ECLI:NL:RBZWB:2025:5576 - Rechtbank Zeeland-West-Brabant - 20 augustus 2025
Uitspraak
Rechtsgebieden
Uitspraak inhoud
Civiel recht
Zittingsplaats Middelburg
Zaaknummer: C/02/436131 / HA ZA 25-327
Vonnis van 20 augustus 2025
in de zaak van
1 [persoon 1] ,
te [plaats 1] ,2. [persoon 2], te [plaats 2] , eisende partijen in de hoofdzaak, verzoekers in het incident, hierna samen te noemen: [persoon 1] en [persoon 2] , advocaat: mr. V.R. Pool,
tegen
FIRE PLACE FACTORY B.V., te Hulst, gedaagde partij in de hoofdzaak, verweerster in het incident, hierna te noemen: Fire Place, advocaat: mr. J.H. Tuit.
1 De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding tevens houdende incidenteel verzoek- de conclusie van antwoord in het incident.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2 Het geschil in de hoofdzaak
2.1. [persoon 1] en [persoon 2] vorderen – samengevat – een verklaring voor recht dat Fire Place toerekenbaar is tekortgeschoten, althans onrechtmatig heeft gehandeld, alsmede dat de toerekenbare tekortkoming c.q. onrechtmatige daad van Fire Place c.s.q.n. is voor de brand in de woning op 24 november 2019 van [persoon 1] en [persoon 2] en dat Fire Place gehouden is de schade te vergoeden, alsmede veroordeling van Fire Place tot betaling van € 386.922,20, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 24 november 2019.
2.2. Fire Place heeft in de hoofdzaak nog niet voor antwoord geconcludeerd.
3 Het geschil in het incident
3.1. [persoon 1] en [persoon 2] vorderen bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. Fire Place, althans (Fire Place en) ASR, te bevelen om binnen 8 dagen na het betekenen van het in deze zaak te wijzen vonnis in incident afschriften te verstrekken aan [persoon 1] en [persoon 2] van:
I. alle versies van de (in opdracht van ASR opgestelde) rapportage(s) van I-TEK naar de (oorzaak/toedracht van de) brand in de woning van [persoon 1] en [persoon 2] d.d. 24 november 2019 en II. alle versies van de (in opdracht van ASR opgestelde) rapportage(s) van [bedrijf 3] waarin de ten gevolge van voornoemde brand door [persoon 1] en [persoon 2] geleden inboedel- en opstalschade is begroot,
op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 per dag (een gedeelte van de dag daaronder begrepen) dat niet aan dit bevel, of een onderdeel daarvan, wordt voldaan, althans Fire Place te bevelen ex artikel 22 Rv om afschriften in het geding te brengen van alle versies van de (in opdracht van ASR opgestelde) rapportage(s) van I-TEK naar de (oorzaak/toedracht van de) brand in de woning van [persoon 1] en [persoon 2] d.d. 24 november 2019 en alle versies van de (in opdracht van ASR opgestelde) rapportage(s) van [bedrijf 3] waarin de ten gevolge van voornoemde brand door [persoon 1] en [persoon 2] geleden inboedel- en opstalschade is begroot, althans een zodanige voorziening (met bijbehorende dwangsom) te treffen, zoveel mogelijk in lijn met het hiervoor gevorderde, als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren,
Daarnaast vorderen [persoon 1] en [persoon 2] Fire Place te veroordelen in de proceskosten.
3.2. [persoon 1] en [persoon 2] en leggen aan hun vordering – samengevat – het volgende ten grondslag. [persoon 1] en [persoon 2] hebben voornoemde brandschade aan hun woning gemeld bij hun opstal- en inboedelverzekeraar, Reaal Schadeverzekeringen N.V. (hierna: Reaal). Reaal heeft daarop [bedrijf 1] B.V. (hierna: [bedrijf 1] ) ingeschakeld om een technische- en tactische expertise in te stellen naar de oorzaak van de brand. Op 9 december 2019 heeft [bedrijf 1] een vervolgonderzoek ingesteld gelijktijdig en in gezamenlijkheid met een technisch brandonderzoeker van I-TEK. I-TEK trad op namens ASR Schadeverzekering N.V. (hierna: ASR), de aansprakelijkheidsverzekeraar van Fire Place. Reaal heeft op 17 januari 2020 dekking geweigerd, omdat [persoon 1] bij de ingediende verzekeringsaanvraag geen melding had gemaakt van haar strafrechtelijk verleden. [bedrijf 1] heeft op 20 februari 2020 haar rapport uitgebracht. Bij brief van 12 augustus 2020 heeft ASR namens Fire Place aansprakelijkheid afgewezen. Ter onderbouwing van haar standpunt heeft ASR verwezen naar een in haar opdracht uitgebracht rapport van [bedrijf 2] . ASR heeft daarbij geen afschrift overgelegd van de rapportage(s) van I-TEK, noch heeft ASR hier iets over verklaard. Ook heeft ASR geen afschrift overgelegd van de rapportage(s) van [bedrijf 3] . Volgens ASR heeft [bedrijf 3] (in opdracht van ASR) de (omvang van de) schade van [persoon 1] en [persoon 2] vastgesteld op € 344.405,30 en de inboedelschade op € 32.517,00. Ondanks verzoeken daartoe heeft ASR geweigerd afschrift te verstrekken van de rapportages van I-TEK en [bedrijf 3] . Deze rapportages zijn opgesteld in het kader van de schadebehandeling.
