ECLI:NL:RBZWB:2025:6057 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 11 september 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Zittingsplaats Breda
Bestuursrecht
zaaknummer: BRE 24/5527
gemachtigde: mr. M.P. Harten,
en
gemachtigden: [persoon] en mr. M.C. Stokman.
- Deze uitspraak gaat over de door het college in de Basisregistratie Personen (basisregistratie) doorgevoerde wijziging van de adresgegevens van eiseres naar ‘Buitenland Onbekend’. Eiseres is het daar niet mee eens en zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het college in het bestreden besluit terecht de adreswijziging in stand heeft gelaten.
Procesverloop
- Bij besluit van 4 december 2023 heeft het college besloten om de adresgegevens van eiseres, met ingang van 26 september 2023, in de basisregistratie te wijzigen in ‘Buitenland Onbekend’. Hangende bezwaar heeft eiseres de voorzieningenrechter van de rechtbank verzocht om een voorlopige voorziening te treffen, welk verzoek de voorzieningenrechter in de uitspraak van 11 maart 2024
[1] heeft afgewezen. In het bestreden besluit van 17 mei 2024 op het bezwaar van eiseres is het college – onder aanvulling van de motivering – bij dat besluit gebleven. Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Het college heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
2.1. De rechtbank heeft het beroep op 28 augustus 2025 op zitting behandeld. Eiseres heeft zich door haar gemachtigde laten vertegenwoordigen. Het college is vertegenwoordigd door zijn gemachtigden.
Beoordeling door de rechtbank
Totstandkoming van het bestreden besluit
- Eiseres huurt van woningbouwvereniging Leystromen (verhuurder) de woning op het perceel aan de [adres] (perceel). Verhuurder heeft het college op 11 mei 2023 verzocht om het adres van het perceel in onderzoek te stellen, omdat eiseres al zeker 1,5 jaar niet meer gezien was in of rondom de woning en verhuurder haar niet te spreken kreeg. Vervolgens hebben op 22 mei 2023 een bouwkundig toezichthouder en twee ambtenaren van Burgerzaken van de gemeente Goirle (waaronder [persoon] ) het perceel bezocht. Na aanbellen en kloppen werd niet opengedaan. Vervolgens zijn de buurtbewoners van de nummers [nr. 1] en [nr. 2] benaderd; beiden verklaarden dat zij eiseres al lang niet hadden gezien. Het college heeft eiseres bij brief van 23 mei 2023 uitgenodigd voor een gesprek op 26 mei 2023. Tegelijkertijd heeft het college diverse bewijsstukken opgevraagd, zoals een kopie van het paspoort van eiseres, de bankafschriften over de periode van mei 2022 tot mei 2023 en overige stukken waaruit volgt dat zij op het perceel woont. Via de gemachtigde van eiseres heeft eiseres het college laten weten dat zij op 26 mei 2023 verhinderd is en is verzocht alle verdere correspondentie aan hem te richten. Een nieuwe afspraak is, ondanks diverse pogingen daartoe namens het college, niet meer gemaakt.
Bij brief van 26 september 2023 heeft het college eiseres het voornemen kenbaar gemaakt om haar met ingang van 26 september 2023 uit te schrijven uit de basisregistratie met als reden ‘vertrek uit Nederland’. Eiseres heeft op 23 oktober 2023 mondeling per telefoon haar zienswijze aan het college kenbaar gemaakt. Het college heeft eiseres hierna nogmaals verzocht de op 23 mei 2023 opgevraagde bewijsstukken aan het college te overleggen, inclusief de bankafschriften tot dat moment. Op 2 november 2023 heeft het college een kopie van een deel van het paspoort van eiseres en de bankafschriften over de periode van 22 mei 2022 tot en met 23 augustus 2022 ontvangen. Op 3 november 2023 heeft het college aan gemachtigde van eiseres gevraagd om de bankafschriften over de periode van september 2022 tot november 2023. Op 16 november 2023 heeft het college de gemachtigde van eiseres verzocht deze stukken alsnog uiterlijk op 17 november 2023 aan te leveren. Op 3 december 2023 heeft de gemachtigde van eiseres per e-mail aangegeven de voicemail van mevrouw [persoon] te hebben ingesproken en gevraagd tot wanneer eiseres de tijd heeft om ontbrekende stukken in te dienen. Bij besluit van 4 december 2023 heeft het college de adresgegevens van eiseres, per 26 september 2023, in de basisregistratie in ‘Buitenland Onbekend’ gewijzigd. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van 4 december 2023. Hangende bezwaar heeft eiseres de voorzieningenrechter tevergeefs verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Het college heeft hangende bezwaar op 22 maart 2024 alsnog een rapportage opgemaakt over het huisbezoek van 22 mei 2023. Het college heeft bovendien nader onderzoek gedaan naar de opgave van het gas- en elektraverbruik van eiseres. Hieruit volgt dat het energiecontract vanaf medio december 2021 tot maart 2024 op naam van de dochter van eiseres stond. Op 4 april 2024 is de hoorzitting over het bezwaarschrift van eiseres gehouden. Op 14 mei 2024 heeft een toezichthouder de bevindingen van een huisbezoek in april 2023 op schrift gesteld.
