Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:5993 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 4 september 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:59934 september 2025

Rechtsgebieden

Uitspraak inhoud

Zittingsplaats: Breda

Bestuursrecht

zaaknummer: BRE 24/8322 ZW

en

de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen(UWV; kantoor Breda), verweerder.

  1. Deze uitspraak gaat over de beëindiging van de uitkering van eiseres op grond van de Ziektewet (ZW). Eiseres is het hier niet mee eens. Zij voert daartoe een aantal beroepsgronden aan. Aan de hand van deze beroepsgronden beoordeelt de rechtbank of het UWV terecht de ZW-uitkering heeft beëindigd.

  2. Eiseres is werkzaam geweest als schoonmaakster voor 27,46 uur per week. Na afloop van haar zwangerschaps- en bevallingsuitkering (WAZO) heeft zij zich ziek gemeld.

Bij besluit van 11 mei 2023 is aan eiseres per 19 december 2022 een ZW-uitkering toegekend.

Procesverloop

  1. Het UWV heeft met het besluit van 9 februari 2024 (primair besluit) de Zw-uitkering van eiseres, na een eerstejaars ZW-beoordeling met ingang van 10 maart 2024 beëindigd. Daaraan is ten grondslag gelegd dat eiseres op 5 januari 2024 meer dan 65% kan verdienen van het loon dat ze verdiende voordat ze ziek werd.

Met het bestreden besluit van 7 november 2024 is het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.

3.1 Eiseres heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.

3.2 Het UWV heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.

3.3 De rechtbank heeft het beroep op 10 juli 2025 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiseres en de gemachtigde van het UWV.

3.4 De rechtbank heeft de uitspraaktermijn verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

Grondslag bestreden besluit

  1. Aan het bestreden besluit heeft het UWV ten grondslag gelegd dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is, namelijk 0%.

Wettelijk kader

  1. De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.

Toetsingskader

6.1 Niet in geschil is dat eiseres 52 weken arbeidsongeschikt is geweest. Dit betekent dat het UWV terecht ook heeft beoordeeld of eiseres in staat is met algemeen geaccepteerde arbeid meer dan 65% van haar maatmaninkomen te verdienen. Bij een arbeidsongeschiktheid van minder dan 35% bestaat er geen recht meer op een ZW-uitkering.

Zijn de beperkingen juist vastgesteld? 7. Het bestreden besluit, voor zover dit ziet op de medische beoordeling, is gebaseerd op rapporten van een verzekeringsarts en een verzekeringsarts bezwaar en beroep (verzekeringsarts b&b) van het UWV.

7.1 De verzekeringsarts heeft eiseres gezien op het spreekuur van 5 januari 2024, waarbij hij haar lichamelijk en psychisch heeft onderzocht. Ook heeft de verzekeringsarts dossieronderzoek verricht. Bij een eerdere WIA-beoordeling werd gesproken over klachten als gevolg van onderliggende persoonlijkheidsproblematiek (namelijk trekken van een borderline- en afhankelijke persoonlijkheidsstoornis), zwakbegaafdheid en ernstige sociale problematiek. De verzekeringsarts concludeert naar aanleiding van het spreekuur dat deze problematiek nog actueel is en dat met name de sociale problematiek een grote rol speelt. Daarnaast blijkt uit de informatie van de huisarts dat sprake is van ADHD, een bipolaire I stoornis en laagbegaafdheid. Er is recent (al voor langere tijd) geen verdere opvolging op psychisch vlak. Daarnaast heeft eiseres ook lichamelijke klachten, met name lage rugklachten die ze vooral bij en na belasten van de rug ervaart. Eiseres heeft hierover geen contact gezocht met de curatieve sector. Door deze klachten ondervindt ze weliswaar problemen in het dagelijks functioneren, maar er is geen sprake van inactiviteit, ze is ADL-zelfstandig en verricht de dagelijkse activiteiten rekening houdend met de ervaren klachten. Er is geen sprake van een van de uitzonderingscriteria voor geen benutbare mogelijkheden. Eiseres is niet opgenomen, niet bedlegerig gedurende het grootste deel van de dag, ze is wel ADL-zelfstandig, er is geen ernstige stoornis op alle drie de niveaus van het persoonlijk en sociaal functioneren en ze heeft geen levensverwachting korter dan een jaar. Wel gelden er beperkingen ten opzichte van normaal functioneren. De klachten van eiseres zijn plausibel gezien de medische situatie en zijn consistent met externe en eigen bevindingen. Zowel de curatieve sector als de verzekeringsarts hebben een afwijking geconstateerd die passend is bij de medische situatie en waarvoor door de curatieve sector toentertijd behandeling is ingezet. Daarbij is sprake van een zekere psychische/cognitieve kwetsbaarheid. Beperkingen op persoonlijk en sociaal functioneren worden aangenomen om dit te ondervangen. Aanvullend worden nog enkele beperkingen op dynamische handelingen en statische houdingen aangenomen voor haar lichamelijke klachten, waarbij deze gekaderd kunnen worden binnen aspecifieke rugklachten, gezien het uitblijven van aangetoonde afwijkingen vanuit de curatieve sector en het eigen onderzoek door de verzekeringsarts. Volgens de verzekeringsarts is het juist van belang om in beweging te blijven. Op preventieve gronden zullen wel enkele beperkingen worden aangenomen om overbelasting te voorkomen. Eiseres is als gevolg van ziekte of gebrek ongeschikt te achten voor het eigen werk.

