hiervan is blijkens de aanvraag een bedrag van € 176,33 al voldaan middels de tegemoetkoming; het resterende bedrag is € 200,93. Toetsingskader 6. De wettelijke regels en beleidsregels die van belang zijn voor deze zaak, staan in de bijlage bij deze uitspraak.
6.1. Op grond van artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet bestaat geen recht op bijstand voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Volgens vaste rechtspraak, heeft de Participatiewet geen functie indien binnen de voorliggende voorziening een bewuste beslissing is genomen over de noodzaak van vergoeding van bepaalde kostensoorten in het algemeen of in een specifieke situatie. Als binnen de voorliggende voorziening die vergoeding in het algemeen of in een specifieke situatie niet noodzakelijk is geacht, dient daarbij voor de toepassing van de Participatiewet te worden aangesloten.
6.2. De Bevelanden heeft beleidsregels vastgesteld voor bijzondere bijstand. Uit artikel 15 van het beleid volgt dat de Zvw als voorliggende voorziening wordt beschouwd voor kosten die onder de werkingssfeer daarvan vallen.
Factuur Zilveren Kruis 7. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat de factuur van Zilveren Kruis van 29 maart 2024 betrekking heeft op het verplicht eigen risico, dat volgens hem hoofdzakelijk ziet op kosten van medicijnen in verband met zijn epilepsie. Hoewel een nadere specificatie ontbreekt, acht de rechtbank het op basis van deze toelichting aannemelijk dat de factuur ziet op het verplicht eigen risico op grond van de Zvw.
7.1. Voor het verplicht eigen risico kan in beginsel geen bijzondere bijstand worden verleend. De Zvw biedt daarvoor een voorliggende voorziening en de wetgever heeft er uitdrukkelijk voor gekozen om de vergoeding daarvan als niet noodzakelijk aan te merken.
Facturen apotheek van 6 mei 2024 8. Van de facturen van de apotheek van 6 mei 2024 heeft de één betrekking op het medicijn oxazepam, en de andere op vitamine D en acetylcysteïne.
8.1. Ter zitting is namens eiser desgevraagd aangegeven dat oxazepam wel vergoed wordt onder de zorgverzekering. In dit geval is de Zvw voor de kosten van oxazepam voorliggend en wordt daarvoor geen bijzondere bijstand verleend.
8.2. Voor de kosten van acetylcysteïne wordt de Zvw eveneens geacht voorliggend te zijn, ook als deze kosten niet worden vergoed vanuit de basisverzekering. De wetgever heeft in de Zvw en de daarop gebaseerde Regeling zorgverzekering bewust gekozen welke kosten van medische zorg, waaronder medicijnen, wel of niet noodzakelijk zijn om te vergoeden. Zoals onder 6.1 is overwogen, moet voor de toepassing van de Participatiewet daarbij worden aangesloten. Gelet daarop is bijzondere bijstand voor acetylcysteïne in beginsel uitgesloten, omdat artikel 15, eerste lid, van de Participatiewet daaraan in de weg staat.
8.3. Voor vitamine D geldt dat de Zvw niet als voorliggende voorziening kan worden aangemerkt. Dit volgt uit rechtspraak van de CRvB, waarin is geoordeeld dat deze kosten niet behoren tot het onder de Zvw te verzekeren pakket van prestaties.
Dit betekent dat de Bevelanden in het bestreden besluit de beslissing tot afwijzing van bijzondere bijstand voor de kosten van vitamine D niet deugdelijk heeft gemotiveerd. Het beroep is daarom gegrond en de rechtbank zal het bestreden besluit in zoverre vernietigen. Maar de rechtbank ziet om de navolgende redenen aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
8.4. Omdat voor de kosten van vitamine D geen beroep gedaan kan worden op een voorliggende voorziening, moet de aanvraag bijzondere bijstand voor deze kosten aan artikel 35 van de Participatiewet worden getoetst. Dit artikel biedt recht op bijzondere bijstand voor noodzakelijke kosten die voortvloeien uit bijzondere omstandigheden en niet op andere wijze kunnen worden voldaan. Volgens vaste rechtspraak van de CRvB moet daarbij worden beoordeeld of de kosten zich voordoen, of deze in het individuele geval noodzakelijk zijn, of zij voortvloeien uit bijzondere omstandigheden en of zij kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, de individuele studietoeslag, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm.
8.5. De Bevelanden heeft ter zitting aangevoerd dat de kosten voor vitamine D in het geval van eiser niet als noodzakelijk worden beschouwd.
8.6. De rechtbank stelt vast dat niet in geschil is dat deze kosten zich voordoen. Maar eiser heeft naar het oordeel van de rechtbank niet voldoende aannemelijk gemaakt dat deze kosten in het individuele geval noodzakelijk zijn. Het enkele feit dat vitamine D is voorgeschreven door een huisarts is daarvoor onvoldoende. Eiser heeft ter zitting toegelicht dat hij vitamine D gebruikt vanwege (de medicatie die hij krijgt voor) de epilepsie, maar hij heeft niet met stukken onderbouwd dat het om die reden is voorgeschreven. Het ligt op de weg van eiser om, bijvoorbeeld door overlegging van specialistenbrieven en een huisartsenjournaal, te onderbouwen dat het gebruik van vitamine D voor eiser noodzakelijk is in verband met (de medicatie voor) de epilepsie. Eiser heeft dergelijke stukken niet overgelegd en ook op andere wijze niet aannemelijk gemaakt dat de kosten noodzakelijk zijn. Er bestaat daarom geen recht op bijzondere bijstand voor deze kosten.
