Uitspraak inhoud

Familie- en Jeugdrecht

Locatie Breda

Zaaknummer: C/02/436444 / JE RK 25-1062 C/02/436559 / JE RK 25-1084

Datum uitspraak: 8 juli 2025

Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling, verlenging machtiging tot uithuisplaatsing en vervangende toestemming voor het verkrijgen van een Nederlands reisdocument

in de zaak van

de gecertificeerde instelling WILLIAM SCHRIKKER STICHTING JEUGDBESCHERMING EN JEUGDRECLASSERING, gevestigd te Amsterdam, hierna te noemen de GI,

over

[minderjarige], geboren op [geboortedag] 2024 in [geboorteplaats], hierna te noemen [minderjarige].

De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:

[de moeder], hierna te noemen de moeder, wonende op een bij de rechtbank bekend adres, advocaat mr. E.E.M. van Horen te Tilburg,

[de vader], hierna te noemen de vader, wonende in Tilburg.

Op grond van het bepaalde in artikel 810 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering is in de procedure gekend:

  • de Raad voor de Kinderbescherming, regio Zuidwest Nederland, locatie Breda, hierna te noemen: de Raad, om de rechtbank over het verzoek te adviseren.

1 Het verloop van de procedure

1.1. De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in de beoordeling:

  • de verzoekschriften met bijlagen van 06 juni 2025.

1.2. De zitting met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 08 juli 2025. Daarbij waren aanwezig:

  • een vertegenwoordigster van de Raad;

  • een vertegenwoordiger van de GI.

De vertegenwoordigster van de Raad is verschenen maar was abusievelijk uitgenodigd. Na uitleg hierover door de kinderrechter heeft deze de zittingszaal verlaten.

De pleegouders zijn niet verschenen. De kinderrechter stelt vast dat de pleegouders wel juist zijn opgeroepen.

2 De feiten

2.1. De vader en de moeder zijn belast met het ouderlijk gezag over [minderjarige].

2.2. [minderjarige] verblijft in een pleeggezin.

2.3. De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 22 juli 2024 [minderjarige] onder toezicht gesteld met ingang van 22 juli 2024 tot 22 juli 2025.

2.4. De kinderrechter in deze rechtbank heeft bij beschikking van 26 februari 2025 een machtiging verleend [minderjarige] gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 22 juli 2024 tot 22 juli 2025.

3 Het verzoek

C/02/436444 / JE RK 25-1062

3.1. De GI verzoekt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] te verlengen voor de duur van een jaar. Ook verzoekt de GI de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg te verlengen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI verzoekt daarnaast om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.

C/02/436559 / JE RK 25-1084

3.2. De GI verzoekt op grond van artikel 36 lid 1 Paspoortwet om vervangende toestemming te verlenen voor het verkrijgen van een Nederlands reisdocument ten behoeve van bovengenoemde minderjarige.

4 De standpunten

4.1. De GI trekt het verzoek ten aanzien van de vervangende toestemming in, omdat de vader – na een verzoek daartoe van de moeder via de GI – tijdens de zitting alsnog schriftelijk toestemming heeft verleend voor het aanvragen van een Nederlands reisdocument voor [minderjarige].

4.2. Ten aanzien van het verzoek om de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] merkt de GI het volgende nog op. Door de vroeggeboorte heeft [minderjarige] Bronchopulmonale dysplasie (BPD) ontwikkeld. Deze longziekte maakt dat [minderjarige] zeer kwetsbaar is en dat zij zeer gevoelig is voor infecties en prikkels van buitenaf, zoals voor stof en tabaksrook. Volgens de GI is het voor [minderjarige] heel belangrijk dat er goed wordt omgegaan met haar medische toestand. In het pleeggezin krijgt [minderjarige] de aandacht en verzorging die zij nodig heeft. [minderjarige] ervaart rust en stabiliteit in het pleeggezin. De moeder heeft inmiddels toestemming verleend voor het uitwisselen van de medische gegevens tussen het ziekenhuis en de pleegouders. Hierdoor kunnen de pleegouders zelfstandig afspraken maken met de behandelende artsen. De moeder bezoekt [minderjarige] eens in de twee weken in het pleeggezin. De vader is daar door omstandigheden in zijn persoonlijke situatie nog niet aan toegekomen. Door de verstoorde verstandhouding tussen de ouders, zullen er voor ieder aparte bezoekmomenten gepland moeten worden. Het contact tussen de moeder en [minderjarige] verloopt goed. De GI is van mening dat het opgroeiperspectief van [minderjarige] in het pleeggezin ligt. De GI heeft inmiddels de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om een onderzoek te doen naar de noodzaak van een gezagsbeëindigende maatregel. De GI vraagt de kinderrechter om zich uit te laten over het perspectiefbesluit van de GI. De GI ziet ook dat de moeder, sinds de plaatsing van [minderjarige] in het pleeggezin, positieve stappen heeft gezet. [minderjarige] zit echter in een cruciale fase van haar hechting en gaat zich binden aan de pleegouders. Hoewel de moeder verbetering heeft laten zien in haar persoonlijke situatie, is het volgens de GI nog wel de vraag of de moeder in staat zal zijn om [minderjarige] adequate zorg te kunnen bieden. Daarnaast is de moeder nog niet gestopt met roken, wat zeer schadelijk voor [minderjarige] kan zijn. Volgens de GI geldt het besluit van 10 december 2024, zoals verwoord in de brief van 20 januari 2025, nog steeds en ligt het perspectief van [minderjarige] volgens de GI in het pleeggezin.