7.2 De verzekeringsarts b&b heeft het dossier bestudeerd en de informatie van de huisarts van 7 december 2023 bij zijn onderzoek betrokken. Zoals de primaire verzekeringsarts ook stelt, voldoet eiseres niet aan een van de uitzonderingscriteria voor ‘geen benutbare mogelijkheden’. Er is geen sprake van een opname in een ziekenhuis of instelling, bedlegerigheid en ADL-afhankelijkheid. Ook had eiseres geen sterk wisselende mogelijkheden of onvermogen tot persoonlijk en sociaal functioneren. Daarnaast heeft de primaire arts adequate beperkingen opgenomen met betrekking tot haar rugklachten. Gelet op haar psychische problematieken zijn de nodige en juiste beperkingen op het gebied van persoonlijk en sociaal functioneren aangenomen. Daarbij houden deze beperkingen ook in ruime mate rekening met de opmerking van de huisarts dat ‘zij een kwetsbaarheid zal houden en gebaat is bij een stabiele (thuis)situatie’. De verzekeringsarts b&b is van mening dat dit door vertaald moet worden naar het ook aanwezig moeten zijn van een stabiele werksituatie, wat overeenkomt met een werksituatie met zo min mogelijk stress. Aangegeven is dat eiseres is aangewezen op structuur, regelmaat en routinematige taken. Eiseres kan niet omgaan met onverwachte omstandigheden.

Volgens de verzekeringsarts b&b moet eiseres wel preventief beperkt worden voor nachtdiensten, gezien haar bipolaire I stoornis, omdat nachtdiensten haar kunnen ontregelen. De verzekeringsarts b&b kan de primaire arts volgen in zijn standpunt dat geen urenbeperking hoeft te worden opgelegd. Het valt op dat eiseres geen medicatie gebruikt voor haar bipolaire stoornis. Zij kan in de praktijk veel stress aan zonder manisch te decompenseren. In de standaard duurbelastbaarheid worden als voorbeelden voor een preventieve urenbeperking echter de diagnose bipolaire stoornis en het hebben van een verstandelijke beperking genoemd. De verzekeringsarts b&b laat eiseres daarom toch in aanmerking komen voor een urenbeperking van zes uur per dag en dertig uur per week. De beperkingen en de belastbaarheid van eiseres zijn dus door de verzekeringsarts b&b gewijzigd en neergelegd in de Functionele Mogelijkheden Lijst (FML) van 13 oktober 2024.

Standpunt eiseres

  1. Eiseres heeft (onder verwijzing naar haar bezwaarschrift) aangevoerd dat zij niet de uren kan werken zoals door het UWV aangegeven, gezien haar ernstige rugklachten die zijn ontstaan doordat zij in het verleden onder meer zware schoonmaakwerkzaamheden heeft verricht. Daarnaast stelt ze dat het UWV geen rekening heeft gehouden met het feit dat zij al veel rechtszaken heeft moeten voeren om haar uit huis geplaatste kinderen weer terug thuis te krijgen. Momenteel heeft ze hiervoor een verzoekschrift ingediend bij het Europese Hof. Door de situatie omtrent haar kinderen heeft ze slapeloze nachten, waardoor ze aan chronische vermoeidheid lijdt en in een doorlopende burn-out zit. Eiseres volgt verder een NTI mbo-opleiding Onderwijsassistent niveau 4, waarvoor ze twee dagen in de week moet stagelopen. Ter zitting heeft eiseres aangevuld dat haar stage niet door is gegaan. Eiseres verzoekt om in haar situatie de menselijke maat toe te passen.

