Terug naar bibliotheek
Rechtbank Zeeland-West-Brabant

ECLI:NL:RBZWB:2025:5818 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 7 augustus 2025

Uitspraak

ECLI:NL:RBZWB:2025:58187 augustus 2025

Uitspraak inhoud

RECHTBANK ZEELAND-WEST-BRABANT

Team Familie- en Jeugdrecht

Breda

Zaaknummer: C/02/436140 / FA RK 25-2865

Datum uitspraak: 7 augustus 2025

beschikking ex artikel 1:253a Burgerlijk Wetboek

in de zaak van

[de vrouw],

wonende te [woonplaats] ,

hierna te noemen de vrouw,

advocaat mr. F.J. Koningsveld te Breda,

en

[de man],

in de Basisregistratie Personen geregistreerd als ‘Niet Ingezetenen’,

hierna te noemen de man.

1. Het procesverloop

1.1. Dit blijkt uit de volgende stukken:

  • het op 4 juni 2025 ontvangen verzoekschrift met bijlage;

  • de brief met bijlage van 6 juni 2025 van mr. Koningsveld;

  • de brief van 13 juni 2025 van mr. Koningsveld;

  • de brief van 4 juli 2025 van mr. Koningsveld;

  • de brief van 7 juli 2025 van mr. Koningsveld;

  • de brief van 8 juli 2025 van mr. Koningsveld.

1.2. De zaak is behandeld op de mondelinge behandeling van 24 juli 2025. Bij die gelegenheid zijn de vrouw en haar advocaat verschenen. Ook was een vertegenwoordiger van de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda (hierna: de Raad), aanwezig.

1.3. De man is, hoewel behoorlijk opgeroepen, niet op de mondelinge behandeling verschenen.

2 De feiten

2.1. Op grond van de stellingen en overgelegde stukken staat tussen partijen het volgende vast:

  • partijen zijn met elkaar gehuwd geweest tot 7 maart 2022;

  • uit hun huwelijk is het volgende kind geboren:

  • [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 2018;

  • zij hebben de Roemeense nationaliteit.

3 Het verzoek

3.1. De vrouw verzoekt, samengevat: I. bepaling dat zij voortaan als enige met het ouderlijk gezag over deminderjarige wordt belast; II. vervangende toestemming voor het aanvragen van een paspoort tenbehoeve van de minderjarige.

4 De beoordeling

Opmerkingen vooraf

4.1. Tijdens de mondelinge behandeling is gesproken over het feit dat de man in het buitenland woont. Volgens de Basisregistratie Personen zou de man geëmigreerd zijn naar Roemenië, maar volgens de vrouw woont de man in België. Dat de man in het buitenland woont, betekent dat er voor het verzoek ten aanzien van het eenhoofdig gezag een oproepingstermijn geldt van tenminste drie maanden volgens het procesreglement. Nu de mondelinge behandeling op verzoek van mr. Koningsveld is verplaatst, is voor de mondelinge behandeling van 24 juli 2025 niet voldaan aan de oproepingstermijn van drie maanden voor het verzoek ten aanzien van het eenhoofdig gezag. Dit verzoek wordt daarom aangehouden, zoals ook tijdens de mondelinge behandeling is besproken.

4.2. Voor het verzoek tot vervangende toestemming voor de aanvraag van een paspoort geldt volgens het procesreglement een oproepingstermijn van in beginsel maximaal drie weken. Dat betekent dat de rechtbank op dit verzoek een beslissing kan nemen, nu daaraan is voldaan.

Rechtsmacht en toepasselijk recht

4.3. Aangezien [minderjarige] in het buitenland (Roemenië) is geboren, daar enige tijd haar gewone verblijfplaats heeft gehad en omdat zij de Roemeense nationaliteit heeft, draagt deze zaak een internationaal karakter. Gelet op deze internationale aspecten dient de rechtbank eerst vast te stellen of de rechtbank internationaal bevoegd is om kennis te nemen van het verzoek van de vrouw.

4.4. Op grond van artikel 7 lid 1 van de EU-Verordening 2019/1111 van 25 juni 2019 betreffende de bevoegdheid, de erkenning en tenuitvoerlegging van beslissingen in huwelijkszaken en inzake de ouderlijke verantwoordelijkheid, en betreffende internationale kinderontvoering (hierna: Brussel II-ter), is de Nederlandse rechter bevoegd het verzoek van de vrouw te beoordelen, nu [minderjarige] op het moment van de indiening van het verzoek haar gewone verblijfplaats in Nederland had. Op grond van artikel 265 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv) is de rechtbank Zeeland-West-Brabant, locatie Breda, relatief bevoegd nu het verzoek een minderjarige betreft die woonplaats heeft in het arrondissement van deze rechtbank.