8.7. Op grond van artikel 16, eerste lid, van de Participatiewet kan, in afwijking van artikel 15 Participatiewet, bijzondere bijstand worden verleend bij zeer dringende redenen. De Bevelanden is daar in het verweer op ingegaan, maar eiser heeft uitdrukkelijk geen beroep gedaan op zeer dringende redenen in de zin van dit artikel 16 van de Participatiewet. De rechtbank beoordeelt dat daarom niet.
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is gegrond, omdat de Bevelanden het bestreden besluit in strijd met artikel 7:12 van de Awb niet deugdelijk heeft gemotiveerd. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen, voor zover het ziet op de afwijzing van bijzondere bijstand voor de kosten van vitamine D, maar ziet om de redenen genoemd in rechtsoverweging 8.6 aanleiding om te bepalen dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven. Dit betekent dat eiser geen bijzondere bijstand krijgt voor de gevraagde medische kosten, ook niet voor de kosten van vitamine D.
9.1. Omdat het beroep gegrond is, moet de Bevelanden wel het griffierecht aan eiser vergoeden en krijgt eiser ook een vergoeding van de proceskosten. De vergoeding is met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht als volgt berekend. Voor de rechtsbijstand door een gemachtigde krijgt eiser een vast bedrag per proceshandeling. In beroep heeft elke proceshandeling een waarde van € 907,-. De gemachtigde heeft een beroepschrift (1 punt) ingediend en heeft aan de zitting van de rechtbank deelgenomen (1 punt). Verder zijn er geen kosten gemaakt die vergoed moeten worden. De vergoeding bedraagt dan in totaal € 1.814,-.
Beslissing
De rechtbank
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.E.C. Vriends rechter, in aanwezigheid van mr. H. Oulad el Hadj griffier, op 5 september 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.De griffier is niet in de gelegenheid de uitspraak te ondertekenen.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van Beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Participatiewet
Artikel 15, eerste lid Geen recht op bijstand bestaat voor zover een beroep kan worden gedaan op een voorliggende voorziening die, gezien haar aard en doel, wordt geacht voor de belanghebbende toereikend en passend te zijn. Het recht op bijstand strekt zich evenmin uit tot kosten die in de voorliggende voorziening als niet noodzakelijk worden aangemerkt.
Artikel 16, eerste lidAan een persoon die geen recht op bijstand heeft, kan het college, gelet op alle omstandigheden, in afwijking van deze paragraaf, bijstand verlenen indien zeer dringende redenen daartoe noodzaken.
Artikel 35, eerste lid Onverminderd paragraaf 2.2, heeft de alleenstaande of het gezin recht op bijzondere bijstand voor zover de alleenstaande of het gezin niet beschikt over de middelen om te voorzien in de uit bijzondere omstandigheden voortvloeiende noodzakelijke kosten van het bestaan en deze kosten naar het oordeel van het college niet kunnen worden voldaan uit de bijstandsnorm, de individuele inkomenstoeslag, bedoeld in artikel 36, de studietoeslag, bedoeld in artikel 36b, het vermogen en het inkomen voor zover dit meer bedraagt dan de bijstandsnorm, waarbij artikel 31, tweede lid, en artikel 34, tweede lid, niet van toepassing zijn. Het college bepaalt het begin en de duur van de periode waarover het vermogen en het inkomen in aanmerking wordt genomen.
Beleidsregels Bijzondere Bijstand van Gemeenschappelijke Regeling de Bevelanden 2023
Artikel 2, derde lid Tot de voorliggende voorzieningen voor medische kosten behoren in ieder geval de Wet langdurige zorg (Wlz) en de zorgverzekering (basis en aanvullend). Er wordt vanuit gegaan dat iedereen voldoende besef van verantwoordelijkheid toont door zich (aanvullend) te verzekeren. Het is daarbij niet van belang of dit de collectieve zorgverzekering betreft, of een andere zorgverzekering. (…)
Artikel 15, eerste lid en tweede lid1. De Zvw, Wlz, de Wmo of vergelijkbare regelingen zijn passende en toereikende voorliggende voorzieningen voor medische kosten. Kosten die onder de werkingssfeer van deze regelingen vallen maar waarvoor geen (volledige) vergoeding wordt gegeven, komen niet voor bijzondere bijstand in aanmerking. 2. De gemeente biedt personen die chronisch ziek of gehandicapt zijn en die als gevolg daarvan hogere zorgkosten hebben, de mogelijkheid deel te nemen aan de collectieve zorgverzekering voor minima zoals beschreven in artikel 5 van deze beleidsregels.
Artikel 33 In alle gevallen waarin deze beleidsregels niet voorzien of toepassing daarvan niet overeenkomt met de bedoeling van deze regels of de Participatiewet of strikte toepassing onredelijke of nadelige gevolgen heeft voor de inwoner, beslist het dagelijks bestuur.
Zie de uitspraak van de CRvB van 21 januari 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:153.
Zie de uitspraak van de CRvB van 16 augustus 2022, ECLI:NL:CRVB:2022:1901.
Zie de uitspraak van de CRvB van 18 december 2019, ECLI:NL:CRVB:2019:4313.
Zie de uitspraak van de CRvB van 27 juni 2023, ECLI:NL:CRVB:2023:1189.
Zie de uitspraken van de CRvB van 29 september 2020, ECLI:NL:CRVB:2020:2315 en 2 oktober 2014, ECLI:NL:CRVB:2014:3221.
Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 14 mei 2024, ECLI:NL:CRVB:2024:1069.