Was het medische onderzoek van het UWV voldoende zorgvuldig?

  1. De rechtbank acht het onderzoek door de verzekeringsartsen voldoende zorgvuldig. Zij waren op de hoogte van de klachten van eiseres, waaronder klachten als gevolg van een onderliggende persoonlijkheidsproblematiek (namelijk trekken van een borderline- en afhankelijke persoonlijkheidsstoornis), zwakbegaafdheid, ernstige sociale problematiek en lage rugklachten. De verzekeringsartsen hebben naar die klachten onderzoek verricht. De primaire verzekeringsarts heeft eiseres gezien, haar lichamelijk en psychisch onderzocht en dossieronderzoek verricht. De verzekeringsarts b&b heeft dossieronderzoek verricht en kennisgenomen van het bezwaarschrift. In het onderzoek is de informatie van de huisarts meegenomen, waarin staat vermeld dat sprake is van de diagnoses ADHD, een bipolaire I stoornis en laagbegaafdheid. Gezien het voorgaande beschikte de verzekeringsarts b&b over voldoende inzicht in de (medische) situatie van eiseres. Naar het oordeel van de rechtbank zijn er geen onderzoeksactiviteiten gemist.

Zijn de beperkingen juist vastgesteld?

  1. Voor zover eiseres bedoeld heeft te stellen dat zij op medische gronden in het geheel niet in staat is te werken, is de rechtbank van oordeel dat dit standpunt niet kan slagen. De verzekeringsartsen hebben uitgebreid en afdoende gemotiveerd dat er op de datum in geding bij eiseres geen sprake was van een situatie van geen benutbare mogelijkheden.

  2. De rechtbank is van oordeel dat de verzekeringsarts b&b bij de opstelling van de FML voldoende rekening heeft gehouden met het geobjectiveerde deel van de rugklachten en de psychische klachten. De verzekeringsarts b&b heeft inzichtelijk gemotiveerd op welke gronden tot deze (preventief gestelde) beperkingen is gekomen. Hij heeft aanvullende beperkingen gesteld, waaronder een urenbeperking. Eiseres heeft geen medische informatie overgelegd waaruit blijkt dat zij meer beperkt is dan zoals door het UWV is aangenomen. Het UWV heeft gesteld dat voor zover mogelijk rekening is gehouden met de privéomstandigheden van eiseres. De rechtbank kan dit volgen. Daarbij geldt dat volgens vaste rechtspraak belastende sociale factoren buiten de beoordeling worden gelaten van de belastbaarheid.[1] Niet is gebleken dat in de FML van 13 oktober 2024 de beperkingen zijn onderschat.

  3. Verder betekent de enkele omstandigheid dat de verzekeringsarts b&b de door eiseres ervaren klachten op een andere manier heeft gewogen dan dat zij die ervaart niet dat het medische oordeel onzorgvuldig of onjuist is. De subjectieve beleving van klachten is volgens vaste rechtspraak namelijk niet beslissend bij de beantwoording van de vraag welke beperkingen in objectieve zin bij eiseres zijn vast te stellen. Van belang zijn alleen de medisch te objectiveren beperkingen.[2]

Nu niet is gebleken dat de beperkingen van eiseres in de FML van 13 oktober 2024 zijn onderschat, gaat de rechtbank voor de verdere beoordeling uit van de belastbaarheid zoals die daarin is neergelegd.

Zijn de aan de schatting ten grondslag gelegde functies geschikt?

  1. De arbeidsdeskundige bezwaar en beroep (arbeidsdeskundige b&b) van het UWV heeft, rekening houdend met de vastgestelde FML van 13 oktober 2024, de volgende functies ten grondslag gelegd aan de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid: Assemblagemedewerker elektrotechnische producten (SBC-code 267041), Medewerker postverzorging (intern) (SBC-code 315140) en Medewerker binderij, grafisch nabewerker (SBC-code 268030).