3.3. De rapportages betreffen gegevens over de rechtsbetrekking tussen [persoon 1] en [persoon 2] en Fire Place. Het gaat om de (toedracht van de) brand en (omvang van de) schade waarvoor Fire Place aansprakelijk is. Daarnaast zijn de gegevens relevant voor de bewijspositie van [persoon 1] en [persoon 2] . Met het verstrekken van een afschrift wordt bewerkstelligd dat [persoon 1] en [persoon 2] en Fire Place over gelijke mogelijkheden beschikken om hun standpunten met betrekking tot de (toedracht van de) brand en de (omvang van de) schade (nader) te onderbouwen. [persoon 1] en [persoon 2] hebben om die reden voldoende belang bij een afschrift van de rapporten.
3.4. Fire Place voert – samengevat – het volgende verweer. ASR is in deze procedure geen procespartij. Het verzoek gericht tegen ASR is om die reden niet toewijsbaar. [persoon 1] en [persoon 2] beschikken reeds over rapportages van [bedrijf 1] en de Veiligheidsregio. Aan de hand van deze bevindingen hebben [persoon 1] en [persoon 2] de vordering tegen Fire Place ingesteld. Door zowel [persoon 1] en [persoon 2] , als Fire Place is (in de periode van 2019 tot en met 2022) geen beroep gedaan op enige bevinding van I-TEK. Niet blijkt dat de rechtsbedeling niet zou zijn gewaarborgd als het rapport van I-TEK geen deel uitmaakt van de procedure. Van enige noodzaak om over het bewijsmiddel ‘rapport van I-TEK’ te kunnen beschikken is niet gebleken. Door [persoon 1] en [persoon 2] is niet gesteld dat op enig onderdeel essentiële informatie zou ontbreken voor haar bewijslevering. Het verweer van Fire Place is vooralsnog niet gebaseerd op enig onderzoek of bevinding van I-TEK. [persoon 1] en [persoon 2] hebben om die reden geen belang bij het rapport van I-TEK. Door Reaal is EMN ingeschakeld om de schade te begroten. De schadebegroting van [bedrijf 3] is afgestemd met de experts van EMN. Nadat het Fire Place is gebleken dat [persoon 1] en [persoon 2] kennelijk niet beschikten over de rapportage van EMN en de daarin opgenomen schadecijfers, heeft Fire Place het tweede rapport van [bedrijf 3] met [persoon 1] en [persoon 2] gedeeld. Het belang van [persoon 1] en [persoon 2] bij het verkrijgen van het rapport van [bedrijf 3] is met het delen daarvan komen te vervallen.
4 De beoordeling in het incident
4.1. In artikel 195 lid 1 Rv is bepaald dat de rechter op verzoek van de partij die daar op grond van artikel 194 lid 1 Rv recht op heeft, de wederpartij kan bevelen tot het verstrekken van inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde gegevens waarover de wederpartij beschikt. Op grond van artikel 194 lid 1 Rv komt het recht op inzage, afschrift of uittreksel van a) bepaalde gegevens toe aan b) een partij bij een rechtsbetrekking, als zij c) daarbij voldoende belang heeft. Degene die inzage, afschrift of uittreksel verzoekt, moet zijn belang daarbij duidelijk omschrijven en zo nodig onderbouwen.
4.2. [persoon 1] en [persoon 2] hebben aangevoerd dat een afschrift van de rapporten van I-TEK en [bedrijf 3] benodigd zijn, zodat zij over gelijke mogelijkheden beschikken om hun standpunten te onderbouwen. Deze stelling is onvoldoende onderbouwd, omdat [persoon 1] en [persoon 2] niet hebben toegelicht om welke reden de inhoud van deze rapportages voor hen van belang zijn. [persoon 1] en [persoon 2] beschikken reeds over de rapportage van [bedrijf 1] , waarmee zij onder andere hun vordering hebben onderbouwd. Daarnaast beschikken zij thans over het rapport van [bedrijf 3] dat door Fire Place reeds is gedeeld. Dat [persoon 1] en [persoon 2] in hun procesvoering in het nadeel zijn, omdat Fire Place wel over het rapport van I-TEK beschikt is vooralsnog niet gebleken, mede nu zij dit rapport niet in haar verweer betrekt. [persoon 1] en [persoon 2] hebben gelet hierop onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij (op dit moment) een belang hebben bij hun vordering. Dit maakt dat de vordering wordt afgewezen.
4.3. De vordering gericht tegen ASR is overigens evenmin toewijsbaar, omdat zij geen procespartij is in deze procedure.
4.4. Meer subsidiair heeft Fire Place verzocht om op grond van artikel 22 Rv Fire Place te bevelen voornoemde rapportages over te leggen.
4.5. Op grond van het bepaalde in artikel 22 Rv kan de rechter – in elke stand van de procedure – partijen, dan wel één van hen, bevelen bepaalde stellingen toe te lichten of bepaalde bescheiden over te leggen. Of de rechter van die bevoegdheid gebruik maakt is overgelaten aan zijn procesbeleid. Op dit moment ziet de rechtbank (vooralsnog) geen aanleiding om van bedoelde (discretionaire) bevoegdheid gebruik te maken. De vordering wordt gelet hierop afgewezen.
4.6. [persoon 1] en [persoon 2] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van Fire Place worden begroot op:
5 De beoordeling in de hoofdzaak
5.1. De rechter zal de procedure verwijzen naar de rol op een hierna te noemen datum voor het nemen van de conclusie van antwoord.
5.2. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
6 De beslissing
De rechtbank
in het incident
6.1. wijst de vordering af,
6.2. veroordeelt [persoon 1] en [persoon 2] in de proceskosten van € 694,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [persoon 1] en [persoon 2] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
6.3. verklaart de proceskostenveroordeling tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
in de hoofdzaak
6.4. verwijst de procedure naar de rol van woensdag 1 oktober 2025 voor het nemen van de conclusie van antwoord,
6.5. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. Bosters en in het openbaar uitgesproken op 20 augustus 2025.