In het bestreden besluit heeft het college het advies van de Commissie voor bezwaarschriften (commissie) overgenomen, het bezwaarschrift ongegrond verklaard en de motivering met inachtneming van het advies van de commissie aangevuld.
Omvang van het geschil en procesbelang
- De rechtbank beoordeelt aan de hand van onder meer de beroepsgronden van eiseres of het college in het bestreden besluit op goede gronden de per 26 september 2023 doorgevoerde wijziging van de adresgegevens van eiseres in ‘Buitenland Onbekend’ in stand heeft gelaten. Tussen partijen is niet in geschil dat eiseres vanaf 28 maart 2024 weer is ingeschreven in de basisregistratie op het adres van het perceel. De rechtbank beperkt de omvang van het geschil daarom tot de periode met ingang van 26 september 2023 tot 28 maart 2024. Verder staat tussen partijen niet ter discussie dat eiseres nog procesbelang heeft bij de inhoudelijke beoordeling van haar beroep, omdat zij daar in die periode (financieel) nadeel van heeft ondervonden.
Inhoudelijke beoordeling
- Eiseres voert tegen het bestreden besluit aan dat de datum voor de uitvoering van de adreswijziging niet is onderbouwd, dat de Wet basisregistratie personen (Wet Brp) niet voorschrijft dat het college hierbij ‘Buitenland Onbekend’ moet opnemen en dat het bestreden besluit in strijd is met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, waaronder het verbod op willekeur en het zorgvuldigheids-, motiveringsbeginsel en evenredigheidsbeginsel. Er was geen aanleiding om te veronderstellen dat eiseres in het buitenland verbleef: zij leeft van een minimuminkomen en heeft geen mogelijkheden om naar het buitenland te vertrekken. Verder is niet voldaan aan de in artikel 2.22, eerste lid, van de Wet Brp opgenomen voorwaarden. Ter onderbouwing van haar beroepsgronden dat zij ook per 26 september 2023 nog op het perceel woonachtig was, overlegt eiseres circa 49 producties met diverse bewijsstukken en tevens verwijst zij naar de aan het college overgelegde kopie van haar paspoort. Verder heeft eiseres meerdere procedures tegen netbeheerder Enexis gevoerd om afsluiting van energie door wanbetaling te voorkomen. Uit de diverse overlegde producties volgt dat het centrum van haar sociale leven zich rondom haar woning heeft afgespeeld. Dat eiseres voor het college moeilijk bereikbaar was, is onvoldoende om de aanpassing in de basisregistratie te onderbouwen. Zij ging in 2023 tot en met het eerste kwartaal van 2024 door een zeer moeilijke periode vanwege het overlijden van naaste familie en ziekte. Zij ondervond hierdoor psychische problemen en wilde met niemand contact. Eiseres geeft ook aan dat zij het slachtoffer is van roddels en racistische opmerkingen van haar buurvrouw op nummer [nr. 3].
5.1. Het college stelt – onder verwijzing naar de verweerschriften in de voorlopige voorziening procedure en in bezwaar – dat artikel 2.22, tweede lid, van de Wet Brp bepaalt dat voor de datum van vertrek uitgegaan moet worden van de dag waarop het voornemen aan eiseres bekend is gemaakt en dat de aanpassing in de basisregistratie in lijn is met artikel 2.22 van de Wet Brp. Als aan alle voorwaarden van dit artikel is voldaan, is het college gehouden het vertrek uit Nederland in de basisregistratie op te nemen. Er is geen sprake van strijd met het verbod op willekeur of strijd met het motiverings- en zorgvuldigheidsbeginsel. Eiseres heeft gedurende het onderzoek niet zelf noch via haar gemachtigde of haar dochter inzage gegeven over haar verblijfplaats. Het college verwijst naar de vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (AbRS) waaruit volgt dat eiseres dan als onbereikbaar wordt beschouwd. Ook heeft eiseres pas sinds 14 maart 2024 een energiecontract op haar naam staan. De door eiseres ingediende verklaringen zijn pas opgemaakt na het besluit van 4 december 2023, zij heeft geen kopie van haar volledige paspoort overlegd en de overgelegde bewijsstukken tonen onvoldoende aan dat zij per 26 september 2023 nog op het perceel woonde. Het bestreden besluit is ook evenredig.