4.3. De moeder stemt in met het verzoek van de GI ten aanzien van de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige]. Zij ziet dat [minderjarige] bij de pleegouders op een goede plaats zit. De moeder is hard aan het werk om haar persoonlijke situatie te verbeteren. Zij volgt therapie en krijgt begeleiding vanuit [hulpverlening]. Hierdoor heeft zij een positieve ontwikkeling doorgemaakt. De moeder heeft een nieuwe partner. Zij ervaart veel steun van hem en van diens familie. De moeder hoopt op termijn weer zelf voor [minderjarige] te mogen zorgen. De moeder herkent de door de GI gestelde doelen en dat daar nog aan gewerkt moet worden. Zij heeft inmiddels medicatie om te stoppen met roken. De moeder wil intrekken bij haar partner, met wie zij een stabiele opvoedsituatie voor [minderjarige] (en haar zoontje uit een eerdere relatie) wil creëren. De moeder wil wel benadrukken dat het aan de GI is om het contact tussen de moeder en [minderjarige] stapsgewijs uit te breiden en om binnen de aanvaardbare termijn met [minderjarige] te werken aan een thuisplaatsing bij de moeder. De moeder wijst er hierbij op dat de kinderrechter in haar vorige beschikking over het toen overgelegde perspectiefbesluit heeft overwogen dat het zinvol is om eerst de resultaten van (trauma) therapie en de begeleiding van [hulpverlening] af te wachten, alvorens een definitief perspectiefbesluit te nemen. De moeder deelt nog mede dat zij bereid is om afstand te doen van de woning die zij met de vader deelde. Tijdens de mondelinge behandeling is het formulier hiervoor door beide ouders ingevuld. Ook geeft de moeder nog aan dat zij informatie over en de foto’s van [minderjarige], deelt met de vader.

4.4. De vader stemt in met het verzoek van de GI over de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige]. Hij staat overal achter, als het maar het beste is voor [minderjarige]. De vader is nu niet in staat om zelf voor [minderjarige] te zorgen. Hij is bezig met het organiseren voor hulpverlening voor zijn eigen problematiek. De vader probeert zo goed mogelijk om te gaan met de relatiebreuk. Hij wil voorlopig nog afstand houden van de moeder. Wel wil de vader graag contact met [minderjarige].

5 De beoordeling

C/02/436444 / JE RK 25-1062

5.1. In artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald dat de kinderrechter een minderjarige onder toezicht kan stellen van een GI, als een minderjarige zodanig opgroeit dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en

a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en

b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 247, tweede lid, in staat zijn te dragen.

In artikel 1:260, eerste lid, BW is bepaald dat de kinderrechter, mits aan de grond, bedoeld in artikel 255 is voldaan, de duur van de ondertoezichtstelling telkens kan verlengen met ten hoogste een jaar.

5.2. In artikel 1:265b van het Burgerlijk Wetboek (BW) is bepaald, dat de kinderrechter de GI op haar verzoek kan machtigen de minderjarige gedurende dag en nacht uit huis te plaatsen, als het noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van zijn geestelijke of lichamelijke gesteldheid. In artikel 1:265c, tweede lid, BW is bepaald dat de kinderrechter op verzoek van de GI de duur van de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige telkens met ten hoogste een jaar kan verlengen.

5.3. De ontwikkeling van [minderjarige] wordt nog steeds ernstig bedreigd. [minderjarige] is een nog zeer jonge minderjarige met een medische aandoening. [minderjarige] heeft hulp nodig bij het ademhalen, door ondersteuning van een beademingsapparaat. Ook is zij extreem gevoelig voor infecties. Zij heeft specifieke zorg en aandacht nodig, dat veel vraagt van de persoon die de zorg voor [minderjarige] draagt. Het ontbreken van de noodzakelijke zorg en aandacht voor [minderjarige] kan levensbedreigend voor haar zijn. De behandelende artsen voorzien dat [minderjarige] chronisch last zal blijven houden van haar zwakke longen.