  2. Eiseres stelt dat zij de functies niet kan uitvoeren, omdat zij daarbij haar rug zwaar moet belasten. De arbeidsdeskundige b&b heeft echter rekening gehouden met haar beperkingen zoals vastgesteld in de FML van 13 oktober 2024. De betreffende functies passen binnen de betreffende FML en de vastgestelde beperkingen. Verder geven de beroepsgronden van eiseres de rechtbank geen aanleiding om te twijfelen aan de medische geschiktheid van de geselecteerde functies. Haar standpunt dat zij niet in staat is de geduide functies te verrichten vloeit met name voort uit haar opvatting dat haar medische beperkingen zijn onderschat, maar voor een dergelijke conclusie bestaat gezien het voorgaande geen aanleiding. De hiervoor genoemde functies mochten dus worden gebruikt voor de berekening van de mate van arbeidsongeschiktheid.

Is de mate van arbeidsongeschiktheid juist vastgesteld?

  1. Op basis van de inkomsten die eiseres met de geduide functies zou kunnen verdienen, heeft het UWV een berekening gemaakt die leidt tot de conclusie dat eiseres minder dan 35% arbeidsongeschikt is. Omdat eiseres tegen deze berekening geen gronden naar voren heeft gebracht, gaat de rechtbank uit van deze mate van arbeidsongeschiktheid.

Omdat pas recht bestaat op een ZW-uitkering bij een mate van arbeidsongeschiktheid van 35% of meer, heeft het UWV de ZW-uitkering van eiseres terecht per 10 maart 2024 beëindigd.

Heeft het UWV onterecht geen belangenafweging gemaakt?

  1. Eiseres verzoekt om in haar situatie rekening te houden met de menselijke maat, omdat zij zich in een kwetsbare en financieel moeilijke situatie bevindt. Voor zover zij bedoeld heeft een beroep te doen op het evenredigheidsbeginsel kan dit niet slagen. De Ziektewet is een wet in formele zin. De van toepassing zijnde wetsartikelen zijn van dwingendrechtelijke aard en bieden in beginsel geen ruimte voor een belangenafweging. De rechtbank ziet in hetgeen eiseres heeft aangevoerd geen aanleiding daarover anders te oordelen.

Conclusie en gevolgen

  1. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat er voor eiseres niets verandert. Omdat het beroep ongegrond wordt verklaard krijgt zij geen proceskostenvergoeding. Eiseres krijgt ook het griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.

Deze uitspraak is gedaan door mr. R.J.H. van der Linden, rechter, in aanwezigheid van mr. A.M.H. Meulensteen, griffier, op 4 september 2025 en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.

De griffier is niet in de gelegenheid deze uitspraak mede te ondertekenen.

griffier rechter

Afschrift verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Centrale Raad van Beroep waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden.

Digitaal hoger beroep instellen kan via “Formulieren en inloggen” op www.rechtspraak.nl. Hoger beroep instellen kan eventueel ook nog steeds door verzending van een brief aan de Centrale Raad van beroep, Postbus 16002, 3500 DA Utrecht.

Bijlage wettelijk kader

De verzekerde die ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid als rechtstreeks en objectief medisch vast te stellen gevolg van ziekte of gebrek heeft recht op ziekengeld (artikel 19, eerste en vierde lid, van de ZW).

Naar vaste rechtspraak wordt onder het begrip ‘zijn arbeid’ verstaan de arbeid die de verzekerde het laatst voor het intreden van de arbeidsongeschiktheid heeft verricht.

Als een verzekerde geen werkgever (meer) heeft en 52 weken arbeidsongeschikt is geweest heeft deze recht op ziekengeld als hij:

  • ongeschikt is tot het verrichten van zijn arbeid, als bedoeld in artikel 19 én

  • slechts in staat is ten hoogste 65% te verdienen van het maatmaninkomen per uur met algemeen geaccepteerde arbeid waartoe hij met zijn krachten en bekwaamheden in staat is (artikel 19aa, eerste lid, en artikel 19ab, derde lid, van de ZW).

De mate van arbeidsongeschiktheid wordt vastgesteld op basis van een verzekeringsgeneeskundig en een arbeidskundig onderzoek (artikel 19ab, eerste lid, van de ZW).

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 14 augustus 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:1265.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 16 januari 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:106.


Voetnoten

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 14 augustus 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:1265.

Zie bijvoorbeeld de uitspraak van de CRvB van 16 januari 2025, ECLI:NL:CRVB:2025:106.