5.2. Artikel 2.22 van de Wet Brp bepaalt dat – als een ingezetene niet kan worden bereikt, er geen aangifte van wijziging van zijn adres of vertrek is ontvangen en na gedegen onderzoek geen gegevens over hem kunnen worden achterhaald over het verblijf in Nederland, het vertrek uit Nederland of het volgende verblijf buiten Nederland – het college van de bijhoudingsgemeente er ambtshalve voor zorgt dat in de basisregistratie het gegeven van het vertrek uit Nederland wordt opgenomen. Uit het tweede lid van dit artikel volgt dat, voor datum vertrek en opheffing van het adres, de dag wordt opgenomen waarop het voornemen tot ambtshalve opneming van gegevens over het vertrek is bekend gemaakt. Namens eiseres is ter zitting niet betwist dat zij het voornemen zelf heeft ontvangen en dat zij mondeling via de telefoon haar zienswijze aan het college heeft overgebracht. Het college is voor de toepassing van artikel 2.22, tweede lid, van de Wet Brp dan ook terecht uitgegaan van een aanpassing van de adresgegevens per 26 september 2023. De door eiseres hiertegen gerichte beroepsgrond slaagt niet.
5.3. Voor wat betreft de door het college toegepaste omschrijving bij de adreswijziging overweegt de rechtbank dat in de Memorie van Toelichting (MvT) bij de Wet Brp is opgenomen dat de basisregistratie primair is bedoeld om overheidsorganen te voorzien van de in de registratie opgenomen gegevens, voor zover deze gegevens noodzakelijk zijn voor de vervulling van de taak van een overheidsorgaan
De rechtbank is van oordeel dat de feitelijk gebruikte omschrijving in de basisregistratie eigenlijk niet meer is dan een label en/of een feitelijke handeling, die op zichzelf niet op rechtsgevolg is gericht. Bovendien komen de verschillende omschrijvingen op dezelfde strekking neer. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres nader toegelicht dat de door het college gebruikte omschrijving er onder andere toe leidt dat eiseres ook een lagere AOW-uitkering opbouwt. De rechtbank overweegt hierover dat eiseres zo nodig een briefadres kan aanvragen. Bovendien miskent eiseres, gelet op de geboortedatum in haar paspoort, dat zij al vanaf medio 2022 de pensioengerechtigde leeftijd heeft bereikt
5.4. Voor wat betreft de beroepsgronden tegen de in artikel 2.22, eerste lid, van de Wet Brp opgenomen voorwaarden overweegt de rechtbank als volgt. De voorwaarden voor toepassing van dit artikel zijn al aangehaald in overweging 5.2. Tussen partijen staat vast dat het college van eiseres geen aangifte van wijziging van haar adres of vertrek uit Nederland heeft ontvangen. Dat betekent dat de rechtbank voor dit artikel alleen nog moet beoordelen of het college terecht heeft gesteld dat eiseres niet bereikbaar was en of er na een gedegen onderzoek geen gegevens over de (opvolgende) verblijfplaats van eiseres zijn achterhaald.
5.5. Ter zake de bereikbaarheid voert eiseres aan dat zij altijd heeft gezorgd voor beantwoording van de post, dat er toegang tot de woning werd verleend en voor het onderhouden van contact met het college heeft eiseres haar gemachtigde ingeschakeld. Uit de vaste rechtspraak van de AbRS
5.6. Voor wat betreft het inhoudelijke onderzoek heeft het college onder meer verwezen naar de Circulaire Adresonderzoek BRP (Circulaire). De AbRS heeft in de uitspraak van 23 september 2020
In de uitspraak van de AbRS van 16 maart 2022
5.7. Ter zitting heeft eiseres het beroep op strijd met het evenredigheidsbeginsel nader onderbouwd door te wijzen op haar ziekte en het overlijden van haar broer als bijzondere omstandigheden. Eiseres stelt dat zij geen contact met het college wilde en dat zij voor een andere vorm van contact heeft gekozen. Zij heeft in een soortgelijke procedure met de gemeente Tilburg een negatieve ervaring opgedaan
Conclusie en gevolgen
- Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de aanpassing van de adresgegevens in de basisregistratie naar ‘Buitenland Onbekend’ in de periode 26 september 2023 tot 28 maart 2024 in stand blijft. Daarmee verandert er dus niets aan het bestreden besluit. Omdat het beroep ongegrond verklaard zal worden, is er ook geen aanleiding voor de toekenning van een proceskostenvergoeding aan eiseres of terugbetaling van het griffierecht.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is op 11 september 2025 gedaan door mr. T.I. van Term, rechter, in aanwezigheid van mr. S.J.E. Loontjens, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.
Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving
Algemene wet bestuursrecht (Awb)
Artikel 3:2: Bij de voorbereiding van een besluit vergaart het bestuursorgaan de nodige kennis omtrent de relevante feiten en de af te wegen belangen.
Artikel 3:4:
-
Het bestuursorgaan weegt de rechtstreeks bij het besluit betrokken belangen af, voor zover niet uit een wettelijk voorschrift of uit de aard van de uit te oefenen bevoegdheid een beperking voortvloeit.
-
De voor een of meer belanghebbenden nadelige gevolgen van een besluit mogen niet onevenredig zijn in verhouding tot de met het besluit te dienen doelen.
Artikel 3:46: Een besluit dient te berusten op een deugdelijke motivering.
Wet basisregistratie personen (Brp)
Artikel 2.22: 1. Indien een ingezetene niet kan worden bereikt, van hem geen aangifte van wijziging van zijn adres of van vertrek is ontvangen als bedoeld in artikel 2.20, eerste lid, of 2. 21 , eerste lid, en na gedegen onderzoek geen gegevens over hem kunnen worden achterhaald betreffende het verblijf in Nederland, het vertrek uit Nederland noch het volgende verblijf buiten Nederland, draagt het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente ambtshalve zorg voor de opneming van het gegeven van het vertrek van de ingezetene uit Nederland. 2. Als datum van vertrek uit Nederland en van opheffing van het adres wordt de dag opgenomen waarop het voornemen tot ambtshalve opneming van gegevens over het vertrek is bekendgemaakt.
Circulaire Adresonderzoek BRP (Circulaire)
- Rechten en plichten (…) – Het adresonderzoek is een instrument voor de gemeente om een verkeerde adresinschrijving te verbeteren. Een gemeente start een adresonderzoek bij twijfel over de juistheid van adresgegevens.
3.1 Start adresonderzoek De gemeente kan een adresonderzoek starten bij twijfel over de juistheid van een adresgegeven in de BRP. Wanneer sprake is van twijfel, is ter beoordeling van de gemeente. Het is belangrijk dat zij de twijfel kan motiveren. De aanleiding daarvoor kan heel divers zijn. Voorbeelden: - een melding van een persoon of organisatie (geen bestuursorgaan);
4.4 Nadere inlichtingen inwinnen – Om het woonadres van de persoon te achterhalen wordt als hoofdregel aanbevolen om tenminste twee verschillende bronnen te raadplegen. Bijvoorbeeld nutsbedrijven, woningbouwcorporaties, woningeigenaren, werkgevers, uitkeringsinstanties en ziektekostenverzekeraars. De gemeente kan hier – afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval – van afwijken.
4.5 Huisbezoek Als door middel van (externe) inlichtingen en contact met de burger (4.3 en 4.4) onvoldoende informatie achterhaald kan worden, is het raadzaam een huisbezoek af te leggen. Een huisbezoek kan informatie opleveren die niet op een andere manier verkregen kan worden. Er kan bijvoorbeeld geconstateerd worden of het adres nog bewoond wordt. Navraag bij eventuele andere of nieuwe bewoners of buren kan nuttige informatie opleveren over de actuele situatie op het adres en over de persoon wiens adresgegeven in onderzoek staat. (…..)
4.8 Beslissingen naar aanleiding van het adresonderzoek Het adresonderzoek kan de volgende uitkomsten hebben. (….) – Adres onbekend. Als er geen nieuwe adresgegevens bekend zijn en de betrokkene onbereikbaar is, dan besluit de gemeente ambtshalve tot registratie van het vertrek uit Nederland. (…..)
Rechtbank Zeeland – West-Brabant 11 maart 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:1546.
Kamerstukken II 2011-2012, 33219, nr. 3, p. 31 (MvT).
AbRS 11 januari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:22.
Kamerstukken II 2011-2012, 33219, nr. 3, p. 42 (MvT).
Kamerstukken II 2011-2012, 33219, nr. 3, p. 133 (MvT).
Kamerstukken II 2011-2012, 33219, nr. 3, p. 42 (MvT).
Artikel 7a, eerste lid, sub k, van de Algemene Ouderdomswet.
Bijvoorbeeld AbRS 6 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:354, AbRS 13 januari 2021, ECLI:NL:RVS:2021:59, AbRS 16 maart 2022, ECLI:NL:RVS:2022:764 en AbRS 2 augustus 2023, ECLI:NL:RVS:2023:2978.
AbRS 3 september 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2270.
Zie voetnoot 8.
Rechtbank Zeeland – West-Brabant 16 oktober 2015, ECLI:NL:RBZWB:2015:6948.
AbRS 1 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:772.