5.4. De ernstige ontwikkelingsbedreiging kan niet of onvoldoende worden weggenomen met vrijwillige hulpverlening omdat in de periode nadat [minderjarige] uit het ziekenhuis was ontslagen, de ouders weinig belangstelling voor [minderjarige] hadden en zij niet hebben voldaan aan de voorwaarden voor een eventuele thuisplaatsing. Inmiddels werkt de moeder goed mee met de GI om de voor [minderjarige] noodzakelijke zorg te regelen. Ook komt de moeder de bezoekmomenten aan [minderjarige] na. Daarnaast is de moeder druk doende met het verbeteren van haar persoonlijke situatie en met het realiseren van een geschikte opvoedsituatie. De vader is nog maar kort in samenwerking met de GI en moet de structuur voor de bezoeken aan [minderjarige] nog vinden. Deze ontwikkelingen bij beide ouders zijn nog zeer pril en kwetsbaar. Daarvan kan nog niet gezegd worden,dat de benodigde medewerking in voldoende mate op vrijwillige basis verkregen kan worden.

5.5. De ondertoezichtstelling is daarom nog steeds nodig. De kinderrechter verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] voor de duur van een jaar, gezien de complexiteit van deze situatie.

5.6. Ook is de verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding. Beide ouders zien in dat zij op dit moment nog niet beschikken over een voor [minderjarige] geschikte opvoedsituatie en de capaciteiten om de verzorging van [minderjarige] zelf te dragen. Voor [minderjarige] is het belangrijk dat haar plaats in het pleeggezin waar zij verblijft in een passende woonomgeving en waar zij de zorg krijgt die zij nodig heeft, geborgd blijft met deze machtiging.

5.7. De kinderrechter verklaart de beslissing uitvoerbaar bij voorraad, zoals is verzocht. Dat wil zeggen dat de beslissing direct geldt, ook als iemand in hoger beroep gaat.

5.8. De GI heeft de kinderrechter verzocht om zich uit te laten over het perspectiefbesluit dat op 10 december 2024 is genomen. De kinderrechter sluit zich op dit punt aan op hetgeen de kinderrechter in haar beschikking van 6 maart 2025 daarover heeft overwogen en zij maakt die overweging onder 5.6. tot de hare. De kinderrechter neemt hierbij in aanmerking dat de GI het perspectiefbesluit sinds die beschikking niet heeft heroverwogen, met inachtneming van de recente ontwikkelingen bij de ouders. Ook is het door de GI aangevraagde onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming naar de noodzaak van een gezagsbeëindigende maatregel nog niet gestart. [minderjarige] is net één jaar oud. Volgens de GI zit [minderjarige] in een belangrijke fase van haar hechting aan de pleegouders. Echter, door toegenomen kennis over bijvoorbeeld gedeeld ouderschap, is bekend dat een kind zich kan hechten aan meerdere volwassenen tegelijkertijd. Ook is bekend dat de hechting aan de eigen ouders niet stopt als een kind in een pleeggezin woont.[1] Dat betekent dat de inspanningen van de GI ook in de komende periode gericht moeten zijn op het onderzoeken van de mogelijkheden van (één van) de ouders om zelf voor [minderjarige] te kunnen zorgen, daar waar nodig ondersteunende hulp in te zetten voor de ouders en te beoordelen of er sprake kan zijn van goed genoeg ouderschap. Daar hoort ook bij dat [minderjarige] in staat wordt gesteld om een band met haar ouders op te bouwen, via een daarbij passende omgangsregeling. Kortom, ook nu komt de kinderrechter tot de conclusie dat een perspectiefbesluit voor [minderjarige] op dit moment te prematuur is.

C/02/436559 / JE RK 25-1084

5.9. De kinderrechter wijst het verzoek tot het verlenen van vervangende toestemming voor het aanvragen van een Nederlands reisdocument af, nu deze op de zitting is geregeld. Hierdoor is het belang van de GI bij behandeling van dat verzoek komen te vervallen.

6 De beslissing

De kinderrechter:

6.1. verlengt de ondertoezichtstelling van [minderjarige] met ingang van 22 juli 2025 tot 22 juli 2026;

6.2. verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van [minderjarige] in een voorziening voor pleegzorg met ingang van 22 juli 2025 tot 22 juli 2026;

6.3. verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;

6.4. wijst het meer of anders verzochte af.

Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2025 door mr. Bogaert, kinderrechter, in aanwezigheid van Joosen als griffier, en op schrift gesteld op 23 juli 2025.

Tegen eindbeslissingen in deze beschikking is hoger beroep mogelijk bij het gerechtshof ‘s-Hertogenbosch. Hiervoor is een advocaat nodig. Wie kunnen hoger beroep instellen:

Richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming


Voetnoten

Richtlijnen jeugdhulp en jeugdbescherming