4.5. Het toepasselijk recht dient te worden vastgesteld aan de hand van het Verdrag inzake de bevoegdheid, het toepasselijke recht, de erkenning, de tenuitvoerlegging en de samenwerking op het gebied van ouderlijke verantwoordelijkheid en maatregelen ter bescherming van kinderen, Trb. 1997, 299, oftewel het Haag Kinderbeschermingsverdrag 1996 (hierna: HKBV 1996). Op grond van artikel 17 HKBV 1996 wordt het Nederlands recht toegepast op het verzoek.

Inhoudelijke beoordeling

4.6. Alvorens het verzoek van de vrouw inhoudelijk te kunnen behandelen, dient allereerst te worden vastgesteld wie op het moment van indiening van het verzoek met het gezag is belast. Er is op dit moment geen rechterlijke beslissing betreffende het gezag, waardoor de vraag rijst wie van rechtswege met het gezag is belast. Voor de vraag wie van rechtswege is belast met het ouderlijk gezag moet gekeken worden naar artikel 16 HKBV 1996. Hierin is het volgende bepaald:

4.7. Aangezien [minderjarige] in Roemenië is geboren en daar tot eind 2022 heeft gewoond, lag haar gewone verblijfplaats vanaf geboorte in Roemenië. De van rechtswege gezagsverhouding dient in eerste instantie op grond van artikel 16 lid 1 HKBV 1996 derhalve naar het recht van Roemenië te worden beoordeeld.

4.8. De rechtbank concludeert, net als de advocaat van de vrouw, dat partijen naar Roemeens recht gezamenlijk gezag hebben over [minderjarige] .

4.9. Zoals gezegd wordt het verzoek van de vrouw tot eenhoofdig gezag aangehouden. Ter onderbouwing van haar verzoek tot vervangende toestemming voor de aanvraag van een paspoort voor [minderjarige] stelt de vrouw dat het paspoort van [minderjarige] sinds 1 juli 2025 is verlopen. De man weigert zijn medewerking te verlenen aan de aanvraag van een nieuw paspoort. Als de vrouw hierover overleg met de man wenst te voeren, leidt dat tot conflicten, het uitblijven van een reactie of geblokkeerd worden op Whatsapp of Facebook. Volgens de vrouw is sinds de echtscheiding sprake van een ernstig verstoorde communicatie tussen de ouders. Er is structureel geen sprake van overleg over belangrijke beslissingen over [minderjarige] . Er is bovendien geen contact tussen de man en [minderjarige] .

4.10. De Raad adviseert het verzoek tot vervangende toestemming voor de aanvraag van een paspoort toe te wijzen.

4.11. Ingevolge artikel 1:253a lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kunnen geschillen omtrent de gezamenlijke uitoefening van het gezag op verzoek van de ouders of van een van hen aan de rechtbank worden voorgelegd. De rechtbank neemt alsdan een zodanige beslissing als haar in het belang van het kind wenselijk voorkomt.

4.12. Alvorens te beslissen dient de rechter, op grond van artikel 1:253a lid 5 BW, een vergelijk tussen beide ouders te beproeven. Nu de man niet is verschenen tijdens de mondelinge behandeling is dit niet gelukt, zodat de rechtbank een beslissing zal nemen.

4.13. De rechtbank zal de vrouw vervangende toestemming verlenen voor de aanvraag van een paspoort. De rechtbank overweegt daartoe dat het huidige paspoort van [minderjarige] is verlopen. Momenteel beschikt [minderjarige] daarom niet over een geldig identiteitsbewijs. De rechtbank vindt het echter belangrijk dat [minderjarige] beschikt over een geldig identiteitsbewijs, zodat zij zich kan identificeren, een medische behandeling kan ondergaan indien nodig en dat zij naar het buitenland kan reizen. De rechtbank zal aldus beslissen.

5 De beslissing

De rechtbank

5.1. verleent toestemming aan de vrouw, ter vervanging van de ontbrekende toestemming van de man, om een paspoort aan te vragen voor de minderjarige [minderjarige] , geboren te [geboorteplaats] (Roemenië) op [geboortedag] 2018;

5.2. verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;

5.3. houdt de beslissing met betrekking tot het gezag aan tot een nader te bepalen mondelinge behandeling.

Deze beschikking is gegeven door mr. Van Oijen, en, in tegenwoordigheid van mr. Van Egeraat, griffier, in het openbaar uitgesproken op 7 augustus 2025.

Mededeling van de griffier: Indien hoger beroep tegen deze beschikking mogelijk is, kan dat worden ingesteld:

Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch.